Is informatie- en communicatietechnologie de locomotief van de huidige economie? Sterker nog: is zij de wegbereider van een nieuwe economische orde en luidt zij het einde van de conjunctuur in? Menig econoom orakelt van wel. Overtuigende bewijzen zijn echter niet voorhanden. De visie van vijf economen.
ICT is vandaag de dag veelbesproken. Holle kretologie over de onmisbaarheid ervan gaat gepaard met superwinsten, de aandelenkoersen van Internet-bedrijven stijgen de pan uit, er is een schreeuwend tekort aan arbeidskrachten. Wie in de automatiseringssector werkt, zou de indruk kunnen krijgen dat de wereld niet meer om informatie- en communicatietechnologie heen kan. Maar hoe belangrijk is het fenomeen echt? Hebben we daadwerkelijk te maken met een ‘nieuwe’ stoommachine die een geweldige uitwerking heeft op de economie?
Wie de cijfers bekijkt, staat snel weer met beide benen op de grond. Het aandeel van de ICT-sector in de Nederlandse economie oogt bescheiden: volgens cijfers uit 1997 is er ruim 20 miljard gulden aan omzet, dat staat gelijk aan zo’n 3 procent van het bruto nationaal product (703 miljard). Er werken tussen de 80.000 en 160.000 mensen, al naar gelang de invulling van de definitie van het begrip ICT, en dat is goed voor zo’n 1,5 à 2 procent van de werkgelegenheid. "Zo fantastisch belangrijk is ICT kennelijk ook weer niet", constateert Marc Pomp, kenniseconoom bij het Centraal Planbureau. "De meeste sectoren zijn groter en nog steeds zijn de investeringen in gebouwen, machines en auto’s hoger dan in ICT."
Effect van ICT…
Keizer Frans-Joseph I van Oostenrijk-Hongarije ontving medio vorige eeuw in zijn Habsburgs paleis een commissie die ijverde voor het bouwen van een spoorlijn tussen Wenen en Budapest. Op hetzelfde moment arriveerde bij het paleis de postkoets uit de Hongaarse stad. Frans-Joseph trok een gordijn in de ontvangstzaal open, wees op de koets en riep: ‘Mijne heren, waar praten we over: een heel spoor voor maar zes reizigers’.
"Dit voorbeeld toont aan hoe onvoorspelbaar de invloed van de invoering van de spoorwegen was in de negentiende eeuw", zegt Ton van Reeken, docent bedrijfseconomie aan de universiteit van Maastricht. "Zoiets geldt ook voor de stoommachine: niemand zal ontkennen dat deze uitvindingen van groot economisch belang zijn geweest. Maar hoe toon je dat aan in harde cijfers? Het bouwen van een tunnel zorgt ervoor dat je niet steeds over die berg hoeft te lopen. Maar wat precies de invloed op de economie is, valt niet vast te stellen. Het bepalen van het belang van ICT is hiermee vergelijkbaar. Het is net zo moeilijk als het bepalen van de invloed van het onderwijs op de macro-economie. Je kunt er geen stukje uithalen om er een proef mee te doen."
"IT leent zich niet goed voor cijfermatige, empirische berekeningen", vindt ook Luc Soete, directeur en hoogleraar Maastricht Economic Research Institute on Innovation and Technology (Merit). "Het gaat meestal om een beperkt deel dat becijferbaar is, namelijk de onmiddellijk directe investeringen in ICT-goederen. Er spelen veel andere aspecten mee. Kijken we naar de Verenigde Staten en Nederland, dan zien we een economie die sterk is gebaseerd op dienstverlening. Meten wat daarvan de productie is, is een uitermate lastige aangelegenheid. Laat staan het bepalen van het belang van ICT daarin. Het effect van technologie is moeilijk te meten in vergelijking met factoren als kapitaal en arbeid."
CPB-onderzoeker Pomp erkent dat de economische cijfers van het planbureau niets zeggen over zaken als geluk, welvaart en welzijn. "ICT heeft vaak met de factor kwaliteit te maken: werk wordt leuker omdat je bijvoorbeeld informatie via Internet kan verkrijgen. Alleen, er zit geen kwaliteitsindex in het Bruto Nationaal Product. In feite zouden we een kwaliteitsmeting moeten houden. Dat is moeilijk, al geldt dit niet alleen voor computers. Een bekend voorbeeld is de gloeilamp: die is in de loop der tijd beter en beter geworden met steeds meer lumen per gulden. De consumentenindex nam dit echter niet waar."
