Ook op het gebied van het testen van software gaapt er een kloof tussen wetenschap en industrie. Samenwerking en communicatie zijn belangrijk om een brug te slaan.
De Nederlandse software-industrie heeft een sterke positie in de wereldwijde markt voor testmethoden en -technieken. Nederlandse universiteiten besteden er echter maar 10 procent van hun tijd aan. Zo ontstaat er een kloof tussen bedrijfsleven en wetenschap. “Jammer, want in de wetenschap zit heel veel kennis die niet naar de praktijk wordt gebracht”, zegt Henk Schimmel. Hij is directeur van LaQuSo (Laboratory for Quality Software), een samenwerkingsverband van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) en de Radboud Universiteit Nijmegen, dat zich toelegt op het innoveren van testen in Nederland in samenwerking met de industrie. “Wij zijn een soort kennismakelaar. We proberen de kennis van de wetenschap bij de industrie te brengen en andersom”, zegt Schimmel.
Toren van Babel
Want er is nog steeds een kloof tussen wetenschap en industrie. Voor de industrie is wetenschappelijk onderzoek vaak onbegrijpelijk en de wetenschap weet niet waar de industrie behoefte aan heeft. “Academici willen vernieuwend zijn, maar het uitbreiden of beter maken van een bestaand product kan interessanter zijn voor de industrie”, zegt Ed Brinksma van het Embedded Systems Institute (ESI). In de testindustrie voor software is dat duidelijk te zien aan de tools die ontwikkeld worden. “Wetenschappers maken analytische en mathematische tools, terwijl in het bedrijfsleven gewerkt wordt met beheertools”, zegt Schimmel. Goede communicatie en samenwerking zijn de sleutelwoorden om een brug te slaan. “Je kunt het vergelijken met de toren van Babel. Wij proberen te zorgen dat wetenschap en industrie elkaar snappen”, zegt Schimmel. Toch moet het bij het bouwen van een brug blijven; men moet niet proberen de kloof te dichten. Dat zou ten koste kunnen gaan van de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek. “In de industrie werkt men vaak onder druk. Alles moet op korte termijn. Het is wel belangrijk dat de lange termijn voor onderzoek in de wetenschap veilig gesteld blijft”, zegt Brinksma.