Wat is hét argument tegen offshoring? Dat het bouwen van applicaties in eigen land goedkoper kan. Een irreële gedachte, zo op het eerste gezicht. Aanhangers van ‘model driven architecture’ denken daar anders over. Zij beweren met geautomatiseerde ontwikkelmethoden de concurrentie aan te kunnen met softwarebouwers uit lagelonenlanden.
Software-automatisering heeft zijn sporen al in de tijd vlak na de Tweede Wereldoorlog verdiend. Toen schreven onderzoekers aan Cambridge University een programma (Wheeler Jump) waarmee bibliotheken voor de EDSAC-computer konden worden opgebouwd met herbruikbare subroutines. Een echte doorbraak is tot nu toe uitgebleven, deels doordat technologische discussies in de theorie bleven hangen, deels omdat de verschillende talen en methoden voor gemodelleerde systemen niet met elkaar overweg konden. De objectgeoriënteerde lobby- en onderzoeksclub Object Management Group (OMG), die een raamwerk voor modelgedreven softwarearchitectuur heeft bedacht, ziet echter een kentering in de afgelopen paar jaar. In de huidige tijd van kostenbesparingen en de wens tot flexibeler informatiesystemen spreken de beloften van gemodelleerde systemen tot de verbeelding: fors kortere ontwikkeltrajecten, minder complexe it-architecturen, simpeler onderhoud en snellere invoering van nieuwe applicaties.
In deze benadering wordt het programmeerwerk teruggebracht tot het modelmatig denken over het op te leveren systeem: het analyseren en ontwerpen van functionaliteit. Aan de hand van de opgestelde modelspecificaties volgt één druk op de knop en de programmagenerator zorgt automatisch voor de software, voor welk platform dan ook. Inkloppen van code is overbodig en zou het werk goedkoper maken dan wanneer een bedrijf het in een lagelonenland laat uitvoeren. Bovendien vinden de werkzaamheden dicht bij de opdrachtgever plaats, zodat er makkelijker overlegd en gemodelleerd kan worden dan met het ‘verre India’. Daarbovenop vindt het onderhoud plaats binnen het model, wat de kosten ervan ook zouden verlagen.
Terugkeer naar het Westen
Ronald Zant van adviesbureau Ab Ovo uit Capelle aan den IJssel brak een jaar geleden in Computable een lans voor geautomatiseerde softwaregeneratoren. Hij sprak de verwachting uit dat deze methodiek ervoor zorgt dat het softwareontwikkelingswerk uit de offshoresectoren op den duur weer terugkeert naar het Westen. Zant maakte een vergelijking met de auto-industrie, waar de productie in eerste instantie ook naar Azië verdween, totdat men een nieuwe technologie (fabricagerobots) inzette. Nu zijn er in Europa weer tal van autofabrieken. Diezelfde golfbeweging kan ook voor de it-industrie opgaan, nu codegeneratoren een toepassing inmiddels daadwerkelijk automatisch kunnen ontwikkelen.
In Nederland zijn bedrijven als Omnext en Cornerstone actief met het automatisch omzetten van oude legacy-systemen naar moderne softwarecode. De Duitse onderneming Interactive Objects Software staat bekend om zijn ArcStyler-platform. Verder kunnen automatiseerders ‘mda-systemen’ bouwen op basis van technologieën als Optimal J, Coolgen of Oracle Designer, maar niet altijd zijn de oplossingen honderd procent automatisch gegenereerd, modelgedreven of platformonafhankelijk.
Een ander voorbeeld is EDCubed, dat begin 2004 in handen kwam van Zants Ab Ovo. Sindsdien biedt Ab Ovo met The Edcubed Technology (TET) een geautomatiseerde ontwikkelomgeving aan, gebaseerd op bedrijfsprocessen. Die processen (business rules) worden geformaliseerd naar processtroomdiagrammen die als basis dienen voor het ontwerpen van het datamodel. Vervolgens wordt er systeemcode geschreven via een objectgeoriënteerde generator.
De technologie van EDCubed bestaat uit drie kerncomponenten: een repository (een set databases), een factory (een volledige geautomatiseerde software-engine) en een studio (het navigatiegedeelte). De formele taal heet Tcode. Daarnaast beschikt EDCubed over een bibliotheek met ontwerppatronen (design patterns) die in het ontwikkelproces als compleet opgeleverde delen ingepast kunnen worden, bijvoorbeeld een diagram voor de orderinvoer of een betaal- en afrekenmodule, te gebruiken bij het bouwen van transactiesystemen.
TET
EDCubed werd in 1997 opgericht door vijf systeemontwikkelaars die werkzaam waren in het financiële wezen – waaronder Interpay en Bank Mendes Gans – en die hun methode van werken daar gingen automatiseren. Hun methode biedt een alternatieve manier om applicaties te ontwikkelen, in plaats van de traditionele watervalmethode (analyse, ontwerp, bouw, test en implementatie), waar de opgeleverde systemen niet altijd overeenkomen met de uitgangspunten. Dit leidde tot de ontwikkelomgeving TET, dat naar eigen zeggen oplossingen levert van achtduizend à twaalfduizend functiepunten groot. Het bedrijf werkt samen met partners als IBM, LogicaCMG, Ordina en Pecoma.
In 1997 bouwde EDCubed in luttele maanden een clearing- en settlementsysteem voor de Scandinavische Bank Postgirot. Normaliter staat voor het bouwen van een dergelijk systeem anderhalf jaar. Daarna volgden meer opdrachten uit Scandinavië, waaronder ook van de Zweedse en Finse Postbanken. De overname door adviesbureau Ab Ovo creëerde voor beide partijen de mogelijkheid om TET in te zetten voor de verkeers- en vervoersmarkt, een sector waar de wedijver draait om lage kosten en smalle marges en waar men wel oren heeft naar verhalen over kosten- en tijdbesparende softwarebouwtrajecten. Ab Ovo boekte er onlangs een aansprekende order mee. Het bedrijf bouwt voor railvervoerder Railion binnen een jaar het nieuwe bedrijfskritische vrachtinformatiesysteem op basis van TET. Niet in Mumbai of Bangalore dus, maar in Utrecht, aan het spoor.