De Canadese regering blaast hoog van de toren: "Wij zijn het eerste land ter wereld dat alle openbare scholen en bibliotheken met een netwerk heeft gekoppeld – en aan internet heeft gehangen". Bovendien vordert het aansluiten van de hele gemeenschap. Of zoals verantwoordelijk minister van Industrie John Manley het verwoordt: "Canadezen, waar ze ook verblijven, krijgen nu de mogelijkheid virtueel te gaan waar ze willen". Een gigantisch groot land is – via de kabel en door de ether – digitaal de volgende eeuw ingedoken.
Canada moet voor de eeuwwisseling het land worden met de meeste internet-aansluitingen van de wereld", vond de Canadese regering in oktober 1993. "Door samen te werken moeten alle Canadezen de mogelijkheid krijgen de vaardigheden en gereedschappen te verwerven die hen in staat stellen successen te behalen in de wereldwijde, op kennis gebaseerde economie van de eenentwintigste eeuw." Het bleef niet bij mooie woorden. De regering trok er 260 miljoen Canadese dollar (circa 370 miljoen gulden) voor uit en sloot samenwerkingsverbanden af met het bedrijfsleven, wat de mogelijkheden aanzienlijk verruimde. Bovendien is sindsdien nog enkele tientallen miljoenen dollars extra uitgegeven aan nieuwe deelprojecten.
Een paar maanden voor de eeuwwisseling was het zover dat in elke uithoek van Canada aansluitingen op het internet waren verwezenlijkt. Dat is geen kleinigheid, als je bedenkt dat het van het oosten van Canada naar het westen vierduizend kilometer verder is dan van het oosten naar Europa: zo’n 7350 km van St. John’s in het oosten naar Victoria in het westen, 4350 km van St. John’s naar Dublin… Nederland past 240 keer in Canada. Het uitvoeringsprogramma daarvoor kreeg als titel ‘Connecting Canadians’. "Canada kan ervan profiteren als we de wereldleider worden in de ontwikkeling en het gebruik van geavanceerde informatie- en communicatie-technologieën", aldus de overheidsnotitie die bij de start verscheen. "We zijn verwikkeld in een wereldwijde race waarin snelheid het zal winnen. De landen die de leiding nemen zullen de op kennis gebaseerde economie van de volgende eeuw domineren. ‘Connecting Canadians’ is een programma om een Canada te bouwen dat wereldwijd zo’n leider kan worden."
Dat is echter niet met één pennenstreek bereikt. Er werden diverse deelprojecten gestart rond Canada online, ‘slimme gemeenschappen’, Canadese inhoud online, elektronische handel, deelregeringen online, en het promoten van dit project in de wereld. Centraal daarbij staat, zo meldt het Ministerie van Industrie, dat individuen, scholen, bibliotheken, kleine en grote bedrijven, landelijke gemeenschappen, bevolkingsgroepen van de oorspronkelijke bewoners, openbare instellingen en alle niveaus van de regering worden voorzien van nieuwe mogelijkheden voor leren, wisselwerking, afhandeling van zaken en ontwikkeling van hun sociale en economische vermogens. Dit ministerie coördineert alles rond nieuwe technologieën en internet. "We geloven dat het internet een krachtig stuk gereedschap is voor de economische en sociale ontwikkeling van alle Canadezen", zegt Manley. "Het doet er daarbij niet toe waar ze wonen of hoe ze leven."
Online met SchoolNet
Om alle dertig miljoen Canadezen online te krijgen zijn twee kernprogramma’s opgezet: Community Access Program en SchoolNet. Het eerste verschaft betaalbare openbare toegang tot het internet via publieke locaties als scholen, bibliotheken en gemeenschapscentra. In dit kader zijn meer dan tienduizend aansluitpunten tot stand gekomen, in nagenoeg alle steden, dorpen en gemeenschappen. Speciaal voor het aansluiten van zoveel mogelijk vrijwilligersorganisaties was voor 1998 tot 2000 een extra investering van 205 miljoen dollar (bijna driehonderd miljoen gulden) beschikbaar gesteld.
SchoolNet moet leerlingen en studenten helpen bij het leren communiceren via internet. Het is uitgegroeid tot een van de belangrijkste onderdelen van ‘Connecting Canadians’. Bijna alle projecten zijn ermee gelieerd of maken er gebruik van. Centraal staat in deze structuur een website waar duizenden onderwijs-hulpbronnen en -diensten zijn te vinden, inclusief training. "Het is", zoals het ministerie dat formuleert, "een etalage van de beste oefeningen voor het integreren van informatietechnologie en leren. Er ontstaan klaslokalen zonder muren, met eindeloze toegang tot informatiebronnen en communicatie zonder grenzen". Iedere school en iedere bibliotheek in Canada heeft nu een aansluiting op het internet. Gewerkt wordt aan het verbinden van ieder klaslokaal aan die schoolkoppeling. Daarnaast krijgen onderwijzers, docenten en scholen financiële ondersteuning om online-projecten te ontwikkelen en om de beste keuzes te kunnen maken bij de aanschaf van computer-hardware en -software.