…is moeilijk te meten
Het vinden van andere rekenmethodes lijkt een heilloze onderneming. Ton van Reeken draagt als alternatief een model aan waarbij vergelijkingen worden getroffen tussen landen onderling. "De economische structuren van landen onderling zijn verschillend, zoals agrarisch, dienstverlenend, transport of productie. Elk land heeft IT-bedrijven, al leent het ene land (zwaartepunt dienstverlening) zich beter voor IT-toepassingen dan het andere land (zwaartepunt landbouw). De ICT-sector is groeiende, waarbij de groeimarge vele malen hoger is dan bij bijvoorbeeld agrarische bedrijven of horeca-ondernemingen. De groei van het BNP moet in landen met veel IT-bedrijven dan ook hoger zijn dan in andere landen. Ierland en Singapore zijn hier goede voorbeelden van."
Professor Eduard Bomhoff van Nijfer, het economisch onderzoeksinstituut van de universiteit Nijenrode, kan zich wel vinden in zo’n internationale vergelijking. Hij vindt dat het CPB teveel bezig is met tellen, waardoor het tal van factoren buiten sluit. "Mijn instituut werkt op basis van dwarsdoorsnedes en vergelijkingen. Neem de KLM: wat is voor deze maatschappij cruciaal om te overleven? Dat zijn bijvoorbeeld flexibele, scherp concurrerende prijzen, in plaats van het vaste tarievenboekje van een paar jaar geleden. Om met die prijzen te werken, zijn weer bepaalde computerprogramma’s nodig. Op deze manier kan worden vastgesteld wat het belang is van zoiets als automatisering."
Luc Soete vindt eveneens dat er op een andere manier moet worden gemeten. "De Verenigde Staten zijn al volop in de weer met zogeheten hedonische prijzen: aan bepaalde factoren, zoals kwaliteit en verbetering, wordt een waarde gegeven. Zo staat niet langer prijs centraal als wegingsfactor voor productiviteitsgroei, maar ook de uitbreiding van computercapaciteit. In mijn discussies met het CPB en andere meetinstellingen heb ik het vaak over de overschatting van de inflatie. Dat honderd gulden in de jaren zestig nu – ik zeg maar wat – vijftig gulden waard is. Maar toen kon je er geen kleuren-tv, computer en Internet-aansluiting mee bekostigen. Daarbij komt dat deze instellingen inflatie bepalen aan de hand van een mandje vaste goederen. Ze kijken puur naar de koopkrachtvermeerdering. Maar hoe reken je dan de continue technologische verbeteringen door, zoals de invoering van het mobiel bellen? Dan komt de factor kwaliteit weer om de hoek kijken, en die is de laatste twintig jaar zeker toegenomen."
Van econoom en Nobelprijswinnaar Robert Solow is de rake typering dat het computertijdperk overal aanwezig is, behalve in de productiviteitsstatistieken. Toch kan het een kwestie van tijd zijn eer deze veel aangehaalde uitspraak uit begin jaren negentig is achterhaald. De optimisten onder de economen wijzen naar het verleden en stellen dat het effect van de invoering van revolutionaire ontwikkelingen – zoals de elektriciteit en de spoorwegen – op de productiviteit pas na dertig à veertig jaar meetbaar economisch nut opleverde. Professor Bill Melody, hoogleraar economie van infrastructuren aan de TU Delft, is één van hen: "De massale automatisering begon in de jaren zeventig, dus dat duurt nog even. We verkeren nog in een leerfase."
Toch pleit ook hij voor het meten van de kwaliteit van verbeteringen. Hij noemt het regelmatig interviewen van experts als een mogelijkheid. "Informatieverwerking is zo anders dan het maken van industriële producten. De voordelen kunnen niet worden aangetoond via de oude methode ‘research-input-output’. Het zijn diensten in plaats van goederen. Computers produceren nu eenmaal niets."
Nieuwe economie
Ondanks de meetproblemen wijzen sommige economen als verklaring voor de aanhoudende economische groei in de Verenigde Staten en Europa naar het toenemend gebruik van ICT. Luc Soete: "Wanneer je naar het technologisch meest vooruitstrevende land kijkt, dan is dat de Verenigde Staten. Historisch gezien valt op dat dit land al vanaf het begin van de jaren negentig een hogere economische groei kent, culminerend in een hogere productiviteitsgroei van zelfs 2 à 3 procent de laatste jaren. Dat is hoogconjunctuur, historisch ongeëvenaard. Vandaar dat economen zich afvragen of er soms iets nieuws aan de hand is."
