Telfort gaat het voormalige NS-glasvezelnetwerk inzetten voor Gigaport. Een ijzingwekkend snel net dat voorlopig als Surfnet 5 (voor onderwijs- en onderzoeksinstellingen) gebruikt gaat worden. En waarin nu al 78 miljoen gulden zit. Studenten aan de TU Twente mogen de mogelijkheden van het net testen.
Gigaport is waarschijnlijk even het snelste Internet-netwerk ter wereld geweest. Maar de ontwikkelingen gaan nog sneller. Daarom heeft het kabinet 142 miljoen gulden gestoken in het Gigaport-project onder regie van de ministeries van EZ, OCW en V&W. Dat gebeurde in nauw overleg met Surfnet en het Telematica Instituut met daarbij een groep van bedrijven als Amsterdam Airport Schiphol, Cap Gemini, Cisco Systems, Ericsson, IBM, KPN Telecom, Lucent Technologies, NOB Interactive en Rabofacet. Al met al geen kinderachtig project dus.
Het Gigaport-project, dat ongeveer een jaar geleden van start ging, bestaat uit twee onderdelen: Gigaport-netwerk en Gigaport-applicaties. In het Gigaport-netwerk is Surfnet 5 ondergebracht, maar men werkt daarbinnen ook aan de verbeteringen van de internationale verbinding. In samenwerking met Level 3 en Teleglobe is de totale transatlantische capaciteit nu tot 466 Mbit/s gekomen. In de loop van dit jaar wordt dat uitgebreid tot 622 Mbit/s
Kleur langs het spoor
In 1997 riep Stichting SURF (samenwerkingsorganisatie van het hoger onderwijs en onderzoek op het gebied van netwerkdienstverlening en IT) alle journalisten in het midden des lands bij elkaar. Surfnet 4 werd het snelste net ter wereld en de eerste ATM-toepassing in Nederland. Dat moest de wereld weten. KPN zei de verbindingen uiteindelijk tot 622 Mbit/s op te kunnen waarderen. We herinneren ons nog de demonstratieopstelling met ATM-switches van Digital (DEC). Het doet inmiddels denken aan foto’s van opa’s winkeltje in Gorredijk in de jaren dertig. Toch is het maar zo’n drie jaar geleden. KPN doet niet meer mee, DEC is Compaq en de switches en vooral routers komen van Cisco. Telfort zorgt nu voor de basisinfrastructuur. Het totale project gaat nu als Gigaport-Netwerk de toekomst in. Surfnet 5 is hiervan een onderdeel. Overigens houdt de betrokkenheid van Telfort en Cisco niet in dat beide bedrijven de kar definitief gaan trekken. Officieel zijn ze nog geen hoofdaannemer. In de praktijk is Telfort natuurlijk fiks bezig om de infrastructuur voor het netwerk op te zetten. Dat netwerk moet er in het jaar 2002 liggen en dan uiteindelijk 80 Gbit/s leveren aan de pop’s (points of presence, distributiepunten) in Nederland. Het glasvezelnet van NS dat langs de spoorlijnen ligt, kan via de laser-kleurentechniek tot ver in de toekomst een heleboel aan, waaronder 80 Gbit/s.
Binnen het netwerk zoekt men ijverig naar nieuwe toegangsmogelijkheden. Aan de Technische Universiteit in Twente krijgt iedereen die niet op de campus woont, maar in het centrum van Enschede of Almelo, als proef al een 2 Mbit/s ADSL-toegang (Asymmetric Digital Subscriber Line). De kosten bedragen voorlopig rond de 79 gulden per maand. Op de campus zijn snelle ethernet-aansluitingen (100 Mbit/s) zelfs voor studenten al mogelijk. Tot op heden kan een universiteit een eigen aansluiting van maximaal 155 Mbit/s krijgen. Aan het eind van het Gigaport-project in 2002 is dat 20 Gbit/s.
