Scott Arnold, ceo van Borland, voelt zich de koning te rijk. Dit tijdsgewricht vraagt om de producten die hij aan de man brengt: een kist vol gereedschap om de waarde van software voor een organisatie ten volle te benutten. “Als het ons lukt, leven we als koningen.”
De topman is even in Brussel om een handtekening te zetten onder een contract met de Navo dat vijf miljoen euro waard is. Hij is dan ook in een opperbest humeur. Zelfs als de naam van Robert Coates valt, lijdt zijn humeur daar niet onder. Deze aandeelhouder heeft voorgesteld het bedrijf op te splitsen om zo meer duidelijkheid te scheppen in het portfolio van de onderneming. Vooral de gebruikers van Delphi (vierde-generatie ontwikkelgereedschap) zijn bang dat het product ondergesneeuwd raakt onder de aandacht voor alm (application lifecycle management) en sdo (software deplolyment optimization). Op internet woedt een hevige discussie over Coates’ ideeën. Iemand die beweert Jan Baan als leermeester gehad te hebben, herkent in het gedrag van Coates de beursmanipulator en wijst erop dat hij alleen maar via de pers discussieert.
Dat is precies het punt dat Arnold ook naar voren brengt. “Natuurlijk heeft Coates als aandeelhouder recht op een eigen mening, en mag hij die naar voren brengen, maar wij weten nog steeds niet wat zijn plan is. Hij heeft beloofd met ideeën te komen, maar we hebben nog niks ontvangen. Ook het gesprek wil hij niet aangaan. Ik kan mijn tijd beter gebruiken dan om het gevecht met Coates aan te gaan.”
Troeven
Zijn tijd wil hij besteden aan de integratie van zijn producten, zodat deze beter helpen goede software te maken en te onderhouden. Hij ziet alm en sdo in elkaar schuiven, maar zo ver is het nog niet; Borland heeft nog wel wat te doen. Arnold zegt dat zijn bedrijf wel troeven in handen heeft. De onderneming is bijvoorbeeld CMMI-gecertificeerd. Dat certificaat (Capability Maturity Model Information) geeft aan op welke schaal van volwassenheid een organisatie zijn bedrijfsprocessen onder controle heeft. In Nederland lopen ongeveer tien individuen rond met een CMMI-certificaat, maar heeft geen enkele onderneming die de oorkonde aan de muur hangen.
“De Amerikaanse overheid is een paar jaar geleden al begonnen te eisen dat bedrijven die voor haar werken CMMI-gecertificeerd zijn. Dat pad zijn we opgegaan. We hebben het met goed gevolg afgelegd. Die certificering heeft ook een rol gespeeld bij het binnenhalen van de opdracht bij de Navo”, vertelt Arnold.
Een andere troef is volgens hem het onafhankelijke karakter van zijn bedrijf en zijn producten. Het maakt niet uit op welk platform (Java, C#, C++, WebSphere, Linux, om een paar voorbeelden te noemen) de klant zijn applicaties wil laten draaien, Borland kan ermee uit de voeten. Hiermee wil Arnold Rational (sinds een paar jaar onderdeel van IBM) een hak zetten, omdat dit bedrijf alleen de Big Blue ‘stack’ ondersteunt. Hij beschouwt, terecht, Rational als grootste concurrent.
Slechte software
Van de software die organisaties laten bouwen, haalt 30 procent het productiestadium niet eens. “We bouwen heel slechte software”, onderstreept Arnold. Dat gaat in de papieren lopen. Mensen zijn slecht in het maken van software, en volgens de Standish Group verergert dat alleen maar doordat de aan programmatuur gestelde eisen steeds zwaarder worden.
Het is Borlands streven zijn klanten te helpen goed na te denken over het bouwen en beheren van software, en gereedschap aan te bieden om te meten of de software wel aan de verwachtingen voldoet. “Wij stimuleren onze klanten om het bouwen van software als een fabrieksmatig proces te zien. Dan moet je naar onze software kijken als was het de erp (enterprise resource planning) voor productiebedrijven uit begin jaren negentig. We staan nog aan het begin van deze ontwikkeling, maar met sdo maken we al een onderscheid”, zegt Arnold.
Borland, die onder oprichter Philippe Kahn nog de strijd aanging met Microsoft met producten als Quattro Pro en Dbase, heeft de afgelopen jaren wel wat gezwalkt. Een naamswijziging naar Imprise en weer terug naar Borland heeft niet geholpen het beeld van een standvastige onderneming te vormen. Met Arnold is dat achter de rug. Hij zegt gericht te zijn, en wel op een enorme groeimarkt.
Eerder instappen
Borland is gegroeid van een bedrijf dat zich bezighoudt met code op individueel niveau, zoals ontwikkeltool Delphi voor softwareschrijvers, naar een organisatie die ervoor zorgt dat software die waarde heeft die een onderneming ervan verwacht. “Dat klopt trouwens ook met wat ontwikkelaars willen; die willen niet steeds teruggestuurd worden naar de tekentafel.”
Borland is bezig een soort ‘workflow-engine’ te bouwen voor software. “We proberen één gestandaardiseerd proces te ontwerpen dat is in te vullen met onze producten. Dat moet software opleveren dat aan alle bedrijfseisen voldoet. Je kunt heel goed de eisen ofwel ‘requirements’ beheren, maar dan lever je nog niet noodzakelijkerwijs goede software. Wij willen eerder in het proces instappen. We willen een stap voor zijn: kloppen die eisen? We werken aan een interactief model om de eisen goed te krijgen. Daarmee helpen we de ondernemingen hun eisen goed te formuleren en bouwers met hoe ze dat in goede software kunnen vervatten. We noemen die combinatie van eisenontwikkeling en -beheer ‘requirements engineering’.”
De tijd is er nu rijp voor, meent Arnold. Bedrijfsmanagers zien het belang van goede software en eisen foutloze programmatuur. Borland heeft de technologie om daarin te voorzien. “We zijn er nog niet helemaal, maar het gaat ons lukken, en dan leven we als koningen.”
Nog even een woordje over Corba. Coates oppert dat af te stoten. Arnold piekert daar niet over. “Corba is een volwassen technologie met een standvastige groep gebruikers. Het levert geld genoeg op om onze nieuwe activiteiten te bekostigen.”