Computers op school maken het mogelijk om allerlei vernieuwingen door te voeren. Het belang is inmiddels evident; de echte weerstand ertegen is verdwenen. Problematisch zijn nu nog de beschikbaarheid van voldoende hardware, de scholing van de docenten en het beheer en onderhoud. Een interview met Cocky Verweij, projectleider Informatie en Computer Technologie bij de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs.
De computer is bij uitstek de hefboom om in het onderwijs allerlei noodzakelijke vernieuwingen door te voeren. Dan heb ik het over zaken als zelfstandig, individueel en gedifferentieerd leren. Dankzij de computer kunnen eindelijk doelstellingen die al in de jaren zeventig zijn geformuleerd, maar steeds vastliepen – zoals het doorbreken van de klassikale aanpak – worden bereikt. De computer is dus een onmisbaar middel in het onderwijs van vandaag en morgen."
Dat is de stellige overtuiging van Cocky Verweij-den Ouden, sinds vorig jaar projectleider Informatie en Computer Technologie bij de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs (OMO) in Tilburg. OMO is een vereniging van schoolbesturen van een kleine vijftig scholen voor voortgezet onderwijs in Noord-Brabant met bij elkaar zo’n 50.000 leerlingen. Naast haar baan bij OMO is Verweij actief bij de Vereniging Informatiekunde en Informatietechnologie in onderwijs (I&I), een vereniging van voortrekkers die probeert om allerlei ontwikkelingen te stroomlijnen, vakinhoudelijke problemen van leerkrachten op te lossen en goed onderwijs in informatiekunde en informatica te initiëren.
Geen verzet
Verweij zelf ontdekte de mogelijkheden van computeronderwijs in het begin van de jaren tachtig. "Ik werkte indertijd in het volwassenen onderwijs, waar veel mensen een tweede kans kregen, nadat ze in hun tienerjaren als drop outs de school hadden verlaten. Ik was erg ontevreden met de leermiddelen waarmee we toen moesten werken: boekjes gericht op vijftienjarigen voldoen nu eenmaal niet voor volwassenen. Als docent Nederlands raakte ik via een afdeling van het Onderwijsbureau van OMO, later bekend geworden onder de naam Espace, betrokken bij het OMO-IBM-SCO-project, dat een programma zinsontleding ontwikkelde. Dat probeerde ik uit op de avondschool. Hoewel het eerlijk gezegd nog niet om veel meer ging dan een gedigitaliseerd leerboekje, reageerden de leerlingen toch met groot enthousiasme. Glimlachende gezichten. Ze vonden deze manier van werken prachtig. Toen realiseerde ik me direct dat de computer in het onderwijs een mooie toekomst had."
Zoals dat gaat met pioniers waren de eerste jaren moeizaam. De introductie van de computer in het onderwijs was het werk van hobbyisten. Ze hadden weinig of geen contact met elkaar, probeerden daarom ieder voor zich steeds weer het wiel uit te vinden en vielen veel – maar stonden ook weer op.
"Voor de meeste docenten was de computer iets geheimzinnigs, ver weg. Degenen die er wel enthousiast over waren, kregen direct allerlei taken op dat terrein toegeschoven. Ze werden al gauw koning en keizer tegelijk, maar dan wel in het land der blinden en zonder kleren aan."
Inmiddels heeft zelfs de meest verstokte digibeet in onderwijsland in de gaten dat de computer en het onderwijs bij elkaar horen. "Ik spreek uit hoofde van mijn functie veel met leraren, schoolleiders en schoolbesturen. Niet dat iedereen nou direct dolenthousiast is, maar je komt vandaag de dag nergens meer een vierkante afwijzing tegen. Wel onwennigheid en angst, geen verzet. Iedereen in het onderwijsveld erkent dat ICT (informatie- en communicatietechnologie) er gewoon bij hoort. Het kunnen ophalen en toepassen van gedigitaliseerde informatie bijvoorbeeld is inmiddels een erkend leerdoel. Terecht."
