In hoeverre kan een hoogleraar die, al of niet in deeltijd, is verbonden aan een adviesbureau, objectief oordelen over zaken waaraan het adviesbureau geld verdient (of hoopt te verdienen)? Max Schulte vraagt zich dat ernstig af.
In het artikel ‘Registraties verbeteren zorg’ door Robert Stegwee (Computable 19 september) is er een kleine, maar veelzeggende fout geslopen in de ondertekening. Nu staat er: hoogleraar Bedrijfsinformatiekunde aan de Universiteit Twente, parttime adviseur bij Cap Gemini Ernst & Young. Beter is: Adviseur bij Cap, benevens deeltijd-hoogleraar.
Stegwee vergeet te melden dat zijn baas één van de gieren is die azen op een stuk van de prooi. En zoals Hans Rutgers een bladzijde verderop ook al stelt, kun je van uurtje/factuurtje-partijen geen innovatieve inbreng verwachten. Cgey heeft recent een lucratief contract binnengesleept met de dbc-codes (diagnose behandel combinaties) en nu lijkt het er op dat de Cap-baas aan de Stegwee-touwtjes getrokken heeft.
Ook de inhoud van het artikel komt weinig overtuigend over. Het dbc-traject is een taxonomische opgave en mijn praktijk wijst uit dat object en code maar zelden honderd procent ‘matchen’. Hoe verfijnder de codering, des te moeilijker wordt het voor de arts om de meest passende keuze te vinden. Voor kort-door-de-bocht-specialismen is dit minder bezwaarlijk dan voor de meer beschouwende vakken. Het zal een probleem worden om het schema dermate flexibel te houden dat het aansluit op nieuwe ontwikkelingen. De commissie die belast is met het vaststellen van de dbc-codes zal de zoveelste machtsfactor worden in het complexe veld van de gezondheidszorg.
De invoering van dbc’s brengt extra bureaucratie binnen en werkt dus kostenverhogend. Het moet nog maar blijken of het systeem ook een kostenbesparende kant heeft. Ik vrees dat dit nooit aangetoond zal kunnen worden. Zeker niet als de opdracht om dat uit te zoeken wordt gegund aan een in belangen verstrengelde hoogleraar en ik weet niet of er nog wel andere bestaan in het bedrijfskunde-wereldje.
Wat op de korte termijn al wel gebeurt, is dat veel oudere specialisten er geen heil meer in zien om met dit systeem aan het werk te gaan en besluiten hun praktijk versneld af te bouwen. Een netto verlies van mankracht, dat voorlopig nog niet gecompenseerd kan worden met de instroom van jonge specialisten, want die zijn er niet. De werkdruk op de zittende artsen wordt daardoor vergroot en dan zullen de administratieve werkzaamheden als eerste als ballast ervaren worden. < BR>
Max Schulte