Hoe hou je driekwart miljard mensen straatarm? Door gewoon datgene te doen en te laten waar ze in India zoveel ellende mee hebben geoogst. Ruim een halve eeuw nadat hun land onafhankelijk werd, is het dagelijks leven voor de meeste Indiërs nog steeds een trieste opeenstapeling van plagen als ondervoeding, ziekte en analfabetisme.
Veel mensen denken dat de armoede in de derde wereld een direct gevolg is van de welvaart die wij hier in het Westen genieten: van ‘uitbuiting’ van arme door rijke landen, en van onwil om onze rijkdom te delen door bijvoorbeeld meer ontwikkelingshulp te geven. In werkelijkheid is bijna alle armoede in de derde wereld van inheemse makelij, en resultaat van politiek wanbestuur.
Vijftig jaar geleden waren de landen van Oost-Azië net zo arm als India en de rest van Zuid-Azië. Sindsdien zijn Japan, Zuid-Korea en Taiwan bijna net zo rijk geworden als veel Europese landen. Dat lukte doordat hun regeringen de juiste combinatie zochten van staatsinterventie en vrije markt. Een krachtige overheidsbemoeienis met goed onderwijs en goede gezondheidszorg voor iedereen ging gepaard met alle nodige bewegingsruimte voor een sterk exportgericht bedrijfsleven.
Ecareer publiceert hoofdstuk 13 uit ’21 Misverstanden over de Nieuwe Economie’, (Meulenhoff, ISBN 90-290-6810-8. Prijs: � fl. 19,90, 160 pagina’s.) |
In India gebeurde precies het omgekeerde. Alle ondernemersactiviteit werd aan banden gelegd, en internationaal geïsoleerd, door een verstikkend stelsel van regels en vergunningen die naar willekeur werden toegepast door een enorm leger van vaak corrupte ambtenaren. Tegelijkertijd verzaakte diezelfde Indiase overheid haar échte, sociale kerntaken, zoals het helpen zorgen voor basisonderwijs, gezondheidszorg, huisvesting en schoon drinkwater voor de armen in de stedelijke slums en op het afgelegen platteland.
Zo werden bijna alle vruchten van het kleine beetje economische groei dat in deze situatie nog mogelijk bleek, decennialang geplukt door een maatschappelijke bovenlaag van politici en ambtenaren, en van bedrijven die, meestal in ruil voor steekpenningen, beschermde marktmonopolies konden regelen. Ook de weinige positieve beleidsinspanningen van de staat zelf dienden vooral de belangen van deze elite; zo werd relatief veel meer geld in hoger onderwijs gestoken dan in basisonderwijs.
Met zijn grootste bevolkingsomvang ter wereld is India een extreem geval. Maar ook elders in Zuid-Azië, in de Arabische wereld, in Afrika en in Latijns Amerika zijn de armen de afgelopen halve eeuw door hun eigen regeringen arm gehouden, volgens in wezen hetzelfde beleidsrecept. Het gevolg was een ’tweedeling’ die zijn weerga niet kent, tussen een steeds rijker wordend Westen en een verpauperende derde wereld. En die tweedeling werd nog extra aangescherpt door de enorme ongelijkheid b�nnen die achterblijvende landen, tussen de machteloze armen en een relatief kleine machtselite van politici, ambtenaren en tegen alle concurrentie uit binnen- en buitenland beschermde ‘ondernemers’.
Inmiddels wordt het Westen snel nóg weer rijker, door de structurele groeiversnelling van de door ICT en het internet voortgedreven Nieuwe Economie. Geen wonder dus dat ook in mondiaal verband de waarschuwingen tegen een ‘digitale tweedeling’ steeds luider klinken.
Kinder statt Inder – kinderen in plaats van Indiërs. Zo luidde een verkiezingsleuze van de Duitse christen-democratische partij CDU, in reactie op het voorstel van de sociaal-democratische bondskanselier Gerhard Schröder om het ook in Duitsland nijpende tekort aan ICT-personeel te bestrijden door tijdelijke import van Indiërs.
