De jacht op ET is losgebarsten. PC’s op thuis- en werkplekken van bijna 850.000 aardbewoners zijn data aan het analyseren van de Arecibo-radiotelescoop op Puerto Rico. Doel is radiosignalen te herkennen die van kunstmatige oorsprong zouden kunnen zijn: radio- of tv-uitzendingen, gerichte boodschappen of communicatie-signalen die afkomstig zouden kunnen zijn van bewoners van verre planeten, van ‘Extra-Terrestrials’ waarvan het bestaan nog onbekend is. Hallo heelal!
Als je als eenling, met je modernste thuis-PC, begint aan het verwerken van het eerste brok ET-data, zijn de verwachtingen hooggespannen. Je tuurt naar de rode en blauwe pieken en dalen die op je beeldscherm verschijnen in een dansende grafiek, naar de verspringende cijfers en de verschuivende percentage-balken. Uit de informatie die verstrekt is, weet je dat kleurenbalkjes in het rood moeten komen als er iets in je data-brok zit, dat verder onderzoek rechtvaardigt. Maar daaruit weet je ook dat je kans op ontdekking van buitenaards intelligent leven uiterst klein is. Toch blijf je een poosje nieuwsgierig naar je beeldscherm staren. Het zal je maar gebeuren…
Het gewone werk roept echter weer en dus zet je de analyse na korte tijd op de achtergrond. Als je eerste data-brok is afgewerkt (en dat duurt wel een paar uurtjes, dagen zelfs, afhankelijk van je processor-snelheid en je besturingssysteem), vraagt je PC om internet-contact. Dan blijkt dat je in dat veld van bijna 850.000 deelnemers maar een heel klein schakeltje bent. Je kans blijft echter even groot en dus haal je een volgend data-brok op om door je PC te laten analyseren op momenten dat deze even niks staat te doen. Je laat je PC er (zonder beeldscherm) zelfs ’s nachts voor aanstaan.
Ongebruikte PC’s
Deze zoektocht naar intelligent buitenaards leven is half mei van start gegaan en is gebaseerd op het idee dat honderdduizenden PC’s vele momenten ongebruikt staan, vooral thuis maar ook op veel werkplekken. Het project heet dan ook Search for Extra-Terrestrial Intelligence at Home ofwel Seti@Home. Initiatiefnemer is het Seti-instituut dat is ondergebracht bij de Universiteit van Californië in Berkeley. Dat zoekt sinds half jaren zeventig naar radiosignalen in het heelal, die afkomstig zouden kunnen zijn van intelligent buitenaards leven. Begin 1999 is daar een speurtocht naar kunstmatige lichtbronnen bijgekomen.
Het instituut zoekt naar wetenschappelijk bewijs van intelligente ET’s. Het doet geen onderzoek naar UFO’s of vermeende ontvoeringen door ‘aliens’. "We hebben daar een praktische reden voor", zei projectleider dr. David Anderson onlangs. "De afstand naar de dichtstbijzijnde ster is meer dan vier miljard lichtjaren. Dat is ongeveer 38,5 biljoen kilometer weg. Met onze huidige rakettechnologie zou het zo’n 300.000 jaar vergen om ernaar toe te reizen. Zelfs voor een hoger ontwikkelde buitenaardse beschaving zou dat een ontmoedigend probleem vormen. Er is ook geen wetenschappelijk bewijs dat onze Aarde door ET’s is bezocht. Persoonlijke verklaringen zijn geen materiële of geldige bewijzen."
Toch heeft deze puur wetenschappelijke verklaring al bijna een miljoen aardbewoners in 222 landen er niet van weerhouden zich de afgelopen drie jaar voor Seti@home aan te melden en hun PC’s beschikbaar te stellen voor het analyseren van sterrenkundige computer-gegevens. Ook PC’s in tal van kantoren zijn ingeschakeld, in bedrijven, universiteiten, onderzoeksinstellingen en hogescholen, in Noord-Amerika zelfs ook in basisscholen en op scholen voor voortgezet onderwijs. Het ontwikkelen van de programmatuur kostte nogal wat tijd. Reden waarom de radio-astronomische ET-jacht pas in mei echt van start is gegaan.
Ook ruim zeventienduizend Nederlanders en Nederlandse bedrijven en instituten doen mee (stand per half juli). Een groep systeembeheerders van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) komt zelfs voor in de hogere regionen van ‘nummer-krakers’ en had lange tijd het meest verwerkt van alle Nederlandse deelnemers. Sinds begin juli hebben ze medewerkers van het Natuurkundig Laboratorium van Philips moeten laten voorgaan.
