Eén van de doelen van een business case is om anderen – en soms jezelf – ervan te overtuigen dat een geplande investering verstandig is. Dus bijvoorbeeld dat het aannemelijk te maken is dat het geld dat er vooraf ingestoken moet worden zeker zal worden terugverdiend. Immers, de kosten gaan voor de baten, voor niets gaat de zon op en meer van dat soort platitudes.
Puur kwantitatieve argumenten overtuigen het best: de eenmalige kosten zijn x, de maandelijkse besparing is y, dus na x/y maanden zal er flink aan de voorgestelde investering worden verdiend. Die x-factor is vaak wel aardig duidelijk, tenminste zolang er geen software-ontwikkelingen aan te pas komen. De maandelijkse besparing vergt echter wat meer zweetdruppels. Komt uiteindelijk zo'n return-on-investment toch niet helemaal uit de verf, dan worden de kwalitatieve argumenten in stelling gebracht. 'Door de voorgestelde oplossing worden we een stuk flexibeler, gaat de kwaliteit omhoog, verbetert ons imago' en veel varianten daarop.
De fout die dan regelmatig gemaakt wordt – je zou het bijna een te vermijden design pattern van business cases kunnen noemen – is om kwantitatief en kwalitatief door elkaar te halen. Zeker aan de zijde van de beoordelaar. Dit gaat ongeveer als volgt. De opsteller van de business case realiseert zich dat de pure kwantitatieve argumenten onvoldoende zijn om het punt te maken. Daarom wordt een zo lang mogelijk waslijst aan kwalitatieve argumenten toegevoegd. Dit vanuit het idee: hoe meer hoe beter. Echter, daar zit hem nou net het probleem.
Stel dat de beoordelaar van de business case van de tien opgesomde argumenten er acht in twijfel trekt. En dat twee argumenten wel als een huis overeind blijven. Het gevoel dat dan achterblijft is dat de business case voor 80 procent in twijfel getrokken kan worden. Met als mogelijk resultaat een afwijzing.
Had de opsteller slechts die twee hoofdargumenten genoemd, dan was er geen vuiltje aan de lucht geweest. Ergo: wil je een ander ergens van overtuigen, gebruik dan alleen de argumenten die staan als een huis. Schrap al die goed bedoelde extra argumenten die wellicht ook een beetje waar zijn, maar misschien ook net niet. Je krijgt dan voor de 100 procent gelijk, want 100 procent van je argumenten snijden hout. Om nog maar eens een gemeenplaats te gebruiken: voor kwalitatieve argumenten geldt 'minder is meer'!
Euhm ja. En uiteindelijk wordt iedere business case beslist op de financiële cijfers (besparingen!). Dat mag wel kort door de bocht klinken, maar ’the evidence is overwhelming’.
Dus verzin (sic) een enorme bezuiniging, stel die bij naar aanleiding van vragen zodat er toch nog iets moois resteert, en scoor.
Degene die een investering vraagt (ai! kosten! het verschil tussen die twee, is de meeste managers ofwel onbekend ofwel een worst wegens kwartaal/jaartargets…) voor een fraai flexibiliteitsdoel of zoiets vaags, verliest dan. Hoe komt het nou toch dat we achterop raken bij de concurrentie die het minder goed doet (i.e., voorlopig met minder winst genoegen neemt)…!?
Bert is een CTO. Hij praat dus niet over een Business Case, hij praat over een offerte/voorstel waarvan de klant vervolgens een business case kan maken. Een subtiel, maar belangrijk verschil.