Het bleek allemaal drukte om niets. De verhoopte CDU-overwinning in de deelstaat Noordrijn-Westfalen bleef uit. Bovendien werd al snel duidelijk dat de twintigduizend door Schröder gezochte Indiërs alleen in het rijk der fantasie te vinden waren. Want Indiase ICT-specialisten die in het Westen willen werken, kiezen veel liever voor Amerika. En ook in hun land van herkomst zelf bestaat een groeiend tekort aan ICT’ers.
Want er is in India iets nieuws aan de hand. De afgelopen jaren is de export van de Indiase software-industrie met zo’n vijftig procent per jaar gegroeid, van vijftig miljoen dollar in 1991 naar bijna zes miljard dollar in 2000. Verwacht wordt dat de Indiase ICT-industrie in 2008 voor 50 miljard dollar aan producten en diensten zal exporteren, op een totale omzet van 87 miljard, en werk zal bieden aan 2,2 miljoen mensen.
India beheerst daarmee bijna twintig procent van de wereldwijde markt voor software-export, en neemt daarmee in de derde wereld een unieke positie in. Bijna alle grote Amerikaanse ICT-bedrijven hebben in India hun eigen vestiging voor onderzoek en ontwikkeling, waaronder Microsoft, Oracle, IBM, Motorola en Sun. Steeds meer grote westerse bedrijven laten een deel van hun ICT-gerelateerde activiteiten in India verrichten, zoals British Airways, American Express, Deutsche Bank, DaimlerBenz en Citicorp. Het gaat daarbij niet alleen om uitbesteding van arbeidsintensief administratief werk, maar ook voor de ontwikkeling van hoogwaardige, op maat gesneden nieuwe software.
Inmiddels zijn de eerste Indiase softwarebedrijven genoteerd aan de Nasdaq-beurs in New York, zoals spitsafbijter Infosys en internet service provider Satyam Infoway. Indiase steden als Bangalore, Hyderabad en Bombay zijn internationaal hoog aangeslagen softwaremetropolen geworden.
India plukt zo de vruchten van twee historische erfenissen. In dit voormalige kroonjuweel van het Britse koloniale rijk, met meer dan tien verschillende binnenlandse talen, is het Engels altijd de rol van lingua franca van de beter opgeleide bevolking blijven spelen. En het enige dat het Indiase onderwijs nog steeds echt goed doet, is het afleveren van grote aantallen hoger opgeleiden van vaak uitstekend niveau.
Het meest directe effect van dit alles is een stijging van India’s economische groei. Decennia lang kwam die met hooguit drie procent per jaar nauwelijks boven de bevolkingsgroei uit, maar in 2000 groeit de Indiase economie met ruim zes procent. Zo’n kwart daarvan komt voor rekening van de ICT-sector, want inderdaad: ook door andere oorzaken is de Indiase economie sinds begin jaren negentig een stuk sneller gaan groeien. Dat was vooral het directe gevolg van een eerste ronde van liberalisering en deregulering, die was uitgelokt door een samenloop van rampzalige economische omstandigheden die zo acuut was dat ook de regering in New Delhi inzag dat het zo niet langer meer kon.
De opkomst van de India ICT-industrie vond dus onder een gunstig gesternte plaats; ineens hadden ondernemers niet langer meer voor alles en nog wat een vergunning nodig, en konden ze bovendien veel makkelijker zakendoen met het buitenland. Ook de mogelijkheden voor westerse bedrijven om in India te investeren zijn flink verruimd.
Als de economische hervormingen nog radicaler worden doorgezet, kan de Indiase economie nog sneller gaan groeien, met mogelijk tien procent per jaar. Dat is dan tweeënhalf tot drie keer zo snel als de groei in het Westen. Van een voor India nadelige ‘digitale tweedeling’ valt daarom dus weinig te merken. Want de rol van de ICT-branche is niet alleen die van gangmaker van die groei (van vooral de export), maar ook die van katalysator die de gang van zaken in andere branches kan helpen verbeteren.
