Na lezing van het actieplan Andere Overheid met zijn mooie doelstellingen blijft niet het gevoel achter dat het het kabinet nu echt menens is. Overheidsorganisaties en uitvoeringsinstellingen zouden kunnen doorgaan met het eindeloos rondpompen van informatie of ervoor kiezen de efficiëntie te verhogen en de informatieset van de burger tot uitgangspunt van het eigen handelen te maken, meent Jelte Verhoeff
In het actieprogramma Andere Overheid van het kabinet worden vier actielijnen beschreven waarlangs de overheid tot vernieuwing wil komen. Het betreft de verbetering van de dienstverlening aan de burger, het verminderen van regelzucht, het verbeteren van de organisatie van het Rijk en het vernieuwen van de relaties met provincies en gemeenten. De lat ligt hoog: 65 procent van de dienstverlening van de overheid moet in 2007 langs elektronische weg plaats kunnen vinden, waarbij burgers en bedrijven gegevens slechts eenmaal hoeven te aanleveren. Een belangrijk middel om deze doelen te bereiken is het verbeteren van de informatie-infrastructuur en it. De centrale ontwikkeling van authenticatievoorzieningen en het inrichten van basisregisters voor personen, bedrijven, gebouwen, vastgoed, adressen en geografische kaarten zijn daarbij de dragende ontwikkelingen. Een aanname is dat de investeringen “voor een belangrijk deel” zullen worden terugverdiend door verbeterde efficiency en minder administratieve rompslomp.
Wat dat laatste betreft moeten we de overheid bij voorbaat maar niet al te hard vallen: kretologie over inverdieneffecten van automatiseringsprojecten horen er nu eenmaal bij, maar achteraf zal het iedereen een zorg zijn. Degenen die verantwoordelijk waren voor goedkeuring en realisatie van de oplossingen, zitten er niet op te wachten dat hun budgetoverschrijdingen nog eens breed in verantwoordingen worden uitgemeten. De organisatie of maatschappelijke groep die er gebruik van maakt is allang blij dat bepaalde zaken weer wat beter gaan. Bovendien weet niemand wat de investeringen in een breed programma als Andere Overheid en de daaraan verbonden it-component zullen zijn, laat staan dat er een model zou bestaan waarin kosten en baten kunnen worden gecalculeerd. Dat is en blijft op zijn best natte vingerwerk. Met gezond verstand begrijpt iedereen echter dat de geldverslindende en gekmakende administratie (en it) uit het (post)industriële tijdperk zal moeten verdwijnen en hoe dan ook zal worden vervangen door iets nieuws. Daar is geen rekenmodel voor nodig.
Thom de Graaf
Erik Gerritsen, voormalig gemeentesecretaris van Amsterdam en momenteel werkzaam op Financien, in bredere zin sprekend over de overheidsorganisatie verwoordde het onlangs zo: “Wij kunnen proberen het heft in eigen hand te houden en een pijnlijke instorting van het oude systeem voor te blijven door met alle kracht te werken aan het neerzetten en invoeren van een samenhangend nieuw paradigma – dat van de slimme overheid”.
Thom de Graaf voegde daar onlangs nog aan toe: “We gaan de bureaucratie slopen”.
Het zou naïef zijn te verwachten dat de onderdelen van het administratief/industrieel complex zomaar van plan of in staat zouden zijn op basis van een actieplan van het kabinet de gedurende vele jaren gesmede ketenen van angst, onbenulligheid en berekenend eigenbelang af te werpen, om zich in dienst van het collectief te stellen. Daarbij is hulp vereist. De goede wil van een minister, ondersteund door een gemotiveerde projectgroep, is niet genoeg om dat proces in gang te zetten, laat staan tot een goed einde te voeren. Wat op onderdelen wel helpt, is een van de suggesties van Gerritsen te volgen en projecten krap te budgetteren; wat mij betreft het liefst zo krap, dat het voor de gevestigde it-leveranciers oninteressant of ondoenlijk is te offreren.
De koene uitspraak van De Graaf veronderstelt een sterke politieke positie en een dito mandaat voor het actieplan; aan beide kan worden getwijfeld: zijn ministerschap is gecreëerd om de formatie met D66 rond te krijgen, hetgeen haast wel tot een beperkte slagkracht ten opzichte van de vakministers, bijvoorbeeld uit de sociaal economische driehoek, moet leiden. Realisatie van het actieplan staat of valt met het bereiken van ‘ontkokerd’ gedrag en wie de discussie over de aanvullende bezuinigingen gevolgd heeft is weer eens met de neus op het feit gedrukt, dat voor iedere minister het bestuurlijke hemd nader is dan de rok: “Jazeker, de financiële situatie is precair, dus wellicht nog wat meer bezuinigen, maar niet op mijn begroting s.v.p.”
Weg der geleidelijkheid
It-vernieuwing in de volle breedte van het actieplan raakt de kern van de overheidsorganisatie en kan de machtsbalans veranderen. In de coulissen zal daarom behoudend ambtelijk gefluister ontstaan, met als strekking dat beleidsprioriteiten binnen de eigen koker gevaar lopen door dit of dat horizontale samenwerkingsverband. Het is nogal veel gevraagd van bewindspersonen om daaraan weerstand te bieden ten behoeve van een abstract collectief, waarop niemand afgerekend kan worden.
