Een vrijwel onzichtbaar computerprogramma dat alle toetsenbordhandelingen en het gebruik van applicaties binnen een netwerk registreert en per email rapporteert aan de werkgever, zorgt met name onder Amerikaanse juristen voor veel opschudding.
Het dilemma: mag een werkgever zich met dergelijke controlemiddelen beschermen tegen oneigenlijk gebruik van zijn bedrijfsmiddelen, of is het ‘stilletjes’ controleren van de werknemers een inbreuk op hun privacy?
Met de onlangs opgewaardeerde software, Investigator 2.0 van WinWhatWhere, zijn inmiddels al veel frauderende werknemers in de kraag gevat. Mensen die essentiële bedrijfsinformatie op diskettes kopieerden, klantenlijsten aan concurrenten verzonden of de verkoopcijfers manipuleerden. Meestal wordt het programma pas geïnstalleerd als er al sprake is van gerede twijfel over de eerlijkheid van een werknemer, maar het is natuurlijk mogelijk om de software standaard te laten draaien.
In privacywetgeving gespecialiseerde juristen en belangenorganisaties voor werknemers erkennen dat werkgevers het recht hebben om hun data en goederen te beschermen, maar plaatsen er wel een aantal kanttekeningen bij. Zo gebruiken mensen het web steeds vaker als informatiebron, ook voor zeer gevoelige, persoonlijke zaken. Vroeger gingen leden van de AA naar speciale bijeenkomsten, nu ‘chatten’ ze via het Web. Eenzelfde verhaal is er voor incestslachtoffers, HIV-positieven en mensen met huwelijks- of relatieproblemen. Werkgevers moeten zich realiseren dat ze ook dergelijke informatie met de software naar boven kunnen halen.
De juristen pleiten daarom voor nieuwe privacywetgeving, waarin het gebruik van elektronische werkplekcontrole aan banden wordt gelegd. Hun redenering is simpel: het is de werkgever ten strengste verboden om de telefoongesprekken van zijn werknmers af te luisteren; waarom zou hij dan wel hun email mogen lezen.