Intel en Via schikken hun lopende rechtszaken. Zij tekenen een overeenkomst waarbij Via processoren en chipsets mag produceren tegen betaling van royalties aan Intel.
De overeenkomst heeft een looptijd van tien jaar, wordt in de komende drie jaar stapsgewijs van kracht en heeft betrekking op x86-compatibele chips voor desktop- en laptopcomputers. Via mag echter niet meer te compatibel zijn; de systeembus en fysieke pinaansluitingen van zijn processoren dienen een ander ontwerp te gebruiken dan dat van Intel. Hiermee zijn Via’s processoren en chipsets op termijn op elkaar aangewezen.
De twee processorproducenten waren verwikkeld in wederzijdse rechtszaken, in totaal elf zaken aangespannen in vijf landen. Deze draaiden om Via’s chipsets voor Intels Pentium 4-processoren. Intel beschuldigde Via van illegaal gebruik van de Pentium 4-technologie, aangezien Via geen licentie-overeenkomst heeft om chipsets voor die processor te maken. De Taiwanese chipproducent stelde echter die licentierechten wel degelijk te hebben middels de overgenomen oud-concurrenten Cyrix en Winchip (Centaur).
De diverse rechtszaken hebben het gebruik van Via’s chipsets door moederbord- en computerfabrikanten afgeremd. Die Via-afnemers zouden namelijk ook aansprakelijk kunnen zijn, en liepen hoe dan ook het risico van kostbare rechtszaken en de wrevel van het marktdominante Intel.
De Taiwanese chipproducent zag zich dan ook genoodzaakt om vorig jaar een aparte divisie op te zetten die de eigen chipsets verwerkte in eigen moederborden. Zo hoopte Via de vrees van moederbordproducenten te omzeilen en pc-fabrikanten direct te benaderen. Deze strategie is tot op heden geen groot succes geweest.