De 79-jarige astronaut John Glenn heeft diep respect voor informatici. Hij die twee keer in zijn leven de aarde als een notendop heeft aanschouwd, bewondert de mensen die van de planeet een ‘global village’ hebben weten te maken.
Tegelijkertijd onderstreept de ruimtevaarder dat er nog veel moet gebeuren om de mensheid in zijn geheel van de zegeningen van informatie- en telecommunicatie-technologie te laten genieten. "De secretaris-generaal van de Verenigde Naties zei onlangs dat de helft van de wereldbevolking nog nooit een telefoongesprek heeft gevoerd. Dat moeten wij dringend veranderen", aldus Glenn tijdens zijn toespraak op CA World 2000 in New Orleans.
Glenn was in 1962 de eerste Amerikaan die in een baan rond de aarde heeft gevlogen (met de Friendship 7). In 1998 waagde hij zich voor een tweede maal buiten de beschermende dampkring, met de spaceshuttle Discovery. In de tussentijd is hij, vanaf 1974, Democratisch senator voor Ohio in de Senaat. Charles Wang, CA-directeur, kondigde hem dan ook aan als een ‘echte Amerikaanse held’, en zo werd hij ook ontvangen; een staande ovatie en kreten van bewondering ontlokte zijn verschijning aan het publiek.
Een uitvoerig betoog, ondersteund door een Nasa-film van de Discovery-vlucht, onthult Glenns achting voor wetenschappelijk onderzoek en voor diegenen die alle kennis toepassen voor producten die in de dagelijkse praktijk worden gebruikt – waarbij hij doelde op het uit informatici bestaande.
"Bij mijn eerste vlucht was er geen enkele computer aan boord", verhaalt de astronaut. "In de Discovery beschikten we over twintig PC’s en waren er tal van boordcomputers aanwezig. Dankzij de mogelijkheden van de computer heeft wetenschappelijk onderzoek een enorme vlucht genomen. En dankzij het World Wide Web is er een kleinere wereld, waarin mensen met elkaar problemen te lijf kunnen gaan. Dankzij het opengeschoven IJzeren Gordijn werken Amerikanen en Russen samen aan projecten. Dat doet me deugd.