Onderdelen van SchoolNet zijn onder meer Campus WorkLink, CanConnect, Computers for Schools, Digital Collections, First Nations en GrassRoots Program. De Campus WorkLink brengt studenten van hogescholen en universiteiten en werkgevers met elkaar in contact door vergelijking van vaardigheden en wensen. In CanConnect worden bedrijven, organisaties en gemeenschappen gemobiliseerd om jongeren ICT-vaardigheden bij te brengen.
Het deelproject Computers for School probeert bedrijven, regeringsinstellingen en organisaties zover te krijgen dat ze hun overtollige computers beschikbaar stellen aan scholen en bibliotheken. Dit wordt ondersteund door de organisatie Telephone Pioneers of America. Daarbij zijn in heel Noord-Amerika meer dan 800.000 actieve gepensioneerde vrijwilligers aangesloten die bij hun voormalige werkgevers (met hun steun en sponsoring) mogelijkheden onderzoeken voor hulpprojecten in het onderwijs. Doel is voor 31 maart 2001 250.000 computers in alle klaslokalen en openbare bibliotheken in Canada te hebben. Het gaat vooral om gebruikte PC’s en Mac’s. Over heel Canada verspreid zijn er 55 servicecentra die deze apparaten opknappen en geschikt maken voor internet- en schoolgebruik. Sommige van die centra zijn aan scholen verbonden en zijn geïntegreerd in de lesplannen: leerlingen kunnen hiermee na schooltijd technische ervaring opdoen.
Digitale collecties
Visitekaartjes voor het SchoolNet-programma zijn de onderdelen Digital Collections, First Nations en GrassRoots. Voor deze projecten worden websites opgezet met toegang tot databanken vol met informatie over Canadese onderwerpen, vooral op het gebied van cultuur en geschiedenis. Teams van jonge mensen worden ingehuurd om samen met bedrijven, instituten en andere organisaties Canadees materiaal toegankelijk te maken via de website van SchoolNet. Daarbij gaat het vaak om minder bekende onderwerpen. Bij First Nations worden daarvoor met name de oorspronkelijke bewoners van Canada ingezet. Bij het GrassRoots-onderdeel doen de onderwijzers en studenten het zelf. In alle activiteiten wordt zoveel mogelijk gewerkt in de eigen taal van de ontwikkelaars. Dat betekent dat er ook websites zijn in de indianentalen en het Frans. Een groot deel van Canada heeft Frans als moedertaal, met name in de provincies Québec en New Brunswick en de aangrenzende gebieden. Soms worden sites daarom ook naar die taal overgezet. Het Engels is echter toch de meest gebruikte taal.
Recente voorbeelden van digitale collecties zijn het virtuele museum Tignish over tweehonderd jaar Acadische en Ierse bevolkingsgroepen in de provincie Prince Edward Island, de geschiedenis van de zwarte gemeenschap in Ontario, de Franstalige mensen in het uiterste noorden, een virtuele tour door de binnenstad van Hamilton in Ontario, een van de eerste milieurampen – het zinken van de olietanker Arrow bij Nova Scotia in 1976, leven en werken van de dichter Milton Acorn, de planten- en dierenwereld van de maritieme provincies, het archief van de eskimo-fotograaf Murray Mackenzie over cultuur en geschiedenis van de noordelijke oorspronkelijke bewoners, de deelname en opofferingen van de mensen van de provincie Newfoundland and Labrador in de Eerste Wereldoorlog – bij Beaumont Hamel in Frankrijk in juli 1916, en de digitalisering van taal en liederen van zes oorspronkelijke Canadese volkeren.
Meer dan 100 jaar de eerste
Uit een van die digitale collecties blijkt dat Canada al bijna 150 jaar voorop loopt met informatie- en communicatie-technologieën. Al in 1858 werden de eerste schreden gezet in de informatie-eeuw, toen bij Newfoundland onder leiding van Samuel Morse de eerste transatlantische telegraafkabel aan land kwam. Daarmee kwam de eerste verbinding tot stand tussen Europa en Noord-Amerika. In 1881 werd bij Canso in de Canadese provincie Nova Scotia nog een transatlantische kabel aangesloten. Kort daarna waren regelmatig commerciële telegrafieverbindingen tussen Europa en Noord-Amerika mogelijk.
