Intel beweert dat de Amerikaanse Federal Trade Commission (FTC) geen bewijs heeft voor de beschuldigingen van monopolistisch gedrag en innovatieremmende handelingen. Dit blijkt uit een document dat de processorproducent vorige week indiende bij de rechtbank.
Intel haalt een verklaring aan van FTC-getuige en econoom Frederic Scherer. Tijdens een verhoor door Intel-juristen voorafgaande aan het begin van de antitrustzaak heeft Scheren erkent dat hij geen direct bewijs heeft gevonden dat de chipproducent innovatie of concurrentie in de weg staat.
De aangeklaagde halfgeleiderleverancier stelt dat ook de andere getuigenissen, van directieleden van ondermeer IBM, Compaq, Motorola, Sun Microsystems en Hewlett-Packard aantonen dat onderzoek en ontwikkeling in de chipindustrie niet zijn benadeeld door Intel.
Aanklager FTC diende vorige week zijn documenten in, maar die zijn nog niet onthuld. Ongetwijfeld zal daar juist een andere interpretatie van de hoorzittingen vooraf uitkomen. De beweringen van Intel raken echter de kern van de rechtszaak. Volgens experts is de FTC-aanklacht afhankelijk van de mate van Intels dominantie in de PC-chipindustrie. De kwestie is namelijk of die positie dermate overweldigend is dat antitrustwetten zwaarder wegen dan de wetten voor intellectueel eigendom, waar Intel zich op beroept.