Hij is niet erg scherp, maar voor dit it-vakblad wel de juiste voorpaginafoto. Staatssecretaris Karien van Gennip discussieert met haar critici over de regels voor softwarepatenten. De staatssecretaris toont de wereld dat ze tijd voor hen vrijmaakt.
De vraag is natuurlijk of ze werkelijk oor heeft voor hun argumenten. Ze wil van hen weten waarom de Europese Unie voor softwarepatenten strengere regels moet invoeren dan voor de rest van de octrooien. Want wat is er zoveel erger aan een softwareoctrooi?
Het zijn kernvragen. Waren de twee soorten vergelijkbaar, dan zijn critici van softwarepatenten fundamentalisten, die zich keren tegen het hele idee van octrooien.
Maar de twee zijn niet vergelijkbaar: softwarepatenten zijn gevoeliger voor misbruik dan andere octrooien. Op één medicijn kan een uitvinder één patent krijgen. Op broncode (uitgevoerd op een apparaat, bijvoorbeeld een computer) kan de auteur meerdere octrooien krijgen.
Een recent gepubliceerd empirisch onderzoek toont aan dat in de VS het patentsysteem bedrijven noopt minder te investeren in innovatie, en meer budget vrij te maken voor juristen en advocaten. Sla de archieven van dit blad er maar op na: de fabrikanten van halfgeleiders zijn meer bezig met rechtszaken dan met het uitbrengen van nieuwe (geheugen)chips. Patenten worden evenmin gebruikt voor het beschermen van uitvindingen, maar voor het offensief met de concurrent die dreigt met de zijne.
Het allerbelangrijkste argument is echter dat octrooien veel te makkelijk te verkrijgen zijn. De Europese Commissie en de Raad van ministers verzuimen te definiëren wat ’technisch’ is, en wat niet.
Samen met Laurens Jan Brinkhorst, haar baas, houdt Van Gennip de critici al een paar maanden op een afstand. “In de EU geen Amerikaanse toestanden.” Het klinkt aardig, maar het is onvoldoende. Bij de recente debatten met de Tweede Kamerleden, noch ’s nachts op het terras, gaat EZ niet in op de echte argumenten. Jammer, maar wel erg Amerikaans.< BR>