IBM snijdt in zijn middelzware RS/6000 Unix-servers om die te positioneren als lichte machines voor Oracle-databanken.
De computerreus haast zich met het uitbrengen van deze afgeslankte apparaten zodat potentiële kopers gebruik kunnen maken van Oracle’s aanbiedingsactie voor de 8i- en 9i-versies van zijn software voor machines met maximaal vier processoren.
De bewuste RS/6000-machines (tegenwoordig P-series geheten) zijn de 620 en de 660 die eind april verschenen. Ze kunnen maximaal zes S-Star processoren van 668 MHz bevatten. Dit processorbereik dwingt klanten die Oracle willen gebruiken tot de aanschaf van de duurdere Enterprise-uitvoering van die databank. De 620 en de 660 zijn echter bedoeld als vervanging voor de RS/6000 F80-, H80- en H70-servers, die elk maximaal vier processoren aankunnen.
Die oudere Unix-machines komen dus wel in aanmerking voor de Standard-editie van Oracle’s databank. Deze software verschilt functioneel niet veel van de Enterprise-uitvoering, terwijl de prijs wel fors lager ligt. IBM beperkt dus zijn 620- en 660-machines, die hetzelfde moederbord gebruiken, tot vier processoren zodat gebruikers de goedkopere Oracle-databank kunnen gebruiken.
De computerproducent wil zijn klanten overhalen de nieuwe modellen in de P-series aan te schaffen, maar stuit op weerstand vanwege juist dit soort licentiekwesties. Nieuwe, krachtigere hardware brengt vaak duurdere softwarelicenties met zich mee; programmatuur wordt in de serverwereld veelal per processor én naar de kracht daarvan gefactureerd. Overigens hebben ook serverleveranciers als Sun Microsystems, Hewlett-Packard en Compaq te maken met dergelijke perikelen.
Kijk voor het complete bericht in de Computable van 1 juni.