Het tekort aan informatici is al enkele jaren precies groot genoeg om de sector gezond te houden. Het is bijzonnder gunstig dat er precies in de jaren dat er weer forse IT-investeringen worden gedaan en er ook een nieuwe generatie toepassingen van IT op de markt komt, dat er precies in die jaren een klein, maar hinderlijk tekort op de arbeidsmarkt is.
Het werkelijke, kwantitatieve tekort aan IT’ers loopt landelijk in de tientallen, hooguit in de honderden. Het is maximaal twee procent van de totale markt in die sector. Meer dan de helft van de ruim tienduizend vacatures in dit jaar bestaat uit verschuivingen binnen de branche. Als meneer A van bedrijf B wordt aangenomen op een advertentie van bedrijf C, ontstaat er bij B een vacature, die wordt opgevuld door iemand van D en twee stappen later gaat het kaarsje van de vacature-keten met automatische multiplier vanzelf uit als er een starter wordt aangenomen.
Het totale aantal vacatures in een jaar zegt iets over de beweeglijkheid van de markt. En indirect iets over dreigende personeelstekorten. En die vallen mee. De meeste bedrijven zeggen dat ze hun vacatures uiteindelijk altijd vervullen, maar dat ze er wel verschrikkelijk hun best voor moeten doen. Mooi zo!
De spanning op de arbeidsmarkt heeft grote voordelen. IT-studies worden aantrekkelijker voor middelbare scholieren. De status van het vak gaat omhoog. Tegelijkertijd is het tekort niet zó ernstig dat er een loonexplosie plaats heeft. Wel worden de softwarehuizen gedwongen hun werving en selectie zeer intensief en professioneel uit te voeren. De aandacht voor het zittende personeel is groot. De budgetten voor extra scholing zijn ongelimiteerd en de noodzakelijke permanente aandacht voor loopbaanplanning is in het voordeel van werknemers en bedrijven.
De krapte op de arbeidsmarkt remt ook een beetje het tempo af waarin bedrijven buiten de IT-branche tegenwoordig grootschalige IT-investeringen doen. Die bedrijven denken nu wel drie keer na voordat ze van start gaan. Hun IT-adviseurs beloven geen gouden bergen meer en hopelijk zal het aantal faliekant mislukte IT-projecten daardoor afnemen. Dat zou goed zijn voor het imago van de branche.
Ook de instroom van theologen, kunsthistorici en andere vreemde eenden in de branche werkt bijzonder heilzaam. De IT-branche was vroeger vooral een sekte voor incommunicado’s, terwijl nu duidelijk wordt dat ook intelligente digibeten binnen enkele maanden eenvoudig programmeerwerk aankunnen. Vaak is het overigens herprogrameerwerk, bijvoorbeeld met het jaar 2000, waarmee de dominees en de classici de kapitale fouten van generaties o-zo-slimme IT’ers goedmaken.
De tekorten op de arbeidsmarkt stimuleren de creativiteit en nopen tot enige voorzichtigheid, maar ze zijn tegelijkertijd niet zo groot dat ze tot gekte leiden. De salarisontwikkeling is beheerst. De concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven is niet in gevaar. Op tal van terreinen is niet eens het tekort aan IT’ers, maar gebrek aan affiniteit met IT onder de directeuren en leden van de raden van bestuur (kopschuw geworden door slechte ervaringen in het verleden) de oorzaak van wat traagheid in de ontwikkelingen.
Al met al is de branche kerngezond. De meeste IT-bedrijven bestaan inmiddels lang genoeg om ook te weten wat er gebeurt als het even tegenzit, zoals in 1994 en 1995. Ze zijn voorbereid op een volgende dip. Anno 1997 is de gekte voorbij en de hektiek gebleven. Binnen aanvaardbare grenzen. Kan het nog beter?
Ben Rogmans, hoofdredacteur Intermediair.