Europa is koploper op het gebied van mobiele telecommunicatietechnologie, maar het Europese beleid op dit gebied laat veel te wensen over. De Europese normalisatie-instelling Etsi is zelfs een uitgesproken zwakke plek in het geheel. Haar functioneren vertoont ernstige tekortkomingen. Dit stelt ir. ing. Rudi Bekkers, die vrijdag 15 juni zal promoveren aan de TU Eindhoven op een proefschrift over mobiele telecommunicatie.
Bekkers richt zich op de ontwikkeling van de Europese standaarden GSM, Tetra, Hermes en Umts. GSM is een voorbeeld van een geslaagde standaard, maar lang niet alle Europese normen zijn zo succesvol. De normen die Etsi heeft ontwikkeld voor semafonie en mobilofonie bijvoorbeeld zijn aanzienlijk minder geslaagd.
Volgens Bekkers zijn de problemen bij Etsi fundamenteel van aard. Hij stelt vast dat deze normalisatie-instelling sterk op een Europees perspectief is geënt, terwijl de deelnemende bedrijven steeds meer een wereldwijde strategie volgen. Het belang van Etsi sluit daardoor steeds minder aan op dat van haar leden.
Harmonisatie
Daarnaast blijkt uit deze studie dat bij normalisatieprocessen verschillen in technische voorkeuren aan de orde van de dag zijn. Bekkers stelt verder vast dat het bij Etsi vaak ontbreekt aan een goede balans tussen de verschillende belangengroepen. Bij de opzet was evenwicht daartussen juist het uitgangspunt. Dit gebrek uit zich met name in het falen van Etsi om een werkende procedure op te zetten waarmee extern opgestelde specificaties zijn om te zetten in formele normen. Etsi kampt ook met problemen met de beschikbaarheid van licenties voor essentiële intellectuele eigendomsrechten. Bekkers pleit voor een nieuw institutioneel kader voor de Europese mobiele telecommunicatiesector. Het opstellen van normen zou sterker gescheiden moeten zijn van het omzetten daarvan in formele normen.
Doel van de studie is om het succes van Europese normen voor mobiele telecommunicatie te verklaren. Het beleid wordt gekenmerkt door liberalisering en harmonisatie. Verder leunt het beleid sterk op de algemene Europese mededingingsregels. Het succes van Europese normen hangt met name af van het frequentiespectrum, telecommunicatienummers, vergunningverlening, typegoedkeuring voor eindapparatuur, aanbestedingen en interventies in de markt. De studie laat zien dat maatregelen vanuit de Europese Gemeenschap voor de frequentieruimte van groot belang zijn. Totnogtoe waren er voldoende telecommunicatienummers beschikbaar, maar dat kan op termijn veranderen. Met name aan IP-nummers (Internet Protocol) voor diensten op het gebied van mobiele datacommunicatie kan een tekort ontstaan.
De studie laat verder zien dat bij de telecommunicatievergunningen nog vrij weinig Europese harmonisatie heeft plaats gevonden. Gevolg is dat tussen de diverse EG-landen sterke verschillen bestaan bij het aantal beschikbare vergunningen, de verdelingsmethode en de vergoeding die aan die vergunningen wordt verbonden. Dit kan het succes van normen in gevaar brengen, zo waarschuwt Bekkers.
Vrijheidsgraad
Bekkers heeft ook kritiek op de typegoedkeuring van eindapparatuur. De regels daarvoor kunnen belemmerend werken. Sinds het midden van de jaren tachtig zijn de Europese regels weliswaar tot twee keer toe vergaand aangepast, maar nog steeds kunnen belemmeringen voorkomen.
Aanbestedingsregels bepalen de vrijheidsgraad van overheden om bepaalde technische normen voor te schrijven voor hun eigen netwerken. Omdat veel netwerkbeheerders de plicht hebben tot aanbesteding, kunnen dergelijke regels ook het succes van normen aanzienlijk beïnvloeden. Met name bij netwerken voor de openbare veiligheid, zoals politie en brandweer, woedt er een discussie over de juiste interpretatie van dergelijke aanbestedingsregels.
Bekkers werkte onder meer voor RAM Mobile Data. Promotoren zijn prof. mr. dr. Jan Smits, hoogleraar recht en techniek in Eindhoven, en prof. dr. Sacha Prechal, hoogleraar Europees recht aan de KU Brabant.