Ook in Nederland blijven de consumentenbestedingen hoog en wakkeren deze de economische groei aan. De groei over het eerste halfjaar van 1999 bedroeg 3,1 procent. Het financieringstekort is nagenoeg weggewerkt en de begroting zal volgend jaar na een kwart eeuw van tekorten op 0,1 procent na in evenwicht zijn. Soete vermoedt dat in de Nederlandse economie dezelfde fenomenen te zien zullen zijn als in de VS. Volgens hem zien de klassieke economische modellen de invloed van ICT over het hoofd en dan met name de onbegrensde communicatiemogelijkheden. Het zwaartepunt komt steeds meer op informatieproducten te liggen, in plaats van op industriële goederen.
Soete en tal van collega-economen spreken over de komst van een nieuwe economie die niet meer wordt geplaagd door inflatie, laagconjunctuur, recessie en werkloosheid en waarbij de productiviteit voortdurend stijgt. De aandrijver is de digitale revolutie. Deze veroorzaakt een reeks effecten, zoals de uitbreiding en verdieping van het reeds bestaande mondiale economische netwerk door de communicatiemogelijkheden van Internet en mobiele telecommunicatie, de vermindering van risicovolle voorraden door de opkomst van elektronische handel, en het spotgoedkoop verspreiden van kennis en informatie. Bovendien treedt er een zogeheten extern netwerkeffect op: het nut van PC’s en netwerken neemt toe vanwege de groeiende stroom gebruikers. Daardoor treden er schaalvoordelen aan de vraagzijde van de markt op.
In de nieuwe economie verandert de markt fundamenteel van aanzien. Informatie-overdracht is geen zogeheten rivaal goed, zoals een auto. Die komt uit een productieketen en kan per keer maar eenmaal worden verkocht. Een softwareprogramma daarentegen kan via Internet steeds worden gedownload, waarna de eigenaar het product opnieuw kan verkopen. Dat is een niet-rivaliserende markt. Prijsbepaling is moeilijk omdat die niet is gebaseerd op schaarste. Of er nu honderdduizend of een miljoen kopers zijn, de kostenstructuur blijft dezelfde. De vaste kosten zijn hoog, maar de marginale kosten zijn nul omdat de levering via Internet geschiedt. Volgens de wetten van de micro-economie zou dan de prijs nul moeten zijn. Een softwarefabrikant piekert hier natuurlijk niet over: hij bepaalt een prijs die op zijn minst de hoge vaste kosten afdekt. Gaat de verkoop goed, dan kunnen de winsten pijlsnel worden vergroot, zoals bij Microsoft.
Regulatie
Soete laat in dit verband het begrip casino-economie vallen. "Sommige worden superrijk, anderen verdienen geen cent of gaan over de kop. Wat dat betreft is de ICT-sector vergelijkbaar met de filmindustrie en Bill Gates met Steven Spielberg. In een normale economie corrigeert de concurrentie. Maar in de informatie-economie beschermt men zich juist tegen concurrentie, via licentie-overeenkomsten en copyright. Daarom krijgt regulering zo’n dominante rol op de markt, om eventuele monopolievorming tegen te gaan."
De nieuwe economie draait om de inhoud, de zogenoemde content. In plaats van fysiek kapitaal groeit het belang van immaterieel kapitaal, zoals kennis, licenties, eigendomsrechten, octrooien en auteursrechten. Dat zorgt voor nieuwe economische kwesties zoals: Wat is de waarde en kwaliteit van informatie, hoe zoek je je info en hoe wordt het verhandeld, en voor hoe lang bezit iemand auteursrechten? "Iedereen weet wat kolen en bloemen zijn – alle politiek, beleid en marketing zijn hierop gericht – maar wat is precies kennis?", stelt Melody. "Er zijn nieuwe vormen van regulatie nodig. Maar hoe reguleer je transacties op Internet? Regelgeving is moeilijker dan iedereen denkt. De meeste regelgeving is lokaal en niet globaal. We moeten opschieten, voordat er economische schade ontstaat door fraude-achtige zaken. Ik trek wel eens de vergelijking met de beginjaren van het kapitalisme: toen was het letterlijk knokken tussen de Amerikaanse telecom-bedrijven. Het duurt dus een eeuw voordat er een beetje civilisatie heerst."
