Zo’n 100 universiteiten in de Verenigde Staten zijn momenteel volop aan het experimenteren met wat over enige tijd als Internet2 door het leven moet gaan. Opvallend zijn de verschillen die in zendsnelheden ontstaan: 56 Mbps nu tegen 2.4 Gbps (2.4 miljard bits per seconde) in de nieuwe situatie.
Voor een deel zullen echter snelheden van 155 Mbps en 622 Mbps worden gehanteerd. Om dit mogelijk te maken loopt de backbone van Internet2 over het zogenaamde very Fast Backbone network Service. De omgangstaal wordt IP6, de nieuwe versie van IP.
Het is de bedoeling dat het huidige Internet wordt gebruikt voor het versturen van e-mails, het World Wide Web en nieuwsgroepen. Bij het Internet2 kan – doordat nieuwe protocollen worden aangeboden – vooral gedacht worden aan digitale video en tele-immersion. Dit laatste is het vanuit verschillende plaatsen uitwisselen van ervaringen in een virtuele omgeving. Het installeren en testen van nieuwe supersnelle Gigapops (Gigabit Point of Presence), centrales die zelfs diverse Gigabits per seconde kunnen doorlaten, en het werken met ATM (Asynchronous Transfer Mode) vormen belangrijke punten van onderzoek.
In Europa buigt een consortium, TEN-34, zich over de mogelijkheden van de nieuwe super highway. Deze groepering werkt vooralsnog met netwerken die een snelheid halen van 155 Mbps. Een punt van onderzoek is met name de mogelijkheden tot reservering van bepaalde soorten verkeer, bijvoorbeeld video. Hiervoor wordt het Resource reservation Protocol (RSVP) gebruikt. Internet2 biedt daarmee Quality of Service (QoS): de mogelijkheid tot voorrang krijgen, via reservering, van verkeersstromen.