De Nederlandse overheid heeft met een allesomvattend actieprogramma een krachtige visie op ICT neergelegd. De publieke sector moet met gebruikmaking van informatietechnologie efficiënter, effectiever en vooral toegankelijker worden. Jammer dat juist aan het daarvoor bij uitstek geschikte medium – de publieke nutsvoorziening breedband – het nodige schort.
Het allesomvattende Actieprogramma Elektronische Overheid (ELO) van de Nederlandse overheid omspant de periode 1999-2002. Het kabinet wil met dit programma de publieke sector "efficiënter, effectiever en klantvriendelijker laten functioneren". Voorwaarde daarvoor is het gebruik van ICT. Het actieprogramma heeft vier doelstellingen. De eerste doelstelling is een goede elektronische toegankelijkheid van de overheid en overheidsinformatie. Doelstelling twee is de verbetering van de publieke dienstverlening. Drie is een verbeterde interne bedrijfsvoering binnen de overheid. En ten slotte is er het obligate flankerend beleid, waaronder onderzoek naar ICT en overheid.
Vragen staat vrij
Het programma is ambitieus genoeg. Eind 2002 moet een kwart van de dienstverlening van de overheid elektronisch verlopen. Die doelstelling is inmiddels gehaald. Op dit moment biedt de overheid de Nederlandse burger 27 procent van de dienstverlening elektronisch aan. Voor bedrijven is dit 25 procent. Maar de ene overheid is de andere niet. Het is vooral de rijksoverheid die zijn diensten elektronisch aanbiedt (respectievelijk 49 en 56 procent). Waterschappen en gemeenten schijnen het ook goed te doen, maar, moppert minister Van Boxtel van Grote Steden-beleid die ICT in zijn portefeuille heeft, politie en gemeenten blijven achter. De provincies blijken evenmin erg toegankelijk te zijn: recent onderzoek wijst uit dat de provinciale organisaties het lelijk laten afweten, als het gaat om het beantwoorden van e-mailberichten.
Dit jaar staat dan ook in het teken van de verbetering van de elektronische communicatie, onderzoek van de mogelijkheden van een elektronische identiteitskaart en proefprojecten met kiezen op afstand (mag ook wel, want met dat laatste zijn we al ruim drie jaar bezig). ELO wil voorts de publieke dienstverlening van de verschillende overheden verbeteren. Met de nota ‘Overheidsloket 2000’ (het concept van één loket) had het kabinet daarop al een voorschotje genomen. ELO is de voortzetting daarvan.
ELO wil een landelijk netwerk van zowel fysieke als virtuele loketten inrichten. Elektronische dienstverlening is vraaggestuurd en op dat uitgangspunt zijn die overheidsloketten ingericht. Inmiddels vigeren al enkele projecten zoals Bouwen en Wonen van het Ministerie van Ruimtelijke Ordening en het Bedrijvenloket van Economische Zaken. Dat ene loket geldt overigens ook voor de elektronische betrekkingen tussen de verschillende overheden: zo helpt de rijksoverheid gemeenten bij het ontwikkelen van vraaggerichte – elektronische – dienstverlening door handboeken, scans en dergelijke elektronisch beschikbaar te stellen.
Trouwens, de rijksoverheid steunt ook op andere vlakken de gemeenten. Zo heeft minister Van Boxtel een slordige 5 miljoen euro aan vier gemeenten gegeven voor het inrichten van zogeheten digitale broedplaatsen, lokale initiatieven die onder meer ICT en sociale kwaliteit willen koppelen.
Digitale kou
Met ELO (en alle voorafgaande nota’s, zoals ‘Contract met de Toekomst’, ‘OL2000’, enzovoort) zegt de Nederlandse overheid dat het haar menens is met ICT. De ontwikkelingen binnen de informatietechnologie, waaronder de doorbraak van het internet en bijbehorende toepassingen en smartcardtechnologie, hebben geleid tot nieuwe, ICT-gedreven organisatiemodellen. Dat is de overheid niet ontgaan. Als we de politiek en ambtenarij mogen geloven, dan zijn we op weg naar "een duurzame netwerksamenleving", waarin de overheid een netwerkorganisatie als alle andere is. Was het maar zo eenvoudig.
Toch heeft de Nederlandse overheid een flinke stap gedaan in de loop der jaren. Met vallen en opstaan, maar toch. Zeven jaar geleden hadden we het vooral over de automatiseringsgraad van de verschillende overheden en werkplaatsautomatisering. Vol trots meldde de overheid dat de beeldschermdichtheid meer dan 80 procent bedroeg. Nu gaat het vooral om applicaties: intranetbeheer, integraal documentbeheer en applicaties voor de regulering van de werkzaamheden.
Opvallend genoeg vinden we in het actieprogramma nauwelijks aandacht voor zoiets als de overheid als uitvloeisel van een democratisch bestel, als regisseur van democratie. Dat is vreemd. Biedt ELO die doelgerichte strategie waaraan we zo behoefte hebben en die moet leiden tot een adequate netwerkarchitectuur van de Nederlandse overheid? Adequaat, omdat hij dient te zijn ingebed in een puur democratische omgeving. Daarmee leggen we de vinger op de zogeheten ICT-paradox. Die paradox is dat een bij uitstek democratisch instrument als het internet juist in de samenleving een digitale tweedeling veroorzaakt. Meer dan een kwart van de overheidsinformatie is al elektronisch beschikbaar, maar wat is de internetpenetratie in Nederland? Ruim de helft van de huishoudens. De rest blijft dus in de digitale kou staan.