Het Seti-instituut houdt statistieken bij van alle deelnemers. "Steeds meer mensen gebruiken ons speciale Seti-e-mailadres, waardoor hun resultaten bij die van ons als één HvA worden geteld", vertellen netwerk-administrateurs Frank Jonker en René Hennequin mede namens hun collega’s Sander van der Loo, Gerard Zonjee, André van der Vlies, Manfred Baumeister en Arthur Cramer. "We werken aan wat ideeën om alle PC’s op onze locatie mee te laten doen. En daarna willen we ook de andere HvA-locaties inschakelen." Zij rekenen op een vaste plek in de internationale top-100 van aantallen verwerkte data-eenheden; daar hadden ze al even van mogen proeven en daarin zijn de Philips-mensen nu op weg naar de bovenste regionen. De ET-koorts heeft toegeslagen…
Nummerkraaksoftware
Vele triljarden stukjes digitale gegevens zijn en worden opgevangen met de gigantische Arecibo-radiotelescoop op Puerto Rico. Het Seti-instituut heeft ze in handzame ‘brokken’ verdeeld die nu op gewone PC’s worden geanalyseerd. De aangemelde deelnemers hebben via internet gratis software gedownload (er zijn versies voor onder meer Windows, Unix, Linux en Mac), waarin een analyseer-programma, een screensaver en een hulpfile zitten verpakt. Na installatie zoekt het programma via internet contact (automatisch of na goedkeuring) met de Seti-computers in Berkeley om het eerste pakket astronomische gegevens op te halen.
Die eenheden zijn brokken van 348 kilobyte die, afhankelijk van de processor- en modem-snelheden, in zo’n drie tot vijf minuten zijn binnen te halen. Vervolgens kun je het analyseer-programma, als je de PC niet voor andere dingen nodig hebt, zelf starten of wachten tot de screensaver aan het werk gaat. Op ieder moment kun je het nummer-breek-werk onderbreken. Dan wordt in een apart bestandje gezet waar het programma was, zodat het bij de volgende gelegenheid op die plaats weer verder kan gaan. Het analyseren van één ‘unit’ of brok kost tussen dertien en zeventig uur PC-tijd, afhankelijk van de snelheid van de computer, aantallen geopende programma’s en het gebruikte besturingssysteem. Sommige rekencentra weten het tussen een kwartier en twee uur te doen. Als het hele bestand is doorgerekend, moet weer contact worden gemaakt met de Seti-computers. Een file met de resultaten is in een zucht overgezet; het programma haalt vervolgens automatisch een volgende brok op om te analyseren.
Die resultaten worden door het Seti-instituut gevoegd bij die van de andere nummer-krakers. De super-computers van de Universiteit van Californië gaan die nalopen op bijzonderheden. Signalen die eventueel in aanmerking komen als ‘van buitenaardse intelligentie afkomstig’ worden door radio-astronomen nader onderzocht. De daarvoor benodigde radiotelescopen (bijvoorbeeld die op Puerto Rico weer) zijn hier echter niet meteen voor beschikbaar. Volgens projectleider Anderson is er pas over zes maanden een eerste mogelijkheid om analyse-gegevens te gaan checken. Overigens zijn aan de resultaten ook de gegevens gekoppeld van degene door wiens PC ze zijn opgeleverd. Dan kan ten minste worden nagegaan wie de mede-ontdekker is van de eerste buitenaardse wezens, als definitief vaststaat dat een radiosignaal alleen maar kunstmatig kan zijn uitgezonden en niet afkomstig is van de Aarde of van natuurlijke bronnen in het heelal…
Communicerende beschavingen
Het gaat bij dit project om het opsporen van radiosignalen waarvan met zekerheid kan worden vastgesteld dat die gemaakt zijn door intelligente bewoners van een ander hemellichaam. De president van het Seti-instituut, de astronoom dr. Frank Drake, heeft berekend dat het aantal intelligente, communicerende beschaafde werelden in ons melkwegstelsel gelijk is aan het aantal jaren dat zo’n wereld bestaat. De formule die hij daarvoor heeft bedacht, is door de meeste wetenschappers aanvaard. Zij verwachten dat een beschaving die in staat is te voorkomen zichzelf te vernietigen, een zeer lange tijd zal blijven voortbestaan. Op Aarde wordt nu zo’n vijftig jaar elektronisch gecommuniceerd. Er zouden dus minimaal vijftig communicerende beschavingen moeten zijn. Als zo’n wereld miljoenen jaren stand houdt, zouden er ook miljoenen intelligente beschavingen moeten zijn. Daar zoeken Drake, zijn instituut en vele honderdduizenden collega’s en PC-bezitters nu naarstig naar.