Op het ogenblik studeert men nog op de mogelijkheid Gigabit Ethernet-aansluitingen op het Gigaport-netwerk te realiseren. Een stuk goedkoper dan een ATM-aansluiting, en in de praktijk merkt waarschijnlijk niemand het verschil.
In eerste instantie gaat het om een Nederlands onderzoeknet. Om aan de vraag van studenten en medewerkers te voldoen, heeft iedere instelling een volledig geschakeld lokaal netwerk nodig met ten minste 10 Mbit/s naar ieder aansluitpunt. De aansluiting op Surfnet moet natuurlijk ook worden verbreed. Vandaar dat men aanneemt dat een aansluiting via Gigabit Ethernet voor de meeste instellingen de beste en vooral de goedkoopste keuzemogelijkheid is. Bovendien is een dergelijke aansluiting ook bij Surfnet 4 al leverbaar.
Draadloos
Eén van de belangrijkste eisen is dat studenten met laptops of palmtops binnen het bereik van het universiteitsnet draadloos contact kunnen maken met het netwerk. De eis is dan ook dat de instellingen daarin voorzien. Gigaport denkt zelf dat voorlopig het zogenaamde GPRS (General Packet Radio Services), een snelle GSM-dataverzending tegen het eind van dit jaar of begin volgend jaar, daarin kan voorzien. Het heeft dan ook met Libertel een Ericsson een oriëntatie gestart die moet leiden tot een verbinding met zwervende studenten die onzichtbaar aan het netwerk hangen in de buurt van de universiteit.
Surfnet biedt mogelijkheden voor een net waarop onderzoekers met elkaar contact hebben. Zo is Internet uiteindelijk begonnen, dus de behoefte aan mobiele verbindingen is bij de werknemers waarschijnlijk nog groter dan bij studenten.
Het IP-net wordt ingepakt in POS-verkeer, POS-framing technology heet het eigenlijk. Dat zegt nog niet veel, maar POS staat voor Packet over SDH. Acroniemen leveren meestal weer nieuwe acroniemen op: SDH (Synchronous Digital Hierarchy) is een manier om via grote telefoonnetten veel data van A naar B te krijgen. ATM (Asynchronous Transfer Mode) is de oprijlaan voor SDH.
Verpakt naar de klant
Op dit hele netwerk werkt een nieuw protocol; in feite is het geen telecom-protocol in de oude zin van het woord. Het werkt als een soort verkeersagent op het netwerk. Het heet Multi Protocol Label Switching (MPLS). Dat wil zeggen dat elke vorm van verkeer op een netwerk zijn eigen prioriteit, beveiligingsgraad en bandbreedte heeft. Het staat toe om echte quality of service (qos) te bieden. Iets dat nog geen twee jaar geleden alleen met hulp van ATM mogelijk leek. De zogenaamde streaming video, ofwel gewoon doorlopende bewegende videobeelden met geluid, gaan er doorheen alsof er niet met in hapjes verwerkte informatie wordt gewerkt. Wie problemen had met zogenaamd synchroon verkeer over Ethernet kan nu gerust adem halen: het net hoeft niet meer op ATM over te schakelen. De routers leiden het verkeer op basis van de labels die aan IP-pakketten hangen. Videovergaderen is veel tijdskritischer dan e-mail, dus krijgt het de ruimte.
Om de glasvezel-infrastructuur zo efficiënt mogelijk te gebruiken, maakt Telfort gebruik van verschillende lasers die met verschillende kleuren over de glasvezel gaan. De techniek heet dense wave division multiplexing (dwdm). Elke kleur komt overeen met een volledige glasvezelverbinding. Je kunt zo tientallen SDH-verbindingen – nu 2,3 Gbit/s of zelfs 10 Gbit/s – op dezelfde vezel toevoegen.
