Supercomputerfabrikanten Cray en NEC hebben de strijdbijl begraven over de verkoop van supers in de Verenigde Staten. Het Japanse NEC was sinds 1997 uitgesloten van de Amerikaanse markt nadat het bedrijf schuldig was bevonden aan dumppraktijken. Het noodlijdende Cray zal voortaan ook NEC-machines verkopen.
NEC betaalt in wezen 25 miljoen dollar voor de hernieuwde toegang tot de Amerikaanse markt. Voor dat bedrag verkrijgt het een belang zonder stemrecht van 8 procent in de Amerikaanse supercomputerproducent. Cray fungeert voor de komende tien jaar wereldwijd als wederverkoper van NEC’s vector-machines. De afzet van de Amerikaanse producent bestaat grotendeels uit parallelle supercomputers.
Het verschil tussen die twee supercomputerarchitecturen schuilt in de kracht – en daarmee het aantal – processoren. Vector-computers gebruiken een relatief klein aantal zeer krachtige processoren. Deze benadering is relatief duur. Parallelle supercomputers bestaan uit grote aantallen minder krachtige processoren die gekoppeld één grote, krachtige machine vormen.
Parallelle opmars
Volgens onderzoeksbureau IDC bestond vorig jaar bijna tweederde van de markt voor zware technische berekeningen uit parallelle supercomputers. In sommige toepassingsgebieden, zoals de luchtvaartsector en de automobielindustrie, genieten vector-machines echter nog altijd de voorkeur.
NEC beweert echter dat vector-systemen dit jaar de helft uitmaken van de wereldwijde supercomputermarkt en daarmee goed zijn voor een omzet van bijna zeshonderd miljoen dollar. Toch vertegenwoordigen ook deze cijfers een achteruitgang: vijf jaar geleden voerden vector-computers nog de boventoon en lag de omzet daaruit op achthonderd miljoen dollar.
Analisten menen hoe dan ook dat dit marktaandeel geleidelijk zal slinken doordat de goedkopere parallelle concurrentie oprukt qua rekenkracht. Computerfabrikanten als IBM, Compaq, Hewlett-Packard en ook Cray concentreren zich in toenemende mate op de ontwikkeling van parallelle systemen. Overigens laten Cray en NEC weten dat hun overeenkomst geen uitwisseling van technologieën omvat.
Kernvoorwaarde van het nu gesloten vredesverdrag is dat Cray diens oorspronkelijke aanklacht tegen NEC laat vallen. De eervorige incarnatie van Cray – dat tussentijds in handen is geweest van werkstationfabrikant SGI – had NEC namelijk beschuldigd van dumppraktijken. De Japanse supercomputerproducent zou zijn systemen onder de productieprijs verkopen in de VS om marktaandeel te veroveren.
Dumping
Cray heeft in juli 1996 een officiële klacht ingediend bij het Amerikaanse ministerie van Economische Zaken, dat NEC in september 1997 schuldig verklaarde. Het ministerie legde vervolgens een praktisch verkoopverbod op de Japanse supercomputers door een invoerheffing van 454 procent op de verkoopprijs in te stellen. Overigens betrof deze maatregel ook computerproducenten Fujitsu en Hitachi.
Cray voert nu gesprekken met Economische Zaken om de ban op NEC te verlichten of zelfs te schrappen. De Amerikaanse supercomputerfabrikant lijdt al sinds het midden van de jaren negentig onder een krimpend marktaandeel en weet dit – tot de ban op NEC’s machines – aan oneigenlijke concurrentie.
De strijd met Japanse supercomputerfabrikanten, aangevoerd door NEC en Fujitsu, loopt al sinds de jaren tachtig. Onder de wederzijds gehanteerde wapens bevonden zich ook beschuldigingen van het opwerpen van marktbarrières en het bedreigen van de nationale veiligheid. De Amerikaanse overheid is de grootste klant van Cray en gebruikt diens machines ook voor zeer geheime projecten, waaronder analyses van kernwapens en het gebruik daarvan.
Overigens zijn Fujitsu en Hitachi nog altijd praktisch buitengesloten van de Amerikaanse markt wat betreft supercomputers. Analisten voorzien dat deze twee leveranciers bij het ministerie zullen aandringen op gelijke behandeling als NEC krijgt.
Oorsprong
Het langlopende geschil tussen Cray en NEC ontvlamde in februari 1996, toen het Amerikaanse National Center for Atmospheric Research (Ncar), gevestigd in Colorado, een nieuwe supercomputer wilde aanschaffen. Dit rekencentrum liep toentertijd wereldwijd voorop wat betreft het verwerken en analyseren van weer- en klimaatpatronen. Het Ncar kreeg een offerte van NEC voor diens SX-supercomputer; het kon deze voor 35 miljoen dollar verkrijgen. Het toenmalige Cray, dat diezelfde maand voor 750 miljoen dollar werd overgenomen door werkstationspecialist SGI (toen nog Silicon Graphics Incorporated), protesteerde. De aangeboden machine zou namelijk normaliter honderd miljoen dollar kosten.
Dit conflict had de potentie uit te monden in een fikse handelsoorlog, wat het ministerie van Economische Zaken aanzette tot ingrijpen. Sindsdien was Cray nagenoeg alleenheerser in de Amerikaanse markt voor supercomputers. Fabrikanten van ‘gewone’, zware servers klommen echter op en vormden zo nieuwe concurrentie. Cray heeft vorig jaar in drie kwartalen (tot eind september) een omzet van 85 miljoen dollar behaald. Dat is nauwelijks eentiende van de jaarlijkse omzet die het oorspronkelijke Cray Research begin jaren negentig boekte. Het huidige Cray is het restant van het oorspronkelijke Cray Research, dat van februari 1996 tot maart 2000 in handen was van SGI alvorens over te gaan in handen van Tera Computer, dat zichzelf weer herdoopte tot Cray.