Op wetenschappelijke basis worden daarvoor door radio-astronomen tal van telescopen over de hele wereld ingeschakeld. In dit verhaal houden we het bij het Seti@home-project. Voordat dit van start ging, beperkten de sterrenkundigen zich tot realtime-analyses met supercomputers, rechtstreeks gekoppeld aan de telescopen. De rekenkracht daarvan is echter te beperkt om diep genoeg en voldoende gedetailleerd naar alle beschikbaar komende gegevens te kijken. De zwakkere signalen bijvoorbeeld worden meteen al opzij gezet. "Het zou een monsterlijk grote supercomputer vergen om alle signalen te analyseren", zegt Seti-woordvoerder Ron Hipschman. "We kunnen ons niet veroorloven zo’n machine te bouwen of te kopen. Maar een heleboel kleinere computers kunnen hetzelfde werk doen, als ze maar lang genoeg kunnen draaien. Hier komt het Seti@home-project om de hoek kijken."
Driemaal in twee jaar
Vooralsnog wordt alleen de data geanalyseerd die is opgevangen met de Arecibo-telescoop. Deze zal tot mei 2001 het vanaf dit Caribische eiland zichtbare heelal (zo’n dertig procent) driemaal scannen. De verwachting is dat daarna nieuwe telescopen (onder meer in satellieten buiten de dampkring rond de Aarde draaiend) en nieuwe experimenten beschikbaar komen die het zoeken kunnen vervolgen.
De zoektocht richt zich op zeer smalle frequentie-gebieden per keer, van ongeveer 0,07 hertz. Gezien de benodigde energie is het efficiënter om in zulke smalle banden radiosignalen uit te zenden dan over een breed gebied ineens. Men gaat er vanuit dat buitenaardse beschavingen ook tot die conclusie zijn gekomen als zij een signaal willen uitzenden dat door anderen moet worden ontdekt. Het betekent wel dat miljoenen van dergelijke smalle banden bekeken moeten worden. Daarbij kunnen overigens ook signalen zitten, afkomstig van radio-, tv- en radar-zenders, die onbewust oneindig het heelal in priemen. Ook die zijn kunstmatig en kunnen dus van ET-oorsprong zijn. Gekozen is voor onderzoek van het frequentie-gebied tussen 1420 en 1427 megahertz; voor iedereen verder verboden terrein. Daardoor is het een relatief stil deel en kan ruis gemakkelijker worden weggefilterd.
Het Seti@home-programma zoekt nu de radio-astronomische data af naar signalen die belangrijk boven de ruis uit hoorbaar zijn. Dat gebeurt per frequentie-band van 0,07 Hz. De Arecibo-telescoop levert per dag 35 gigabyte aan astronomische gegevens. In Berkeley wordt deze hoeveelheid verdeeld in brokken van 0,25 megabyte, 107 seconden kijk-tijd omvattend. De thuis-PC onderzoekt zo’n brok op ongeveer vier miljard verschillende combinaties van frequenties, bandbreedte en frequentie-verschuiving. Als daarin dan een hoog vermogen wordt gevonden, gaat het programma testen op aardse storingen. Alleen als dat vermogen in een kromme stijgt en daalt binnen een periode van twaalf seconden, zou dat van een kunstmatige buitenaardse bron afkomstig kunnen zijn. Die twaalf seconden is de tijd die een object in het heelal erover doet om het kijkgebied van de telescoop te passeren. Dat veroorzaakt een doppler-effect: een schijnbare stijging en daling van het vermogen. "Het is als door een limonade-rietje kijken naar de kosmos; je kunt maar een heel klein stukje tegelijk zien", aldus astronoom Jill Tarter van het Seti-instituut.
Spijkerbedden en kaartenbakken
Als je het Seti-programma hebt draaien, zie je op je beeldscherm behalve informatie over de frequentie die wordt onderzocht, onder meer een half beeld vullende driedimensionale grafiek. Dat is de grafische presentatie van de berekeningen die de software uitvoert. Afhankelijk van de onderzochte frequentie-bandbreedte lijkt het plaatje op een spijkerbed of een zeer uitgebreide kaartenbak.