Inmiddels ligt er al bijna een proef-netwerk dat deze technologieën gebruikt tussen Amsterdam, Delft, Eindhoven en Enschede. Uitvoerige proeven testen de komende maanden alles uit. Dan komt men ongemerkt terecht in de zogenaamde pre-productiefase, waarbij een beperkt aantal instellingen al aangesloten kan worden. Dat wil zeggen, zij krijgen een
aansluiting naast die op Surfnet 4. Netwerkproblemen zijn dan niet van invloed op de manier van werken. Halverwege het volgend jaar komt dan de productiefase. Geleidelijk aan worden alle ‘klanten’ aangesloten en wordt Surfnet 4 geleidelijk uitgefaseerd, zoals het in het jargon heet. Aan het eind van 2002 is het net volledig op stoom.
Geen college met camera
Bij de proef krijgen studenten die in Enschede centrum of het centrum van Almelo wonen – dus niet op de campus – een ADSL-aansluiting waardoor ze via de huistelefoon een maximum van 2 Mbit/s kunnen binnenhalen en circa 0,5 Mbit/s kunnen terugsturen. Daarbij betaalt de student voorlopig 79 gulden per maand plus de aansluitkosten van 300 gulden. Casene (een communicatie-leverancier in Twente) werkt daarin samen met de universiteit. Gigaport zorgt voor de centen. Op de campus zelf kunnen studenten een Fast Ethernet-aansluiting met een nominale snelheid van 100 Mbit/s krijgen en dan ook nog geschakeld, waardoor die snelheid ook achter de PC ter beschikking is.
Via de ADSL-aansluiting, die natuurlijk ook in de wijde omgeving van Enschede voor iedereen ter beschikking komt, wil de universiteit ook het voortgezet onderwijs ondersteunen. Dat wil dus zeggen dat er steun- en lespakketten komen in een aantal projecten. Zoals gebruikelijk blinkt de omschrijving van de projecten uit in betekenisloze woordenrijkdom. Vooral ook natuurlijk, omdat er in de praktijk niets is uitgewerkt. In feite weet niemand wat er echt gaat gebeuren. Dat is dan ook het bezwaar van de applicatiepoot van Gigaport.
Het gevaar dat ook op de loer ligt is dat men teleonderwijs gaat zien als het direct rechttoe-rechtaan in AV uitzenden van een college. Een toepassing die niemand met gezond verstand als tele-onderwijs ziet. Maar de plannen van het Telematica Instituut voorspellen een stralende toekomst, waarin Nederland voorop kan lopen.
Gigaport-applicaties
Het Telematica Instituut is in principe verantwoordelijk voor de zogenaamde applicatie-poot. Lid van het managementteam van het Telematica Instituut is Frank Biemans. Hij werd benoemd tot directeur van Gigaport-applicaties. "Mensen doen soms of Internet volledig ontwikkeld is. Maar er komen nog talrijke ontwikkelingen die de huidige problemen wegnemen. En dat gaat niet alleen om de bandbreedte, maar ook om de manier waarop we via de moderne infrastructuur communiceren. Al die eindeloze computerperikelen lossen zich in de toekomst op. We moeten toegroeien naar een natuurlijker manier van werken. PC’s zijn daarbij een grote handicap. Het is veel handiger, om een voorbeeld te geven, om met een GSM-tje te werken. Mobiele toegang neemt in de toekomst een grote vlucht. Er komen gebruiksvriendelijke terminals en we krijgen steeds meer zekerheden op de terreinen van betrouwbaarheid, veiligheid en bescherming van bijvoorbeeld persoonsgegevens. Wees er zeker van dat deze ontwikkeling tot een nog veel grotere penetratie van het Internet gaan leiden," stelt Biemans.
Gigaport wil de ontwikkeling naar een op concurrentie gericht, natuurlijk, Internetgebruik bevorderen door de proefprojecten met kennisopbouw en met kennisdissiminatie. De kennisopbouw is vooral gericht op het vergemakkelijken van de implementatie van elektronische transacties, het ontwikkelen van samenwerkingsvormen, het ondersteunen van multimediaal inhoudsbeheer en het snel op poten kunnen zetten van nieuwe diensten.
