Sinds kort is de zwevende steen van Wim T. Schippers in de entreehal van het ministerie van Volksgezondheid in Den Haag weer in bedrijf. Het kunstwerk, genaamd ‘Het is me wat’, bestaat uit een steen van purschuim en een sokkel van natuursteen waarin zich een computergestuurd systeem bevindt dat een elektromagnetisch veld creëert.
Daardoor blijft de steen zo’n tien centimeter boven de sokkel hangen. Het door studenten van de TU Delft ontworpen programma hapert echter geregeld. Schippers heeft onlangs het kunstwerk gereviseerd, maar een eeuwigheidgarantie geeft hij niet.
Het gebruik van computers beperkt dus zich niet alleen tot het bedrijfsleven of de huiskamer. Ook de kunstenaar weet er inmiddels raad mee. Computers en bijbehorende systemen vormen echter niet alleen hulpmiddelen om kunstwerken te vervaardigen, ze kunnen ook zelf onderwerp van een esthetische ervaring zijn. De Amerikaanse kunstenaar Alan Rath herbouwt bijvoorbeeld computers en beeldschermen tot organismen met menselijke trekjes. Wie een letter op het toetsenbord indrukt, ziet op het scherm een grote mond tevoorschijn komen die die letter uitspreekt. Bij een andere installatie gaat op het scherm een tong die uit een mond hangt, meezwiepen wanneer er aan een joystick wordt gedraaid.
Rath is een van de kunstenaars die worden aangehaald in het ‘Boek voor de elektronische kunst’ van Arjen Mulder en Maaike Post. De afgelopen vijfentwintig jaar is de elektronische kunst uitgegroeid tot een volwassen kunstvorm. De auteurs onderzoeken in vijf essays (met als startpunt de begrippen machine, media, kunst, interface en netwerk) en diverse interviews de conceptuele rijkdom van de elektronische kunst. Daarbij gaat het hen niet alleen om de artistieke omgang met technische apparaten en installaties en aanverwante ‘performances’ (‘het lichaam als machine’). Zij staan ook stil bij de noodzakelijk geworden herinterpretatie van het klassieke kunstbegrip.
De term elektronische kunst blijkt overigens een omni-begrip. Er vallen vele stromingen onder, zoals elektronische muziek, post-industrustriële muziek, multimedia, machinekunst, ‘e-art’ en interactieve kunst. In de jaren negentig maakt een steeds groter wordende groep kunstenaars gebruik van ICT door het succes van de PC en de opkomst van internet. Daardoor begint het traditionele onderscheid tussen kunstvormen als muziek, animatie, film, video, architectuur, dans en robotica te verdwijnen. Voor mensen die werkzaam zijn in de ICT, kan het lezen van dit boek een verrassende kennismaking opleveren met een totaal andere wereld waarin computers en internet geen commerciële maar een artistieke functie hebben. Zoals de auteurs opmerken creëert elektronische kunst een ’tegenomgeving’ die de technische normaliteiten ontregelt. Wie ernaar kijkt, beseft plotseling welke dominante rol techniek eigenlijk speelt in onze moderne samenleving.
De ontwikkeling die het kunstenaarscollectief V2_ heeft doorgemaakt, geeft goed weer hoe het gebruik van computers in de kunstwereld langzamerhand ingeburgerd raakte. Uit een vraaggesprek met de medeoprichters blijkt dat begin jaren tachtig de confrontatie met de buitenwereld, die er vastgeroeste kunstopvattingen op nahield, centraal stond. Midden jaren tachtig koos het krakerscollectief uit Den Bosch ervoor om zich te richten op (media)technologie. Kunst moest middenin de maatschappij staan ,en daarin was een zwaarder accent op techniek komen te liggen, zo luidde de opvatting. De kunstenaars maakten steeds vaker gebruik van computers en zochten voor het programmeren hulp bij hackers, vormgevers en architecten. V2_ marginaliseerde hierdoor, omdat kunstinstellingen tot in het begin van de jaren negentig niets van media en techniek moesten hebben. Dat was in hun ogen jongensspeelgoed.
Maar ook de kunstwereld moest mee in de digitale vaart der volkeren. Niet alleen verouderde het museumpubliek, waardoor musea nieuwe doelgroepen moesten zien aan te boren, ook de kwestie van de ontsluiting van het cultureel erfgoed via elektronische media bracht de boel in beweging. V2_ verhuisde in 1994 naar Rotterdam, kreeg erkenning en groeide uiteindelijk uit tot een internationaal centrum voor kunst en mediatechnologie en organisator van het tweejaarlijkse Dutch Electronic Art Festival.
Het boek gaat ook in op het ontstaan van computernetwerken en hoe (elektronische) kunst met connectiviteit moet omgaan. Een opvallende opmerking in dit verband komt van mediatheoreticus Geert Lovink, die zich zorgen maakt over de overbewaking van internet. Hij verwacht als reactie hierop het ontstaan van parallelle netwerken en gelooft in een glorieuze comeback van de ‘bulletin board systems’ (bbs). Volgens Lovink bevindt zich in Duitsland en Aziatische landen als Japan en Taiwan nog immer een levendige bbs-cultuur en zien de interfaces er tegenwoordig fraai uit.
‘Boek voor de elektronische kunst’ is bedoeld voor een niet-ingewijd publiek. Dat streven is maar ten dele geslaagd. Daarvoor kennen de essays een te hoog kunsttheoretisch gehalte en bezigen sommige geïnterviewden orakeltaal. Jammer is ook dat er geen aandacht uitgaat naar toegepaste computerkunst, zoals fractals, animaties en klankvoortbrengende applicaties. Het boek mist eigenlijk een voor de leek handzaam chronologisch overzicht van belangrijke kunstenaars en creaties en – op een paar uitzonderingen na – een uitleg hoe een en ander technologisch in elkaar steekt.
Maar deze kritiekpunten worden ruimschoots goedgemaakt door de vele prachtige foto’s uit het archief van V2_ die in het boek zijn opgenomen. Al die ‘performances’ met groepjes toeschouwers erom heen, machine-installaties, computeropstellingen met sensoren, ‘virtual reality’-omgevingen, artistieke interfaces en bizarre robotten geven een fascinerend beeld van een nog prille kunstvorm.
Arjen Mulder en Maaike Post.
Boek voor de elektronische kunst
Uitgeverij De Balie/V2_
Amsterdam/Rotterdam 2000
ISBN 90-6617-254-1. Prijs: 45 gulden
192 pagina’s.
Rik Sanders Redacteur