Met Windows 98 en een 333 MHz-processor kost de verwerking van één brok Seti-data zo’n 65 uur pure computertijd. Maar dat kan veel sneller. Informaticastudent aan de Katholieke Universiteit Leuven, Alexander van Hecke zegt daarover: "Ik gebruik de Linux-versie. De Windows-versie is echt veel trager, al heb je daar wel mooie graphics bij. Onder Linux toont de Seti@home-client alleen tekst, maar hij rekent wel veel sneller."
Net zo enthousiast over Linux als besturingssysteem is Frank Wijgerse, student civiele techniek aan de Technische Universiteit Delft en webmaster van de Jongeren Werkgroep voor Sterrenkunde: "Wij zijn met zo’n twintig computers voor Seti@home aan het werk, machines die variëren van een Pentium 120 MHz tot 350 MHz. Een aanzienlijk deel daarvan draait onder Unix of Linux. Daardoor hebben we een relatief hoog aantal verwerkte brokken. We hebben gemerkt dat een Unix- of Linux-systeem de data-eenheid op dezelfde processor in gemiddeld eenderde van de tijd af heeft ten opzichte van een Windows-machine. Ik denk er nu nog harder over dan ik al deed om op Linux over te stappen."
Wedstrijd en onderzoek
Sommige deelnemers aan de zoektocht naar intelligent buitenaards leven maken er een wedstrijd van om zo veel mogelijk data-eenheden te analyseren en terug te sturen naar het Seti-instituut in Berkeley, anderen doen het voor het onderzoek.
HvA-woordvoerders René Hennequin en Frank Jonker zeiden al dat aan ideeën wordt gewerkt om alle PC’s van de hogeschool in te zetten. Arno Wolthers en Robert Los van TNO-Bouw in Delft doen met meerdere PC’s mee voor de zaak van het wetenschappelijk onderzoek. Wolthers (research medewerker bij de afdeling Numerieke Mechanica): "Ik ben onderzoeker en weet daarom dat onderzoek veel middelen en energie vraagt. Ik vind het heel creatief zoals de onderzoekers van Berkeley het probleem van beperkte middelen (CPU-tijd) hebben opgelost door het werk te verspreiden via internet. Dat beloon ik door mee te doen." Los (afdelingshoofd Bouwinformatica): "Het is voor mij geen wedstrijd. Het idee om ongebruikte rekencapaciteit te benutten sprak mij wel aan en als ik daarmee kan helpen… Ik doe mee uit nieuwsgierigheid en gebruik een paar computers die staan te wachten tot ik zo vriendelijk ben weer eens een knop in te drukken."
Capaciteit verbeterd
"Het aantal deelnemers is veel groter dan we hadden verwacht", meldt mede-projectleider dr. Dan Werthimer van het Seti-instituut. "Dat leverde wel wat tijdelijke problemen op." Zo kampte het instituut met overbelaste servers en kon de levering van brokken data geen pas houden met de vraag. Eind juni zijn echter nieuwe machines van sponsor Sun Microsystems beschikbaar gekomen, waarmee de server-capaciteit sterk is verbeterd.
Medio 2001 loopt het project ten einde. Per jaar worden circa twintig nieuwe sterren geboren. De kans dat elders intelligent leven is of ontstaat, blijft dus aanwezig, ook al wordt het vinden daarvan door de meeste deelnemers zeer klein geacht. Frank Wijgerse van de Jongeren Werkgroep voor Sterrenkunde daarover: "Als je niets probeert, vind je zeker niks. Maar de mogelijkheid dat we wat vinden, is natuurlijk zeer, zeer klein. De vraag of we alleen zijn in het heelal, is een van de belangrijkste voor de mensheid. Dat maakt het toch de moeite waard te blijven zoeken. Ik ben wel blij dat naast alle complot-theorieën, UFO-meldingen en ontvoeringen door aliens, er ook serieus gekeken wordt naar het bestaan van buitenaards leven." Dat vindt Robert Los ook: "Ik denk dat de kans dat een ET-signaal uit een van mijn data-eenheden komt, zo ongeveer zo groot is als de kans om twee keer achter elkaar de lotto te winnen."
Aan het enthousiasme en de belangstelling voor het zoekproject zal het niet liggen of ET gevonden wordt of niet. Half juli was, in twee maanden tijd, al meer dan 28.000 jaar aan computertijd besteed aan Seti@home-analyse…
R.G.M. de Lange, freelance medewerker