Meestal ontstaan toepassingen vanuit de ICT-wereld, maar Gigaport-applicaties gaat de markt op om het bedrijfsleven uit te dagen eens met ideeën te komen. "Uiteraard", zegt Biemans, "richten we ons daarbij ook op de ICT-bedrijven. Die nemen nu eenmaal risico’s waar andere eindgebruikers het liever nog even aanzien. Maar er is bijvoorbeeld ook een streekziekenhuis met enkele gebouwen in de regio, dat naar samenwerking en optimalisatie streeft via moderne infrastructuur. Of een bedrijf dat overweegt zijn klanten op een nieuwe manier te benaderen. Dat kan met digitale brochures die volledig op de doelgroepsegmenten afgestemd zijn."
Volgens Biemans wordt bij nieuwe toepassingen nog te veel naar de VS gekeken. "Wij klagen vaak dat we niet zo’n sterke ICT-industrie hebben als de Amerikanen. Ondertussen vergeten we ICT en Internet in te zetten om de zaken te versterken waarin we goed zijn. De Amerikanen maken PC’s, besturingssystemen en dergelijke. Wij moeten ons vooral toeleggen op de toepassing van ICT in de voor ons strategische sectoren. Of het nu gaat om de gezondheidszorg of het bankwezen, de landbouw of de distributie, het is belangrijk onze eigen kracht uit te buiten.
Dirk Ringenoldus,
freelance medewerker
SDH en ATM
De grote telefoniebedrijven hebben al heel lang digitale netten. Op het ogenblik dat je informatie in bitjes vertaalt, kun je er allerlei soorten data op zetten. Dat betekent dus dat van af het eind van de jaren zestig in Nederland alle telecommunicatienetten datanetten waren. Mits duidelijk gemerkt, doet het er niet toe wat er over een telefoonnet gaat. Het gewone telefoonnet werkt via centrales. Het aardige van die centrales is dat ze als schakelmatrixen eigenlijk veel lijken op alle andere zogenaamde switches in datanetten. In toenemende mate proberen zogenaamde operators als KPN Telecom dan ook echt dataverkeer buiten de steeds zwaarder bezette centrales om te leiden. De langeafstandsverbindingen bestaan in principe uit dikke glasvezelkabels, met per vezel op het ogenblik vaak al 10 Gbit/s aan SDH. Dankzij SDH (Sonet) is het totale wereldwijde net een rivierenstelsel waarin via ATM-steigers iedereen zijn boodschappen in zogenaamde virtuele containers kan werpen. Op de plaats van bestemming wordt zo’n container feilloos uit de rivier gevist en wordt hij met vrachtwagens van de ATM-steiger naar het distributiecentrum vervoerd en bij de klanten afgeleverd.
De topologie
Surfnet 5 gaat er heel anders uitzien dan het ATM-net. In Amsterdam komt een zogenaamde ‘collapsed backbone’. Centrale punten worden Sara en Hempoint. Valt één ‘centrale’ uit, dan is de andere zeker nog in de lucht, dus kans op platgaan bestaat nauwelijks. Vanuit Amsterdam gaan de lijnen naar de zogenaamde pop’s, zeg maar naar de universiteiten. Die pop’s zijn met beide backbone-locaties verbonden, dus is het onwaarschijnlijk dat de verbinding met de centra in den lande verbroken wordt. Op het ogenblik zijn er de vijftien pop’s van Surfnet 4. Het moeten er méér worden. Zo denkt men aan pop’s voor hogescholen en andere instellingen. SURF verwacht zelfs dat de pop’s ook voor het bedrijfsleven zullen uitgroeien naar knooppunten in de regio.
Acroniemen
ADSL: Asymmetric Digital Subscriber Line
SDH: (Sonet) Synchronous Digital Hierarchy
ATM: Asynchronous Transfer Mode
QOS: Quality of Service
MPLS: Multi Packet Labeling Service
DWDM: Dense Wave Division Multiplexing
POS: Packet over SDH
POP: (points of presence)