"Het interessantste traject, het voortraject, dat nu traditioneel de plaats is waar carrière-ruimte te vinden valt voor de automatiseerder, zal dus het terrein worden van de domeinspecialist, de toepasser", betoogt Ton Muns.
Het prijswinnende essay Van computermachinist tot adviseur voor beslissers (Computable, 15 november 1996) van Thomas W. de Boer heb ik met grote belangstelling gelezen. Net zo als De Boer houd ik me beroepshalve bezig met het opleiden van studenten economie in het vakgebied automatisering. Niet binnen het wo echter, maar binnen het hbo. Misschien is dat wel de reden dat we het behoorlijk oneens zijn. Dat dènk ik althans; de redeneringen en conclusies van het stuk zijn niet erg concreet.
Het in mei 1994 verschenen eindrapport van de visitatiecommissie hbo-informatica schrijft (verkort weergegeven):
"De deskundigheid die nodig is bij de ontwikkeling van bestuurlijke informatiesystemen (…) zou men als volgt kunnen indelen.
1. Kennis van (de uitvoering van) het bedrijfsproces waarop het te ontwikkelen systeem betrekking heeft. Dit type kennis duiden we aan als ‘domeinkennis’.
2. Kennis en beheersing van informatie-analyse en gegevens- en procesanalyse-methoden die gebruikt worden bij het analyseren van informatiestromen en het opstellen van gegevensmodellen. Het doel van de inzet van deze deskundigheid is het formuleren van de functionele eisen en de kwaliteitseisen waaraan het concrete systeem moet voldoen. Deze deskundigheid is onderdeel van wat ook wel wordt aangeduid als ‘informatiekunde’.
3. Kennis en beheersing van de methoden die nodig zijn om op grond van die eisen het concrete systeem te realiseren."
De commissie komt tot de conclusie dat de traditionele bedrijfskundig informaticus vooral ‘drager van deskundigheid 2’ is. Dat klopt. Tegenwoordig wordt de bedrijfskundig informaticus voorgehouden dat hij vooral (ook) op de hoogte moet zijn van de bedrijfsprocessen waar zijn opdrachtgever mee te maken heeft. Zo kan hij succesvol meedenken en de informatiebehoefte van de gebruiker vertalen naar concrete systeemeisen. Hij moet echter vooral geen knoppenduwer en apparatenschuiver zijn (de ‘computermachinist’ van De Boer?). Voorzien van grote communicatieve vaardigheden moet hij de wensen van de gebruiker helpen verwezenlijken. Dit is de situatie van vandaag, al is de werkelijkheid natuurlijk lang niet volgens het model ingericht.
De Boer zal toch niet déze informatiekundige bedoelen? "Niet alleen het aandragen van computers is van belang, de automatiseerder dient in samenwerking met de gebruiker het hele beslissingsproces te analyseren en vanuit zijn deskundigheid aanbevelingen te doen voor het verbeteren daarvan", aldus De Boer. Dat lijkt toch wel erg op wat hierboven beschreven is. De visitatiecommissie zegt echter in haar rapport dat deze rol in onbruik zal geraken en dat het onderwijs daar niet meer op mag worden afgestemd. Ze stelt het nog sterker: "zou het onderwijs nog langer uitgaan van deze situatie, dan zou het een remmende factor vormen op de beroepsontwikkeling."
Waar gaat het om en waarom vond de visitatiecommissie dat de informatiekundige niet langer op die manier kan worden opgeleid?
Ietwat hulpeloze gebruikers
Ik ben het eens met De Boer als hij schrijft dat gebruikers niet even een toepassing voor zichzelf kunnen bouwen. Hij ziet "ietwat hulpeloze gebruikers met wat vuistregels een beperkt deel van hun standaardpakket gebruiken". Die zie ik ook, en ik denk dat die mensen gebaat zijn met degelijke ondersteuning van een deskundige helpdesk. Als dat niet voldoende is, zullen echte automatiseerders in een rad-project (rapid application development) samen met de gebruikers echte oplossingen moeten bedenken. Dat zal voorlopig wel zo blijven. Dan hebben we echter nog maar een klein deel van het werkgebied van automatiseerders bestreken.
Het probleem is dat De Boer geen onderscheid maakt tussen gebruikers en ’toepassers’. Oosterhaven, hoogleraar informatiemanagement aan de Universiteit van Amsterdam, schrijft: "In het informatiespeelveld van de toekomst onderkennen we vier belangrijke spelers:
– de gebruikers van informaticaprodukten, die op dat gebied steeds meer geletterd zullen zijn;
– de toepassers, die de informatica integreren in produkten en processen. Zij zijn sophisticated gebruikers uit een ander primair vakgebied, met een grondige kennis van informatica.
