De servermarkt, inzet van een flinke concurrentiestrijd tussen de diverse computerproducenten, heeft meerdere marktleiders. Jawel, volgens het aloude adagio: definieer een marktdeel of -niche en verklaar jezelf leider.
En er zijn nogal wat submarkten. We hebben het over servers in de varianten Unix, Intel, zwaar (high-end), middelzwaar (midrange), licht (low-end), en alle voornoemde bij elkaar opgeteld. En over variabelen als de Verenigde Staten, wereldwijd, omzet, winst, afzet, marktaandeel, aandeelgroei, en dat weer op jaar- of kwartaalbasis. In deze wirwar is iedereen ergens winnaar.
Toch zijn er wel degelijk segmenten waar de serverproducenten zich meer willen laten gelden. Populair is nu de markt voor middelzware systemen. Aan de onderkant bevinden zich machines met Intel-processoren. Daarbij hebben de fabrikanten meer moeite om zich van elkaar te onderscheiden. Aan de bovenkant is er minder afzetruimte en dus minder terrein te veroveren. De Unix-leveranciers vechten het dus uit in de middenmoot; die is groot en heeft groeipotentie.
Probleem is echter dat Intels kosteneffectieve chips ook de ‘middenmarkt’ aantasten, alleen al in de prijsstelling voor systemen met Risc-processoren en Unix-varianten. Afgelopen week kwamen Sun Microsystems, IBM en Hewlett-Packard achter elkaar met aankondigingen van nieuwe, relatief goedkope systemen met snellere processoren.
Ondertussen is Intel niet van zins lijdzaam te wachten op de pc-fabrikanten om sneller hoger in de markt te komen. De chipproducent komt zelf met kant-en-klare serverchassis, white box-producten, bedoeld om de markt aan te zwengelen. Deze bouwblokken zijn nu uitgerust met maximaal vier Pentium 4 Xeon-chips, in de tweede helft van dit jaar verschijnen serverchassis, codenaam Tiger, met Itanium 2-processoren.
Eigenlijk hebben servers dan ook de verkeerde naam; meester zou beter passen bij het – financiële – belang en het prestige dat deze machines genieten.
Jasper Bakker