De politici hebben daarom van harte breedband, dat probleemloos internetten mogelijk maakt, omarmd en willen koste wat het kost breedband bij de burger brengen. Breedband is, als we op de Haagse geluiden mogen afgaan, een onmisbare nutsvoorziening, ja, een democratisch recht. De overheid heeft met breedband het medium in handen zijn diensten bij de burger thuis te brengen.
De mazen van het net
"Een vloeiend verloop van de communicatie tussen burger en overheid vereist breedband", luidt het credo van Minister Van Boxtel. Hij impliceert hiermee optische netwerken. Het Elektronisch Platform Nederland verwoordt de wind die al meer dan een decennium door Nederland waait als volgt: "Een glasvezelnetwerk dat doordringt tot in de haarvaten van onze samenleving is van groot maatschappelijk belang. Het draagt bij aan een betere bereikbaarheid van mensen en bedrijven, betere toegankelijkheid tot onderwijs, een efficiënt georganiseerde gezondheidszorg, versterking van de economische structuur en een beter milieu".
Den Haag staat in die visie niet alleen. Ook Brussel vindt dat iedere Europeaan toegang moet hebben tot "snel en goedkoop" internet. De Europese top in Lissabon twee jaar geleden zag voor Europa een toekomst, waarin de Europese economie dynamisch en kennisgebaseerd zou zijn. Breedband (en lees niet eens alleen maar glasvezel, maar vooral breedbandgeschikt coax) is daarvoor een voorwaarde. Dit is in maart dit jaar tijdens de Europese top in Barcelona nog maar eens herhaald.
Een brede uitrol van breedband stuit echter op nogal wat problemen. De problemen zijn niet van technische aard, maar hebben vooral een financieel-economische dimensie. De Nederlandse netwerkaanbieders hebben hun backbones de afgelopen jaren voor miljarden euro’s verglaasd. Zozeer zelfs dat die backbones de meeste huishoudens tot op enkele honderden meters zijn genaderd. En nou dat laatste stukje nog, in de wandeling de ‘local loop’ of ‘last mile’ geheten. De aanleg daarvan komt al gauw neer op 3.000 euro per adres. De overheid intussen zet zichzelf op het verkeerde been door aan te nemen dat die aansluitkosten de 1.000 euro niet overschrijden. Daarnaast hebben de netwerkoperators de bestaande analoge en asymmetrische netwerken met aparte technologieën (ADSL, VDSL, kabelmodem) op breedbandmanieren ontsloten.
In het concept van ‘breed als nutsvoorziening’ past dat de Brusselse overheid eind 2000 ontbundeling van de ‘local loop’ verplicht heeft gesteld; ontbundeling betekent dat de eigenaar dat stukje infrastructuur ook voor gebruik door derden openstelt. Daar wil het echter totaal niet mee vlotten: een begrijpelijk gebrek aan medewerking van de netwerkoperators, technologie die het laat afweten en geringe marges.
Kernwoord ‘massa’
Als een bloedrode draad lopen de frequentieveilingen van twee jaar geleden door de ICT-markt. Prima, maar wat de politiek zich toen – verblind door een aan de einder opdoemende zilvervloot – totaal niet realiseerde, was dat die frequentieveilingen de uitrol van breedband in de weg zou gaan zitten. En daarmee zichzelf dom genoeg snoeihard in de voet schoot. De politiek heeft heel gewoon met die veilingen kapitaalschaarste in de ICT-sector gecreëerd. Dat klemt te meer nu informatietechnologie op de kapitaalmarkt in een niet al te aangename reuk staat: beleggers staan niet te popelen op grote schaal hun geld in ICT te steken.
De beker is nog niet helemaal leeg. De echte kneep zit ‘m in het ontbreken van een goed bedrijfsplan, waarin de onderlinge verhoudingen tussen de verschillende partijen (overheid, netwerkoperators, contentaanbieders, vastgoedbedrijven) helder zijn en dat – belangrijker nog – voor de commerciële partijen rendement en een aanvaardbare terugverdientijd met zich meebrengt. Wat dat betreft volgt de breedbandindustrie de ontwikkelingen rond verschillende gemeentelijke breedbandinitiatieven met argusogen. Hoe dan ook, kernwoord in dit bedrijfsplan, welk plan er dan ook uit de hoge hoed moge komen, is heel gewoon ‘massa’.
De ontwikkeling van breedband, of liever gezegd de haperingen daarin, scherpen de eerdergenoemde digitale tweedeling nog eens extra aan. Die bestaat daaruit dat een grote groep burgers, woonachtig in de grootstedelijke gebieden, toegang heeft tot breedbandinternet en dat aan de snelheid daarvan nog eens hard wordt gewerkt. Anderzijds is er een op het platteland of soms zelfs in een stad verkerende groep die ten enen male verstoken blijft van breedband. Waarin dienen de netwerkaanbieders te investeren: in het een of in het ander? De politiek mag het zeggen. Maar er dan ook meteen voor betalen.
Spijkers met koppen
De overheid wordt dus, als het gaat om de publieke nutsvoorziening breedband, links en rechts ingehaald door een onbuigzame werkelijkheid. Hebben infrastructuuraanbieders het op dit moment niet gemakkelijk, aan de kant van de contentbedrijven zijn al rake klappen gevallen. Gevolg: weinig progressie in de ontwikkeling van breedbanddiensten. En die zijn spijkerhard nodig als we willen dat breedband een succes wordt. En als de overheid effectiever en toegankelijker wil zijn.