De website brengt het verhaal van die ‘originele informatiesnelweg’ vanuit verschillende gezichtspunten. Je kunt de moeilijkheden bekijken die de kabelleggers ondervonden tijdens hun tocht over de Atlantische Oceaan in soms stormachtig weer. De landing bij Canso en de gevolgen ervan voor het naburige dorp Hazel Hill worden verteld. Maar je kunt ook kiezen voor de technische uitleg van de telegrafie in die dagen. En er zijn aardige feiten te vinden over de telegrafie, zowel via de kabel als draadloos. Zo zal bijvoorbeeld niet algemeen bekend zijn dat het eerste nieuws over de zinkende Titanic in 1912 door een Canadese radiotelegrafist werd ontvangen.
De coördinator van het Canso- en telegrafieproject, Troy Greencorn, is enthousiast over de vele voordelen van het telegram. "Het project gaf ons de impuls onze eigen geschiedenis te schrijven", zegt hij. "Onze gemeenschap had nooit de tijd genomen onze historie ergens op te slaan. Nu staat die voor iedereen te lezen op het internet." Volgens hem zijn technologie en communicatie een even belangrijk onderdeel van de Canso-traditie als de visserij-industrie. "Ons gemeentekantoor is gehuisvest in het oude Western Union-gebouw. De oude kabels liggen nog altijd in de kelder." Western Union was de maatschappij die in 1881 een transatlantische telegrafiekabel bij Canso aan land bracht, later werd de Union opgevolgd door het bedrijf Maritime Telephone and Telecommunications (MTT). "Het is ironisch dat 115 jaar later MTT hier kwam om ons op het internet aan te sluiten", aldus Greencorn.
Sinds 1996 heeft de Canadese overheid tegen de tweeduizend jonge mensen ingehuurd om dit soort websites samen te stellen en via de digitale collecties van SchoolNet toegankelijk te maken. Er zijn er nu rond de driehonderd gemaakt, waarvan veertig door zo’n 150 jongeren uit groepen van de oorspronkelijke bewoners van Canada. "Door deelname hieraan krijgen jonge mensen de gelegenheid de kloof te overbruggen tussen hun belangstelling voor kunst, erfgoed, het maken van internet-inhoud, onderwijs en informatietechnologie", zegt Jim Bruce van het indiaanse cultureel centrum van de provincie Saskatchewan. Canada’s inheemse cultuur, geschiedenis en ondernemersgeest krijgen via deze digitale collecties een kans naar buiten te treden. Behalve de Canadese federale, provinciale en territoriale overheden zijn bij SchoolNet telefoonmaatschappijen, onderwijskundige organisaties, netwerk- en mediabedrijven en de bestuurdersorganisaties van de oorspronkelijke bewoners zowel financieel als anderszins betrokken.
Wortels en senioren
Zoveel mogelijk bevolkingsgroepen komen in het project ‘Connecting Canadians’ aan bod. SchoolNet heeft daarvoor nog het GrassRoots-programma en als apart project is ‘Generations CanConnect’ gestart. Bij GrassRoots (letterlijk gewone mensen of basisfeiten) krijgen jongeren de gelegenheid zich academische, arbeids- of computervaardigheden eigen te maken door informatie- en communicatie-technologieën in het leren te integreren. Scholen kunnen geld krijgen voor het creëren van innovatieve en interactieve internetprojecten, op voorwaarde dat studenten en docenten die gezamenlijk opzetten. Daarbij dient het onderwerp gerelateerd te worden aan het leerplan en moet het project gericht zijn op het leren uitvoeren van activiteiten door gebruik te maken van het internet. Inmiddels zijn er al meer dan drieduizend van die projecten voltooid; de begroting voorziet in 20.000 GrassRoots-projecten. Sinds oktober stelt ook Statistics Canada (het Canadese bureau voor de statistiek) digitaal cijfermateriaal beschikbaar voor het basis- en secundair onderwijs.
‘Generations CanConnect’ wil een brug slaan tussen jongeren en ouderen. Het project is vorig jaar opgezet met het doel de jeugd bij te brengen wat anderen van het leven denken. Bovendien komen de jongeren zo in aanraking met goede burgerschapszin en nemen zij deel aan het maatschappelijk leven, terwijl ze vaardigheden verwerven in het gebruik van nieuwe technologieën. De groeiende groep ouderen kan model staan en als mentor fungeren, terwijl ook zij leren de informatiesnelweg te betreden. Uiteindelijk moet dit resulteren in een digitaal archief van herinneringen, ervaringen en persoonlijke schatten van ouderen.
