Rivaliteit tussen gemeenten en te weinig kennis binnen de gelederen maken de monopoliepositie van twee applicatieleveranciers onvermijdelijk. Willy van de Ven vraagt zich af of er niet meer bij wet geregeld moet worden en of de voordelen van een monopolie niet beter kunnen worden benut. Analyse aan de vooravond van het Viag-congres (4 t/m 6 november).
Dat gemeenten gebonden zijn aan twee applicatieleveranciers die 90 procent van de gemeentelijke markt bestieren, is een gevolg van marktwerking. Na het opheffen eind jaren tachtig van de gr’s (gemeenschappelijke regelingen op het gebied van automatisering; dat wil zeggen samenwerkingsverbanden tussen gemeenten zoals CON, Cevan, Ciob, enzovoort) zagen zo’n zes á zeven leveranciers brood in het aanbieden van automatiseringssystemen aan gemeenten. De specificaties voor die systemen werden aanvankelijk door de klant samen met de leverancier opgesteld en later door de leverancier samen met de klant. De rollen keerden om en al gauw was er sprake van een aanbodmarkt. De leveranciers met de beste babbel en de laagste prijs werden spekkoper. Na enkele overnames en fusies in de jaren negentig ontstond de huidige situatie.
De Nederlandse gemeenten hebben zich in een klempositie gemanoeuvreerd Binnen de gemeentelijke organisaties bestaan nog steeds belangenverschillen tussen gebruikers, lijnmanagement en ict-afdelingen, waardoor de rol van de individuele gemeente als klant wordt verzwakt. Extern bestaat er een ongezonde rivaliteit tussen de gemeenten onderling (wie is de beste, wie is de mooiste?), waardoor het gemeentelijke kamp nog eens extra verdeeld wordt, zodat het een gemakkelijke prooi is voor leveranciers. Omdat dit kamp steeds kleiner wordt (gemeentelijke herindelingen) en daardoor ook te klein voor meerdere leveranciers, is de weg naar een monopolie onvermijdelijk.
Dit wordt als ongewenst ervaren, zoals Gerrit Barmentlo schrijft (Computable, 28 september). Hetzelfde gevoel hebben ook de gebruikersverenigingen. Zij bespreken met hun leverancier de inhoud van de systemen, maar slagen er niet in enige ruimte te creëren voor andere aanbieders. Met te weinig kennis van de eigen processen en met nog minder kennis van informatiearchitecturen (en alles wat daar mee samenhangt en van afhangt!) kunnen zij geen professioneel tegenspel bieden. Met de ict-vakverenigingen van de Nederlandse gemeenten (de Viag en het 100.000+ informatiemanagement) is het niet anders. Zij zijn niet in staat die informatie- en gegevensarchitectuur aan te geven waarbinnen deze systemen moeten functioneren. Het in dat verband (reeds te lang) lopende pilotproject betreffende componentenbouw is een te zwak antwoord op de vraag hoe de monopoliepositie van leveranciers te breken.
Eén opdrachtgever
Men kan het probleem ook anders benaderen: is een monopolie wel zo erg? In het verleden is getracht om voor de gezamenlijke gemeenten een Soag op te zetten (Stichting Ontwikkeling Automatisering Gemeenten). Dat werd geen succes omdat gemeenten zich erg autonoom opstelden; er ontstonden wel gemeenschappelijke regelingen (gr’s). Door het ministerie van BZK wordt nu een nieuwe poging ondernomen in de vorm van de stichting Ictu (Informatie en Communicatie Technologie Uitvoering). Verschillende programma’s zijn daarin ondergebracht, zoals OL2000 en Stroomlijning Basisgegevens. Het is moeilijk te voorspellen hoe groot de impact van Ictu zal zijn op de gemeentelijke organisaties. Het is opnieuw wel een stap in de goede richting om de gemeenten op één lijn te krijgen. Jammer genoeg gaat het weer niet echt over de integrale inrichting van de gemeentelijke informatiehuishouding. De tegenwoordig zo vaak besproken back-office als ondersteuning van de front-office blijft buiten het werkingsgebied van Ictu.
Maar wat is haalbaar om uit de impasse te geraken? Een belangrijke troef die de gemeenten in hun eigen belang nu kunnen uitspelen, is het gezamenlijk optrekken van gebruikersverenigingen en ict-vakverenigingen namens de gemeenten. Daartoe dienen zij zich echter wel uit te rusten met voldoende materiekennis en een gedegen visie op de organisatie van de informatie in gemeenteland. Vanuit die positie zouden zij moeten kunnen handelen als de ‘Nederlandse Gemeenten B.V.’ met het mandaat om als één opdrachtgever te kunnen optreden. Daarvoor zal elke gemeente volgens de spelregels ook iets van haar individuele autonomie prijs moeten geven. Het maakt dan niet meer uit of die ene leverancier een particulier bedrijf of een overheidsinstantie is: wie betaalt, bepaalt. De VNG kan hierbij betrokken worden, hoewel deze vereniging vanwege te weinig capaciteit een onvoldoende krachtig bindmiddel is om een dergelijk proces op gang te brengen, zo is vooral de laatste jaren gebleken.
Haaks hierop staat een andere stroming, die voorstander is van het volledig vrij geven van de ontwikkelingen. Paul Frissen van de KUB bepleit zelfs marktwerking tussen gemeenten onderling, en wel op het allerlaagste uitvoeringsniveau. Hij gaat zo ver te stellen, dat de ene gemeente zich zou kunnen profileren in het uitgeven van paspoorten en dat de andere zou kunnen excelleren in het verstrekken van vergunningen. Mijns inziens staan we daar nog verder van af dan van een ontwikkeling naar centralisatie. En met de recente gebeurtenissen in de VS voor ogen lijken mij zijn ideeën in het kader van beveiliging niet erg realistisch.
Veel organisatie
Gemeentebesturen zullen zich over deze materie moeten buigen en initiatiefnemers met het nodige charisma naar voren moeten schuiven. Het is tenslotte hun verantwoordelijkheid dat de interne ict-organisatie van de gemeente op orde is en dat de burger naar behoren bediend wordt. Dit alles vergt natuurlijk veel organisatie, zoals het benoemen van een instantie die mandaat krijgt, het inrichten van een kenniscentrum, enzovoort. Ook is snelheid van handelen geboden, want de gemeenten mogen de aansluiting met hun omgeving niet missen. Misschien moet er meer bij wet geregeld worden en kunnen de voordelen van een monopolie beter worden benut.
Stel dat de hier door mij voorgestelde weg wordt ingeslagen, dan zal het eindresultaat zijn dat de burger, dus u en ik, beter en goedkoper geholpen zullen worden en dat een echte virtuele overheid sneller dichterbij komt dan in de huidige situatie mogelijk is. De technische en informatorische standaarden, die dan pas echt op gang kunnen komen, zullen ervoor zorgen dat de onderlinge communicatie tussen systemen, mensen, organisaties en hun omgeving bevorderd wordt. Bovendien kan dat tegen beduidend lagere kosten dan nu het geval is. Ik kijk daarom gespannen uit naar de lezing van Henk Bos met de titel ‘Van Soag naar Gaos’ (Gemeentelijke Automatisering Onder Standaards) tijdens het aanstaande Viag-congres.
Will Van De Ven Solucity