Veel van het binnen die beperkingen te realiseren succes hangt daardoor af van de persoon en het netwerk van de minister. Daar is niets op aan te merken en sommige zaken zullen hem daarom zonder meer worden gegund, ook al omdat de coalitiepartner niet bij voortduring met lege handen kan worden gezet.
Het slopen van de bureaucratie, ofwel het individueel bedienen van de burger, zal echter nog even op zich laten wachten.
Los van deze ‘weeffout’ blijft na lezing van het actieplan met de mooie doelstellingen, ook niet het gevoel achter dat het het kabinet nu echt menens is. Evenmin dat het getreuzel afgelopen moet zijn, gelijksoortige initiatieven binnen de kokertjes bij elkaar worden gebracht, samenwerking verplicht is en we voor 2007 ook klaar moeten zijn.
Het feit dat er een voorhoede van ambtelijke managers is die de noodklok luidt en spreekt over noodzakelijke ingrijpende maatregelen, systeemsprongen en confuciaanse heeft ook geen invloed. Hoewel niemand later zal kunnen zeggen dat hij het niet geweten heeft, kiest het kabinet toch weer voor “de weg der geleidelijkheid” om vooral niemand voor het hoofd te stoten in plaats van een bevrijdende burgerlijke cyberrevolutie te ontketenen. Volgens Freek de Jonge slaagde de Franse Revolutie, omdat men toen heel anders over de wenselijkheid van geleidelijkheid was gaan denken. Ik denk dat hij gelijk heeft. Er is weer geen algehele steun voor een nieuw paradigma voor de overheidsorganisatie en er is geen besef dat het er nu om gaat de kernproblemen goed en snel op te lossen, en niet gedegen en traag of halfbakken en een ietsepietsje sneller.
Thom de Graaf prijsde zich onlangs wel gelukkig met 500 ‘grassroots’-initiatieven – allemaal goede zaken natuurlijk. De 167 it-onderwerpen hieronder kenmerken zich echter alle ook door (1) een versterking van de publicatie functie, (2) onderwijs, (3) optimalisaties van interne processen met als spin-off een wat verbeterde dienstverlening en (4) het niet rechtstreeks aanspreken en bewerken van de backoffices. Hiermee wordt dus maar in zeer beperkte mate druk op de oude wereld opgebouwd en is geen directe impact op de informatiehuishouding van de overheid merkbaar. Deze initiatieven kunnen succesvol zijn doordat zij de status quo niet aantasten.
Individueel aanbod
Om de bureaucratie echt te slopen en het paradigma van de slimme overheid te vestigen is per definitie een verschuiving in de machtsbalans noodzakelijk, ten nadele van de huidige actoren en ten gunste van partijen die nu nog niet in het stelsel vertegenwoordigd zijn: individuele burgers en bedrijven. De slimste overheid snijdt daarom de kolommen in zestien miljoen plakjes en biedt zijn burgers de hele, op hen betrekking hebbende informatiehuishouding individueel aan. Zij vraagt en stimuleert dat de burger dit wil combineren met eigen gegevens. Zij organiseert daarmee ruim zestien miljoen belanghebbenden, die de inconsistenties, contradicties en regelrechte fouten en onwettigheden die dan aan het licht komen, gecorrigeerd zullen willen zien. Enige planning en fasering bij het openen van de beerput is dus wel vereist. Anders komt het hele overheidsapparaat tot stilstand en vliegen de schadeclaims en maatschappelijk ongewenste snelle acties van handige jongens die ineens mazen in de registratie ontdekken, ons om de oren. In de eindsituatie hoeft de burger dan niet met zijn gegevens naar het formulier van de overheid om een informatieproces te starten, maar kan de overheid op verzoek van de burger, of op basis van een wettelijke bepaling, met haar formulier naar de relevante gegevens van de burger komen.
Of de ketens binnen het apparaat dan wel of niet coherent zijn, is voor de burger minder relevant; dat zoekt het apparaat zelf maar uit. De dienstverlening moet beantwoorden aan openbaar vastgestelde en gecontroleerde kwaliteitscriteria. Of men daarbij vanuit Amsterdam via Maastricht naar Groningen wil rijden, of rechtstreeks gaat, is een optimalisatieprobleem geworden waar de burger buiten staat zolang de kwaliteit gegarandeerd is. Blijft het een interne chaos, dan ontstaat er een claim op het apparaat.
De overheidsorganisaties en uitvoeringsinstellingen zouden kunnen doorgaan met het eindeloos rondpompen van informatie naar elkaar en het bijhouden van tientallen (deel)afslagen van de bevolkingsadmininstratie en andere basisregisters. Of ze kiezen ervoor met moderne technologie, in welke organisatorische constellatie dan ook, de efficiëntie te verhogen en de informatieset van de burger tot uitgangspunt van het eigen handelen te maken.< BR>
Jelte Verhoeff