De ongekende dynamiek van de ontketende software- en internetsector, waar plotseling enorme kapitalen te verdienen blijken, maakt de nog resterende regulering en bureaucratie steeds minder houdbaar. Dat geldt bijvoorbeeld voor de bank- en verzekeringswereld, die een veel vrijer kapitaalverkeer tegemoet mag zien, en voor de extreem archaïsche en monopolistische telecomindustrie, die aan de vooravond staat van een radicale liberalisering die het aantal Indiërs met toegang tot een telefoon- en/of internetaansluiting zal doen exploderen.
Deze snelle modernisering en internationalisering kan ook veel verbeteren aan de manier waarop Indiase bedrijven worden gerund. Van oudsher gebeurt dat extreem ondoorzichtig, en vaak ook extreem onzorgvuldig. Vooral minderheidsaandeelhouders worden stelselmatig benadeeld en bestolen (net als de fiscus trouwens), zonder dat een serieuze raad van commissarissen daar iets tegen onderneemt. Maar het nieuwe Indiase bedrijfsleven, met zijn enorme potentieel voor vaak ICT-geleide expansie en dynamiek, heeft juist alles te winnen bij een opgeschoonde reputatie van transparante en ordentelijke corporate governance. Voor het aantrekken van voldoende (internationaal) investeringskapitaal is dat een absolute voorwaarde.
De nieuwe Indiase softwaremiljardairs vormen een compleet nieuw rolmodel voor jongere generaties ondernemers. Het echte zakelijke succes behaal je niet langer meer via de omweg van vergunningen en corruptie, maar ‘by actually working, through intellectual capital’, aldus een Indiase software-ondernemer in The Financial Times.
De opkomst in India van een kenniseconomie heeft ook heel positieve gevolgen voor de loopbaankansen van hoger opgeleide vrouwen. Tot nu toe waren die in deze uiterst conservatieve samenleving heel beperkt. Maar in nieuwe, dynamische branches als ICT, media, marketing en financiële dienstverlening groeit de vraag naar goed personeel zo snel, dat allerlei traditionele obstakels voor vrouwen nu vanzelf verdwijnen.
‘Fat-cat entrepreneurial India, super-nerd computer India, the new Internet-billionaire India’. Deze harde, denigrerende woorden komen uit de pen van niemand minder dan Salman Rushdie, die afgelopen april voor het eerst in vele jaren weer eens terug was in zijn geboorteland. Rushdie ergerde zich eraan dat president Clinton, die toen ook net in het land was, alleen maar het nieuwe hightech India werd voorgeschoteld, en niet het India van armoede, ziekte en ondervoeding, en van de grote meerderheid van kanslozen en analfabeten aan wie het nieuwe ICT-wonder compleet voorbijgaat.
Dat is een begrijpelijk sentiment, maar vormt niet het hele verhaal. Ook in het India van nu, met zijn enorme sociale ongelijkheid, blijken zelfs de armen wel degelijk mee te profiteren van de versnelde groei van de economie als geheel, waarvan de opbrengst voor een bescheiden deel ook naar beneden toe doorsijpelt. Hun gemiddelde welvaartstoename van de afgelopen tien jaar was zeker niet dramatisch, maar was méér dan alleen een druppel op een gloeiende plaat. En als dit ’trickledown’-effect zich nog langer voortzet, kan het cumulatieve resultaat daarvan serieuze proporties gaan aannemen. En met het rijker worden van de Indiase samenleving als geheel, groeit ook de kans dat de overheid nou eens eindelijk ernst gaat maken met, al heel vaak toegezegde, financiële inspanningen op het gebied van gezondheidszorg en (basis)onderwijs voor iedereen.
Maar ook in heel directe zin kunnen de armen meeprofiteren van de digitale dynamiek, via kanalen die trouwens niet uniek zijn voor India en die ook in derde-wereldlanden zonder eigen ‘super-nerd computerindustrie’ steeds belangrijker worden. Want het feitelijk, praktisch gebruik van elementaire informatie- en communicatietechnologie is – anders dan de productie daarvan – voor in principe heel grote delen van de bevolking weggelegd. Met soms onvermoede gevolgen.
