Door een gebrek aan innovatiekracht en ondernemerschap glijdt de Nederlandse ICT-sector af naar het niveau van assemblage- en onderhoudsmonteur, vreest Wilko Visser. IT-bedrijven investeren te weinig in productontwikkeling en beperken zich met ‘uurtje-factuurtje’ tot gewin op de korte termijn. Om innovatief vermogen en internationale concurrentiekracht te waarborgen moet Nederland (weer) een land van IT-uitvinders en softwarefabrieken worden. Dat komt economie, onderwijs en wetenschap ten goede.
Met zoveel aandacht voor de zwanenzang van Baan wordt te makkelijk vergeten welke positieve voorbeeldfunctie dit bedrijf jarenlang heeft gehad voor de Nederlandse ICT-sector. Het behoort met innovatieve bedrijven als Uniface, Tulip en Prolin tot het selecte clubje ondernemingen dat succesvol eigen IT-producten heeft ontwikkeld en op de markt heeft gebracht. Dat het uiteindelijk met enkele van hen minder goed is afgelopen, doet daar niets aan af. De softwarefactory die Baan een decennium geleden introduceerde, mist heden ten dage zijn pendant in onze vaderlandse IT-sector. ‘Sector’, want een IT-‘industrie’ in de ware zin van het woord heeft Nederland niet. Zelfs toonaangevende dienstverleners als CMG en Origin zijn in wezen ‘bodyshoppers’, die hun – riante – omzetten realiseren met het assembleren, implementeren en onderhouden van systemen en software die elders is ontwikkeld. Ondernemingen die het ontwikkelen van software- of hardware-producten tot hun ‘core business’ hebben gemaakt, zijn op de vingers van één hand te tellen. Daarbij gaat het voornamelijk om ‘workflow’-oplossingen en producten voor desktop-toepassingen.
Nationale trots
Het ontbreken van een ontwikkelings- en productie-industrie is om meerdere redenen te betreuren. Allereerst de bedrijfseconomische. Dienstverlening op uurbasis is bedrijfstechnisch weliswaar veilig, lucratief en dus interessant, maar voor de lange termijn bieden eigen – succesvolle – producten meer (internationale) potentie. Immers; de afzet via distributeurs maakt het mogelijk veel hogere rendementen te bereiken met een veel kleinere organisatie. De hefboom op distributie van producten is veel hoger dan welke uurfabriek dan ook. Die bedrijfseconomische waarheid wordt eens te meer bevestigd als we kijken naar de overnamesommen die voor IT-bedrijven worden neergelegd.
Bovendien dreigt Nederland de boot te missen als het gaat om de ontwikkeling van daadwerkelijk revolutionaire technologieën. De wisselwerking tussen wetenschappelijke instituten, onderwijs en bedrijfsleven is een fundament van de voortrekkersrol van de Britse en Amerikaanse IT-sectoren. Nederland zal zijn schaarse IT-talenten moeten stimuleren tot eigen creativiteit, in plaats van hen te veroordelen tot het bestaan van softwaremonteur.
Abstracter, maar niet minder reëel is het Nederlandse imago in het buitenland. Landen als Israël en India gaan prat op hun IT-industrie – en met recht. Zelfs een economische grootmacht als Duitsland is trots op zijn SAP, zoals wij dat eens waren op Baan en, in een andere branche, op Fokker. Die trots heeft alles te maken met innovatiekracht, met het maken van dingen. Niemand is trots op de efficiency van een onderhoudshangar op Schiphol. En zo zal het ook zijn als de Nederlandse IT-sector zichzelf degradeert tot de rol van monteur, die in andere landen ontwikkelde software en hardware aan elkaar knoopt – waar dus ook andere landen primair de technologische en economische vruchten van plukken. Door het gebrek aan productontwikkeling en daarmee door de minimale innovatie, rangeert Nederland zichzelf uit wat betreft ICT. Om dit alles te voorkomen, zijn meer durf, innovatie en ondernemerszin noodzakelijk.
Sleutelvoorwaarden
Het gebrek aan productontwikkeling is in zekere zin begrijpelijk. Research & Development vereist grote investeringen, die zeker voor jonge, kleine ondernemingen – waar de meeste innovatie vandaan komt – zeer moeilijk te dragen zijn. Veel nieuwe IT-bedrijven beginnen in de een of andere vorm van detacheringsbedrijf. Stabiele, bedrijfszekere dienstverlening. Deze brengt wel het risico met zich mee dat men, tegen de tijd dat er geld voor is, geen trek meer heeft in de onzekerheid die investeringen in het ontwikkelen van producten met zich meebrengt. Bovendien vereist het op de markt brengen van producten een ander, complexer en kostbaarder marketingapparaat.
Toch zijn het ontwikkelen en het succesvol op de markt zetten van nieuwe IT-producten wel degelijk haalbaar, ook voor jonge ondernemingen. Maar IT-ondernemingen die het pad van ‘eigen producten’ willen bewandelen, moeten wel aan een aantal sleutelvoorwaarden voldoen:
De beschikbaarheid van een voldoende grote markt. Het bedrijf VAI uit Veenendaal bijvoorbeeld heeft in de afgelopen drie jaar zo’n 100.000 werkplekken geautomatiseerd met de ID-Suite, een softwareproduct voor het inrichten en onderhouden van complexe IT-infrastructuren. En er hebben zoveel bedrijven een eigen IT-infrastructuur, dat de markt vrijwel onbeperkt is. En zo zijn er meer voorbeelden te geven van succesvolle introducties. Daarentegen zal het voor een beginnende marktpartij nauwelijks lonen bijvoorbeeld een geografisch informatiesysteem te ontwikkelen.
Een onderscheidend product. Ieder product is snel kopieerbaar, dus onderscheid is een cruciale factor in verband met de terugverdientijd.
Product en propositie zijn interessant voor partners. Wederverkopers en licentienemers kunnen succes met een ongekende factor vermenigvuldigen. Qua propositie en commerciële voorwaarden moet het dus voor hen aantrekkelijk zijn om deel te nemen.
Visie en betrokkenheid
Wellicht de belangrijkste succesfactor is het hebben van een duidelijke visie en commitment. Een innovator-in-spe dient een duidelijk en concreet beeld te hebben van zijn ambities en de offers die daarvoor nodig zijn. Start een bedrijf met het maken van een product en kies niet de makkelijke weg van de bodyshopper want dan is de kans groot, dat na enkele jaren de focus niet meer duidelijk op innovatie kan worden gericht. Val evenmin voor de verleiding het ontwikkelingsteam tijdelijk op andere, lucratieve, klussen te zetten. Hou hen én het management betrokken op R&D.
Uiteraard leveren de genoemde factoren geen blauwdruk op voor succesvolle productontwikkeling- en marketing. Maar het zijn wel aandachtspunten die zich in de praktijk hebben bewezen. Ik hoop dat er IT-innovators zijn die kansen zien in de bedreigingen die ik heb geschetst. Want er liggen volop kansen, in binnen- en buitenland. Bovendien biedt het eindelijk de kans, een einde te maken aan de oude misvatting dat Nederland geen engineering-cultuur heeft, omdat het vooral een handelsland zou zijn. De historische voorbeelden van scheepsbouw en waterwerken leren dat engineering en handel uitstekend kunnen samengaan. Dat moet ook in de informatie- en communicatietechnologie mogelijk zijn. Ik ga graag de discussie met u aan.
Wilko Visser,
directeur VAI