De Umts-vergunninghouders mogen in Nederland samenwerken bij de aanleg van hun netwerken, mits er voldoende onderlinge concurrentie blijft bestaan.
Het kan op grond van de bestaande vergunningvoorwaarden als elke partij voor zichzelf de kwaliteit van het netwerk kan bepalen. Verder mogen niet alle partijen samen één netwerk aanleggen, om te voorkomen dat er uiteindelijk toch geen concurrentie overblijft.
Tot die conclusie komen de NMa, de Opta en het Ministerie van verkeer en Waterstaat in een ontwerpnotitie waarop de telecomaanbieders nu mogen reageren. De Umts-vergunninghouders onderzoeken al geruime tijd de mogelijkheden voor samenwerking bij de aanleg van hun netwerken. Niet alleen om kosten te besparen, maar ook om het aantal opstelpunten voor masten en antennes zoveel mogelijk te beperken.
Op grond van de vergunning moeten alle Umts-vergunninghouders op 1 januari 2007 een eigen netwerk hebben aangelegd waarmee onder meer in alle steden met meer dan 25 duizend inwoners dekking moet worden bereikt. Die eis is gesteld om de concurrentie tussen Umts-netwerken veilig te stellen. Als de samenwerking zo ver gaat dat er geen sprake meer is van een eigen netwerk dan wordt niet aan deze verplichting voldaan.
Volgens de notitie zullen medegebruik van antenne-opstelpunten, masten, antennes, de stroomaansluiting en huurlijnen in het algemeen geen problemen opleveren. Hetzelfde geldt voor gezamenlijk gebruik van basisstations en de netwerkbesturing, zolang ieder bedrijf voor zichzelf de kwaliteit van het netwerk kan instellen. Gezamenlijk gebruik van frequenties en core-netwerken is niet toegestaan. Een core-netwerk is de kern van het Umts-netwerk.
De volledige tekst van de notitie staat op de websites van de NMa (http://www.nma-org.nl), Opta (http://www.opta.nl) en het ministerie van Verkeer en Waterstaat (http://www.dgtp.nl)