Satellietverbinding
Zo’n 75 procent van de Canadese bevolking woont in een strook van driehonderd kilometer langs de grens met de Verenigde Staten. Dat betekent dat telefoon- en internet-verbindingen naar de meer afgelegen streken kostbaar zijn. Al bij de opkomst van communicatiesatellieten zag Canada de mogelijkheid ook geïsoleerde gebieden met de dichter bevolkte gebieden en de rest van de wereld te verbinden. Begin jaren zestig werd dan ook de eerste satelliet voor dit doel gelanceerd en sindsdien is het gebruik ervan sterk gegroeid. Ook verafgelegen dorpen van indianen en eskimo’s hebben nu telefoon en televisie, zij het altijd via satellietschotels. ‘Connecting Canadians’ biedt nu dus ook toegang tot internet via de ether.
Een voorbeeld daarvan is Brennan Creek, een geïsoleerd houthakkersdorp in het binnenland van de westelijke provincie Brits-Columbia. De enige verbinding met de buitenwereld bestond uit een radiotelefoon die beschikbaar was gesteld door de bosbouwmaatschappij. De school telt één klas en de lerares, Florence Harrison, wilde dolgraag toegang tot het internet voor haar twaalf leerlingen. SchoolNet en het provinciale onderwijsnetwerk van Brits-Columbia hebben dat in de loop van vorig jaar mogelijk gemaakt door het installeren van een mobiele satellietschotel en -ontvanger. Alle scholieren hebben nu e-mail en toegang tot het internet. "Het bewijs daarvan ontving ik onlangs", zei minister van Industrie John Manley bij het overhandigen van de 125.000ste computer aan de Gloucester Highschool in Ontario. "Ik kreeg via e-mail een persoonlijk bedankje van een van hen."
"Onze studenten hebben veel profijt van dit project", zei schoolhoofd Bob Armstrong van Gloucester High. "Ze krijgen hierdoor de mogelijkheid te leren wat het geheim van computers is door eraan te werken. Veel van onze studenten konden de ervaringen die ze hier ontwikkeld hadden, bijna direct verzilveren op de banenmarkt. Onze studenten hebben er een echt voordeel mee gekregen ten opzichte van medekandidaten."
Opleiding in e-handel
Twee jaar geleden trok de Canadese regering opnieuw zestig miljoen dollar (zo’n 85 miljoen gulden) uit voor een periode van drie jaar. Nu werd het deelprogramma ‘Smart Communities’ opgezet. In de loop van dit jaar moeten er twaalf demonstratieprojecten zijn opgestart, waarmee de informatietechnologie verder in de maatschappij wordt geïntegreerd. Deze ‘Smart Communities’ moeten het maximale halen uit de mogelijkheden die nieuwe technologieën bieden, niet alleen voor beter onderwijs maar ook voor een betere gezondheidszorg en voor het plaatselijke bedrijfsleven.
Opvallende voorbeelden van innovatie in de informatietechnologie op nationaal niveau zijn de eerste veiling van zenderfrequenties via internet in het afgelopen najaar en de ondersteuning van breedband- en zeer-hogesnelheids-netwerken als internet-2 en CA*net-3. Dat laatste is het meest geavanceerde, optische onderzoeks- en ontwikkelings-netwerk ter wereld en is beschikbaar voor onderzoekers van universiteiten en bedrijven. De Dalhousie-universiteit in Halifax, Nova Scotia, startte in september een opleiding in e-commerce die leidt tot een internationale Masters-graad, naar eigen zeggen de eerste van de wereld.
Bij de vaart waarmee Canada bezig is internet en nieuwe technologieën gemeengoed te maken, steken de activiteiten in Nederland schriel af. Begin november sloot minister Hermans van Onderwijs een overeenkomst met Enertel en nl.tree (voorheen EducatiefNet en voor negen kabelbedrijven optredend als vertegenwoordiger) om het onderwijsnetwerk Kennisnet voor alle scholen toegankelijk te maken.
Kennisnet is nog altijd niet echt van de grond gekomen. Nu is als streefdatum 1 januari 2003 genoemd. Dat zou dan drie jaar zijn nadat Canada alle openbare scholen en bibliotheken heeft aangesloten. De VS streeft naar hetzelfde in de loop van dit jaar en Groot-Brittannië wil het tegen 2002 bereikt hebben.
Niet voor niets zegt de Canadese regering dat haar SchoolNet-programma nu over de hele wereld wordt gekopieerd. Minister van Industrie Manley: "Informatietechnologieën hebben onze wereld letterlijk naar een ander tijdperk gehaald." Vooral de explosieve groei van internet verandert de wereldeconomie in een 24-uurs-markt die zo dichtbij is als een woonkamer of een kantoor en net zo toegankelijk als een toetsenbord van een computer.
De nieuwe slogan van het plaatsje Lanark County in Ontario, vlakbij Ottawa, is tekenend. Bij het installeren van een hogesnelheidsverbinding om het telewerken te stimuleren luidde hun leus: Lanark County; tien seconden van Tokio, tien minuten van het weekendhuisje … wat een leven!"
Ronald de Lange, freelance medewerker