Marketing
Netwerkeconomie, kenniseconomie, elektronische economie, informatie-economie; de nieuwe economie laat zich vangen in diverse termen. Luc Soete – die als een ware paladijn van de nieuwe economie te laat komt op onze afspraak, omdat hij thuis aan het Internetten was – spreekt het liefst over ‘infonomie’, om het onderscheid met economie aan te scherper. "De echte waarde zit in informatie. In de klassieke economie gaat het om verdelingsvraagstukken rond schaarste. Dit gaat terug op de theorieën van Adam Smith. In de infonomie gaat het om het probleem van de selectie uit de informatie-stortvloed. Dit is een nieuwe wetenschap."
Eduard Bomhoff loopt niet zo warm voor al die nieuwe slogans. "Ze worden vaak politiek misbruikt. Het onderwijs hanteert de term kenniseconomie om meer geld binnen te halen. Groen Links gebruikt hetzelfde begrip om de uitbreiding van Schiphol en de Maasvlakte tegen te houden, onder het mom dat de uitwisseling van ideeën belangrijker is dan containers. Terwijl containers juist belangrijk zijn voor de economische groei. Waarin moet je anders al die PC’s vervoeren?"
De kracht van de nieuwe economische ontwikkelingen ligt in zijn ogen in de combinatie van marketing en IT: het analyseren van gegevensbestanden en het inspelen daarop. "De marketing zal verfijnen. Nu krijgt iedereen van de bank dezelfde bijsluiter. Wat heeft het voor zin om iemand met 10.000 gulden op zijn rekening begin december een folder te sturen over geld lenen (‘zit u krap tijdens de feestdagen?’). Er komt een moment dat ze dat zullen aanpassen aan het gedrag van hun klanten. Een liefhebber van sexy lingerie heeft niets aan een folder over leren banken. De tijd van massamailings is voorbij."
Ook verwacht hij de komende twee jaar een snel voortschrijdende marktsegmentatie. "Ondernemers zullen zich steeds meer specialiseren en hun waren direct via Internet aan kleine doelgroepen aanbieden. Marketingtechnisch gezien was dat vroeger veel moeilijker en daardoor minder interessant. Er zal prijsdruk ontstaan. Iedereen wordt zijn eigen consumentenbond. Wie een kaartje naar New York kan kopen bij KLM kijkt eerst op Internet of Air France daar onderdoor gaat."
Bomhoff vindt de invoering van ICT niet vergelijkbaar met die van de stoommachine of de elektriciteit. "Die twee zorgden ervoor dat we in staat zijn meer dingen te doen dan vroeger. Mensen worden nog steeds moe achter een PC. Ook is het geen revolutionaire, productiviteitsverhogende ontwikkeling, zoals een nieuwe rijstkorrel die het mogelijk maakt in plaats van twee drie keer te oogsten. ICT levert een manier om de relatie tussen producent en consument te verfijnen. Het brengt meer welvaart en meer economische groei, maar hoeveel is moeilijk te zeggen."
Productiviteitsverlagend
Zelfs de meest bekende criticaster – de vooraanstaande econoom Paul Krugman van het Massachusetts Institute of Technology – gaf in een interview met NRC Handelsblad aan nu ook te geloven in de nieuwe economie. Toch is niet iedere econoom overtuigd. Volgens Marc Pomp van het CPB blijft het toch voor een deel koffiedikkijkerij. Anderen wijzen op de gebieden in de wereld, waar het de afgelopen jaren mis is gegaan, zoals Japan, Zuid-Korea, Mexico en Rusland. Sommigen noemen het Internet-gebruik op de werkplek juist productiviteitsverlagend, omdat medewerkers allerlei websites bekijken en e-mail versturen die niets met het werk te maken hebben. Jeffrey Sachs, hoogleraar economie aan Harvard University, waarschuwt dat de economie van de VS een financiële zeepbel is door de veel te hoge koersen van ICT-fondsen.
Ook de uitspraak dat ICT het einde van de conjunctuur inluidt, stuit menig econoom tegen de borst. "Was het maar waar", roept Bomhoff. "Eind jaren zestig dacht men al met behulp van computers de mechanismen van de conjunctuur te kennen en te kunnen gladstrijken. Nadien hebben we de twee grootste naoorlogse recessies gehad (1974/75, 1980-82), waarvan we de exacte oorzaak nog steeds niet weten. Die vlieger gaat dus niet op. Ook al heeft iedereen een computer thuis, dit biedt geen garantie voor de stijging van de rente en de daling van de huizenprijzen. Als zoiets serieus aan de hand is, ontstaat er een recessie, ook al heb je twee computers in je woning staan."
Rik Sanders,
redacteur