De licentie-overeenkomsten van softwareleveranciers blijken vaak voorwaarden de omvatten die volgens zowel de Nederlandse als de Europese wetgeving niet toegestaan zijn. De leverancier mag overdracht van software aan derden niet in alle gevallen verbieden. De reactie van de Business Software Alliance hierop zet gebruikers op het verkeerde been.
|
Een veelvoorkomende bepaling in zulke voorwaarden is dat de gebruiker de software niet aan derden mag overdragen. Ook doet een faillissement van de gebruiker de licentie veelal vervallen. Hierdoor zou een aanvankelijk legaal softwareprogramma na overdracht of faillissement automatisch illegaal worden. De gedachte die hieraan ten grondslag ligt, laat zich eenvoudig raden. Softwareleveranciers proberen zo de levensduur van hun licenties zoveel mogelijk te beperken, zodat zij steeds nieuwe overeenkomsten kunnen afsluiten en dus meer geld binnenhalen.
Uitputtingsleer
In het algemeen mogen softwareleveranciers de gebruikers bepaalde voorwaarden opleggen. Op grond van het auteursrecht heeft de maker van software (mits voldoende oorspronkelijk) namelijk het exclusieve exploitatierecht daarop. Hij kan zodoende anderen beletten om zonder toestemming zijn werk te exploiteren (de wet spreekt van ‘verveelvoudigen’ of ‘openbaar maken’). Ook mag hij voorwaarden stellen aan het gebruik. De meeste softwarelicenties bepalen bijvoorbeeld dat de gebruiker de software alleen in een specifiek gebied mag gebruiken, gedurende een bepaalde periode of op een beperkt aantal computers.
Op grond van Nederlandse en Europese wetgeving is echter een verbod op het overdragen van software aan derden niet in alle gevallen toegestaan. De ‘uitputtingsleer’ bepaalt namelijk dat, wanneer software door verkoop op een informatiedrager, zoals een cd-rom of de harde schijf van een computer, in het verkeer is gebracht, de rechthebbende daarmee zijn zeggenschap over dat ene exemplaar verliest. Daardoor is de koper van legale software vrij om de aan hem in eigendom toebehorende informatiedrager ’tweedehands’ door te verkopen.
Hoe zit het dan met de bijbehorende licentie, het gebruiksrecht? Mag ook dat gebruiksrecht samen met de drager vrij worden overgedragen, dus inclusief alle bevoegdheden die in die licentie staan opgenomen? Mag bijvoorbeeld iemand die een cd-rom met software van de oorspronkelijke koper heeft overgenomen, vervolgens echt gebruik maken van deze tweedehands software, ook als de bijbehorende licentie dat verbiedt? Een ontkennend antwoord op die vraag zou feitelijk tot gevolg hebben dat de uitputtingsleer een wassen neus is.
Niet aan banden
Vóór het computertijdperk hield het auteursrecht alleen rekening met ‘ouderwetse’ media, zoals boeken, kranten, foto’s en geluidsdragers. Het stond de eigenaar vrij om deze media in huiselijke kring te lezen, te bekijken of te beluisteren, zolang hij zich maar onthield van exploitatiehandelingen. Met de introductie van de computer heeft de wetgever een aanvullende regeling moeten treffen. Volgens de wet zou anders ook normaal gebruik van de eigen computer, zoals het laden, in beeld brengen en opslaan van software, neerkomen op verveelvoudiging. Technisch gezien kopieert een computer namelijk voortdurend software in en uit het werkgeheugen.
Om hier een mouw aan te passen heeft de wetgever ten aanzien van software uitdrukkelijk in de wet opgenomen dat niet als auteursrechtelijke inbreuk mag worden beschouwd "iedere verveelvoudiging, vervaardigd door de rechtmatige verkrijger van een exemplaar, die noodzakelijk is voor het met dat werk beoogde gebruik". Beoogd gebruik wil dus zeggen het laden, in beeld brengen en opslaan van software. Deze handelingen mogen de softwareleveranciers ook niet in een (licentie-) overeenkomst aan banden leggen.
Let wel, dit minimale gebruiksrecht en het verbod om dit recht in te perken zien niet toe op handelingen die verder gaan dan het beoogde gebruik van de software, zoals gebruik op meer dan één computer of het aanbrengen van wijzigingen in de software.
Standpunt BSA
Op grond van het voorgaande kunnen we dus concluderen dat veel licentieovereenkomsten in strijd met de wet overdracht van het beoogde gebruiksrecht verbieden. In gerechtelijke procedures zullen deze bepalingen vermoedelijk geen stand houden. Deze constatering is opmerkelijk nu bekende softwareleveranciers als Microsoft, Adobe en Compaq zich sinds enkele jaren hebben verenigd in een speciale opsporingsdienst, de Business Software Alliance (BSA).
Deze organisatie, vertegenwoordigd in 65 landen, heeft het bestrijden van illegale software in het bedrijfsleven als hoofdtaak. De afgelopen jaren heeft de BSA in Nederland haar pijlen vooral gericht op branches in het midden- en kleinbedrijf, onder meer de reclame- en de ontwerpbranche. Tijdens een omvangrijke invalcampagne heeft de BSA diverse ondernemingen uitgekamd op zoek naar illegale software. Daarbij worden verdachte computers zonder pardon in beslag genomen en afgevoerd. Volgens de BSA blijkt 100 procent van de invallen achteraf terecht te zijn, maar vanwege ‘privacy-redenen’ wenst zij hierover geen nadere details te geven.
De vraag dringt zich op wat het standpunt is van de BSA ten aanzien van de onwettige gebruiksvoorwaarden en vooral hoe haar beleid is ten aanzien van gebruikers bij wie tweedehands software op de computer wordt aangetroffen.
Bedenkelijk
De BSA geeft op die vraag via het hoofdkantoor in Londen de volgende reactie: "De meeste softwaretoepassingen worden geleverd met een licentie, zodat ze op een computer mogen worden geïnstalleerd. Bij de aankoop van een tweedehands computer dienen ook de licenties voor de geïnstalleerde software te worden meegeleverd. De koper moet beschikken over alle bijbehorende cd-rom’s, verpakkingen, handleidingen et cetera. Zo niet, dan is het beter om alle aanwezige software van de computer te verwijderen en nieuwe software aan te schaffen."
Met dit antwoord zet de BSA de consument op het verkeerde been. Anders dan de opsporingsdienst namelijk suggereert, wordt de verkrijger van een (tweedehands) computer namelijk wel degelijk juridisch eigenaar van alle daarop aanwezige software, mits die software rechtmatig in het verkeer is gebracht. Al dan niet bijgeleverde schijven, verpakkingen of handleidingen zijn daarbij in het geheel niet van belang. Bovendien mogen ook cd-rom’s met software in beginsel altijd worden doorverkocht (weliswaar onder de voorwaarde dat eerdere installaties ongedaan worden gemaakt).
Met hiervan afwijkende licentievoorwaarden zetten de softwareleveranciers hun afnemers in feite op het verkeerde been. Het is bedenkelijk dat de BSA niet van de gelegenheid gebruik maakt om deze veelvoorkomende onjuistheid in leveringsvoorwaarden alsnog recht te zetten en bovendien geen openheid geeft over haar opsporingsbeleid op dit punt.< BR>
Philippe van Wijnen, advocaat te Utrecht