De informaticadeskundigen nieuwe stijl zijn onder te verdelen in:
– de koppelaars, die de toepassers (en gebruikers) ondersteunen. Zij ontwerpen en implementeren de koppelingen tussen de ingekochte informaticaprodukten;
– de ingenieurs in de informatica-industrie (de softwarefabrieken), die informaticaprodukten ontwerpen en bouwen." (Voor echte deskundigen blijft er voldoende werk, Automatisering gids, 27 januari 1995.)
Oosterhaven beschrijft ook de taken die hij ziet voor toepassers, waaronder: "het ontwerpen en implementeren van werkprocessen in organisaties met de bijbehorende informatica-applicaties; het definiëren van de gewenste informaticavoorzieningen (hardware, software en communicatiemiddelen); het selecteren en aansturen van de informatica dienstverlener (de informaticadeskundige); en het implementeren van de benodigde informatievoorzieningen in de werkorganisatie. De omgeving waarin de gebruiker opereert wordt integraal, dus inclusief de informatica-elementen, ontworpen en beheerd door de toepassers, die zich daarbij gesteund weten door de informaticaspecialisten."
Dat is precies wat de visitatiecommissie ook voorspelde: de definiërende en specificerende taak komt steeds meer te liggen bij de opdrachtgever, de niet-automatiseerder. Daarom ben ik het niet met De Boer eens als hij stelt dat de toekomst van de automatiseerder in het trajectgedeelte ligt dat voorafgaat aan de implementatie.
Geen automatiseerder
A.A. Vreven, strategisch adviseur voor IT bij Rabobank Nederland, ziet vier groepen IT-medewerkers (Tinfon, tijdschrift voor informatica-onderwijs, 1994, nummer 3). Kernautomatiseerders bezitten specialistische IT-kennis en houden zich bezig met het selecteren, het implementeren en het aanpassen van infrastructurele faciliteiten. Bouwers of programmeurs zijn gericht op het snel samenvoegen van bouwstenen tot werkende toepassingen binnen de bestaande infrastructuur. Bedrijfsinformatici beschikken over een brede bedrijfs- en IT-kennis en vertalen business-vragen dicht bij de gebruiker in creatieve IT-toepassingen. Architecten houden zich vooral bezig met logische infrastructuren.
Volgens Vrevens onderzoek zal de behoefte aan IT-medewerkers zich als volgt ontwikkelen. De behoefte aan kerninformatici zal verder afnemen, van 28 procent (1992) via 22 procent (1997) naar 17 procent (2002). Dezelfde tendens is waar te nemen bij de ‘bouwers’: 60 procent in 1992, 40 procent in 1997 en 10 procent in 2002. De behoefte aan bedrijfsinformatici vertoont daarentegen een sterke stijging: 10 procent in 1992, 35 procent in 1997 en 70 procent in 2002. De vraag naar architecten blijft stabiel op 3 procent.
Is die bedrijfsinformaticus, aan wie in de toekomst zo’n grote behoefte bestaat, dan niet de informatiekundige van De Boer? Dat is niet het geval, gezien de manier waarop Vreven de bedrijfsinformaticus definieert: "In de eerste plaats business-georiënteerd, met een business-domeinspecialisatie en daarnaast met een behoorlijk inzicht in IT." Dit is dus helemaal geen automatiseerder! "De bedrijfsinformaticus beheerst de hele life cycle van de systeemontwikkeling, treedt op als change manager en projectleider."
Carrière-ruimte
Het interessantste traject, het voortraject, dat nu traditioneel de plaats is waar carrière-ruimte te vinden valt voor de automatiseerder, zal dus het terrein worden van de domeinspecialist, de toepasser. Wat rest er dan voor de automatiseerder pur sang? Voor hem is minder plaats, lijkt me. Ook Oosterhaven ziet dat zo. "De informatica maakt integraal deel uit van (alle) produkten en processen. Produktontwikkeling is dus applicatie-ontwikkeling en procesontwerp is applicatie-ontwerp. Dit werk zal daarom uitgevoerd worden door commerciële, produktie- en distributiedeskundigen in de desbetreffende branche. De behoefte aan dergelijke deskundigen zal sterk toenemen. Op dit moment mogen nog maar weinig mensen zich deskundig noemen op deze gebieden. Toch zal daar in de toekomst een belangrijk deel van de werkgelegenheid te vinden zijn."
Wat mij betreft is het duidelijk dat automatiseerders niet zo heel gerust kunnen zijn als het om de toekomst van hun werkterrein gaat. Hoe ziet die toekomst er dan precies uit? Ik heb daar geen duidelijk beeld van. Dat is trouwens één van de redenen waarom ik niet in eerste instantie reageerde op de oproep voor de essaywedstrijd. Ik heb echter wel vast mijn heil gezocht in het opleiden van toepassers.
Ton Muns, coördinator management & informatie, Hogeschool voor Economische Studies Amsterdam