Als de nieuwe ontwerp Grondwet wordt aangenomen, zal een belangrijk medium als Internet geen telegraaf- en telefoongeheim meer kennen. E-mail valt volgens een nieuw voorstel van wijziging hier zelfs geheel buiten.
Als de wijziging doorgaat, kan dit een gevaar inhouden voor bedrijven die toegang bieden tot het Internet. Als die namelijk kennis mogen nemen van de mailboxen die onder hun beheer staan, is het nog maar een klein stap om deze aanbieders ook voor de inhoud daarvan verantwoordelijk te stellen.
Informatierecht-deskundige prof.mr. E.J. Dommering laat geen spaan heel van de voorgestelde wijzigingen in de Grondwet die betrekking hebben op het brief-, telefoon-, en telegraafgeheim. De Amsterdamse hoogleraar vindt het op zich goed dat dit onderwerp wordt aangepakt, maar de manier waarop is volledig verkeerd. Dommering uit zijn kritiek in Mediaforum, een Tijdschrift voor Media- en Communicatierecht.
Geen afdoende garanties
De grondwetgever slaagt er volgens Dommering absoluut niet in afdoende garanties in te bouwen om het communicatiegeheim te waarborgen. Dat zou juist in een tijdperk waarin de post en telecommunicatie zijn geprivatiseerd goed geregeld moeten worden. Dit geldt zoals bekend niet alleen voor de infrastructuur maar ook voor de daarover aangeboden diensten. Bovendien wordt de samenleving steeds sterker beïnvloed door digitale informatietechnologie.
Niet aan techniek gebonden
Het uitgangspunt van de indieners van het voorstel tot grondwetswijziging is dat het grondrecht niet aan de techniek moet worden gebonden, met het oog op nieuwe ontwikkelingen. Dommering vindt dat op zichzelf wel juist, maar alles wordt tot zijn schrik weer teniet gedaan doordat het communicatiegeheim in het voorstel gekoppeld wordt aan het begrip ‘vertrouwelijke communicatie’. Anders gezegd: de koppeling van de bescherming aan het begrip ‘vertrouwelijk’ leidt tot een aanzienlijke beperking van de grondwettelijke bescherming.
Naïef of opzet
De kritiek van Dommering spitst zich met name toe op de manier waarop het begrip ‘vertrouwelijke communicatie’ is uitgewerkt. Hierdoor dreigt Internet straks geen telegraaf- en telefoongeheim meer te kennen. De hoogleraar vraagt zich af of de staat alleen maar naïef is of dit met opzet doet. Het zou ook een poging van de overheid kunnen zijn enige greep te krijgen op het Internet-verkeer. Nu onttrekt dit medium zich aan de staatsmacht.
Door elkaar haspelen
Dommering hekelt de manier waarop het ministerie van Binnenlandse Zaken als maker van het wetsontwerp de telecommunicatietechniek door elkaar haspelt. Datacommunicatie wordt gezien als ’telecommunicatie onderling’ en interactieve Videotex als ’telecommunicatie anderzijds’. Als het ontwerp wetskracht krijgt, dan is alleen het ‘geheime’ faxverkeer, dat voornamelijk in Australië voorkomt, nog grondwettelijk beschermd. Want volgens de indieners is alleen bij deze ‘sealfax’ sprake van een wil die is gericht op geheimhouding van de communicatie. Bij het normale elektronische berichtenverkeer zou dat volgens Binnenlandse Zaken niet het geval zijn. Dommering meent nu dat fax en e-mail hierdoor buiten de Grondwettelijke bescherming worden geplaatst. En dat vindt hij een kwalijke zaak. Ook van het telefoongeheim blijft weinig over, omdat de communicatie over de lijn niet is versleuteld.
Verkeerde uitgangspunt
Het ontwerp acht de geobjectiveerde wil tot vertrouwelijkheid het beslissende criterium. Dommering vindt dat het verkeerde uitgangspunt. Hij vindt het beter als kenmerk te nemen of de communicatie van de zender tot een of meer identificeerbare ontvangers is gericht. Met andere woorden: of de informatie is geadresseerd. Het privékarakter ligt volgens de hoogleraar in de adressering van de boodschap en niet in de inhoud van de communicatie.
Een telefoongesprek is geadresseerd omdat de opbeller contact zoekt door een bepaald nummer te draaien. Het zelfde geldt voor een conference call, e-mail en fax, maar niet voor de babbelbox waarbij iedere anonieme inbeller kan meedoen aan het groepsgesprek. Corr.