Veel sneller dan de aanleg van bijvoorbeeld wegen, scholen en drinkwatervoorzieningen verloopt, worden overal in India nu afgelegen dorpen aangesloten op vaste en mobiele netwerken voor telefonie en internetverkeer. The Economist schrijft hierover: ‘Chandrababu Naidu, minister-president van de Zuid-Indiase deelstaat Andhra Pradesh, was een van de eersten die het potentieel van de computer onderkende. Traditionele politici hoonden hem eerst weg, omdat de computer en het internet veel te elitair zouden zijn om stemmen mee te winnen. Maar toen Naidu een grote verkiezingsoverwinning behaalde, werden politici overal in het land wakker. Het internet is nu onderdeel van de politieke agenda geworden, en India’s premier Atal Behari Vajpayee wil dit ten volle uitbuiten.’
Dat ook de armen, en misschien wel juist de armen, baat kunnen hebben bij moderne ICT-faciliteiten, heeft er alles mee te maken dat hun sociale, economische en politieke achterstelling voor een deel ook een kwestie is van informatie- en communicatieachterstand. Arme boeren overal in de derde wereld zijn altijd afhankelijk geweest van de lage afzetprijzen die de tussenhandel hen dicteerde. Directe en betrouwbare informatie over echte marktprijzen kan hun onderhandelingskracht enorm vergroten.
In Bangladesh verdient een groeiend leger van ‘phone ladies’ zijn brood met het exploiteren van een mobiele telefoon, waar veel lokale groente- en rijstboeren graag gebruik van maken. Eén gezamenlijk telefoontje naar de grote stad brengt hen precies op de hoogte van de echte verkoopwaarde van hun producten. Cacao- en koffieboeren in Ivoorkust hebben hetzelfde ontdekt, en bellen voor de laatste exportprijzen rechtstreeks naar Londen.
Nieuwe technologie maakt het mogelijk om oude achterstanden in één klap te overbruggen. In Marokko bereikt het oude, vaste telefoonnet slechts zes procent van de bevolking. Maar inmiddels woont al 85 procent van de Marokkanen in het door mobiele telefonie gedekte deel van het land.
Het internet kan aan dit soort verandering nog weer een extra impuls geven. Financiële instellingen in India hebben serieuze plannen voor een ‘virtueel’ vestigingennetwerk tot diep in het afgelegen platteland, waar grote vraag bestaat naar ‘microkredieten’ voor kleine boeren die tot nu toe geen enkele toegang tot de kapitaalmarkt hadden. Een ander voorbeeld: arme dorpelingen in een land als India zijn traditioneel het weerloze slachtoffer van ambtenaren die alleen in ruil voor steekpenningen kadasterinformatie willen prijsgeven. Vaak is die informatie van economisch levensbelang, al was het alleen maar om te kijken of er niet mee geknoeid is. Directe online-toegang tot de archieven kan hier een wereld van verschil uitmaken.
Natuurlijk is met dit soort veranderingen echt niet alle armoede en ongelijkheid ineens de (derde) wereld uit. Maar per saldo valt er veel voor te zeggen dat de Nieuwe Economie dus niet alleen bij ons maar ook in de rest van de wereld allerlei sociale en economische verschillen eerder vermindert dan vergroot.
21 misverstanden over de Nieuwe Economie
Nu de dot.com-hype voorbij is, kan de échte Nieuwe Economie opstaan. In zijn zojuist bij Meulenhoff verschenen boek, rekent Flip Vuijsje af met ’21 misverstanden’ die een juist begrip van de zakelijke effecten van ICT en het internet in de weg staan. Per saldo is zijn conclusie optimistisch, maar ook genuanceerd. Er �s inderdaad zoiets als een ‘nieuwe’ economie, waarin zeker niet ‘alles’ anders wordt – maar wel veel. Dat heeft niets te maken met de komst van tot eeuwige verliesgevendheid gedoemde online-winkeltjes en internet-portals, maar alles met een breed en positief productiviteitseffect over de hele linie van de economie. En daar wordt bijna iedereen beter van, in de eerste plaats de consument.
Flip Vuijsje is zelfstandig gevestigd redactioneel consultant en projectmanager, en publiceert over de zakelijke effecten van informatietechnologie. Hij was lange tijd hoofdredacteur van Intermediair, en was tweede helft jaren negentig interim-hoofdredacteur van enkele ICT-bladen (waaronder Computable).