Eén op tien leerlingen
Ook het ministerie van Onderwijs in Zoetermeer ziet de noodzaak van computers in de klas inmiddels in. Terwijl er half april een heuse nota over verschijnt – het Actieplan Investeren in voorsprong – heeft het departement samen met het ministerie van Economische Zaken en de werkgeversvereniging VNO/NCW het initiatief genomen om verouderde, althans afgeschreven, computers van bedrijven en overheidsinstellingen in te zamelen, ‘af te stoffen’ en voor een zacht prijsje over te doen aan basis- en middelbare scholen. Deze actie levert dit jaar twintigduizend computers op en is een belangrijke bijdrage aan het streven van staatssecretaris Netelenbos om in het jaar 2002 op alle scholen per tien leerlingen een computer beschikbaar te hebben. Nu is dat gemiddeld nog een computer per veertig leerlingen.
Verweij waardeert de actie positief. "De kritiek dat de scholen op deze manier met ‘ouwe rotzooi van een ander’ worden opgezadeld, deel ik niet. Het allerleukste voor scholen en leerlingen zou zijn dat je met splinternieuwe machines aan de gang gaat, maar of dat nu zo nuttig en nodig is? Het gaat op school in eerste instantie om het aanleren van vaardigheden. Ik ben blij met het idee en de geste. Dankzij deze actie houden scholen overigens mogelijk geld over om wel een paar up to date computers aan te schaffen, met alles erop en eraan."
"Mijn kritiek ligt elders: het ministerie heeft absoluut te weinig aandacht voor het beheer van de hardware en de software, de ontwikkeling van applicaties en standaardisatie. Met het neerzetten van een paar computers in een schoolgebouw ben je er niet, integendeel, dan begint het pas."
Bijscholen noodzakelijk
Het beheer en het onderhoud van de schoolcomputers is nu nog vaak een zwakke plek. Vanuit het hobbyisme van de jaren tachtig is wildgroei ontstaan. Op de ene school houdt een enthousiaste leraar zich ermee bezig, op een andere een handvol ouders. Soms is de beheertaak in handen gekomen van de technisch onderwijsassisent, de voormalige amanuensis. "Toch kom ik ook op scholen waar een conrector, goed voor cao-schaal 13 zeg ik dan maar, over de vloer kruipt om kabeltjes aan te leggen", lacht Verweij.
Dan weer serieus: "Het onderwijs is meer gediend met een goede, enthousiaste docent dan met de allerbeste computer. Het gaat om de kwaliteit van de mensen, dat is binnen het onderwijs toch het belangrijkste kapitaal. Daar zit ‘m nou net de kneep. Op de Pabo krijgt een aspirant-leraar op zijn best een ‘knoppencursus’, het simpele bedienen van een machine, van de hardware. Hoe een computer echt werkt, welke structuur erin zit bijvoorbeeld, wordt ze niet bijgebracht. Dat zou nog niet zo erg zijn, als er dan maar mogelijkheden zijn voor een leerkracht om zich bij te scholen. Graag op een beetje leuke manier, en met het vooruitzicht er – vanwege een bredere inzetbaarheid – wellicht materieel iets beter van te worden. Dat is absoluut niet het geval. Sterker nog, het ministerie wil er niet aan, vindt het niet zinvol. Terwijl het wel hartstikke nodig is, wil je de nieuwste ontwikkelingen kunnen volgen en die ook weer aan de leerlingen kunnen overdragen. Ik denk dat het, ondanks de houding van het ministerie, heel belangrijk is dat de docentenopleidingen de nascholing nu eens serieus oppakken."
Magische aantrekkingskracht
Terug naar de klas. Daar heeft de computer inmiddels definitief zijn intrede gedaan. Er is eigenlijk geen school meer die nog in het pre-computertijdperk verkeert, al is het beeld per school nogal wisselend. Uit het onderzoek dat Verweij in het eerste halfjaar van 1996 deed onder de OMO-scholen blijkt dat zonneklaar. De veertig scholen die meededen aan het onderzoek hebben vrijwel allemaal een aantal computers in huis, in verreweg de meeste gevallen 386- of nieuwere machines. Er zijn echter ook nog dependances waar de computer geheel ontbreekt. Ruim een derde van de scholen werkt niet met Windows, zodat ze bijvoorbeeld geavanceerde programma’s als Explorer 4.2 van Geodata (aardrijkskunde) niet kunnen gebruiken. Als tekstverwerker is WP, in verschillende versies, veruit favoriet. Eén op de vier scholen beschikte nog niet over cd-rom-spelers en de helft van de scholen had geen multimedia-machines. De scholen die ze wel bezaten, hadden er gemiddeld 3,4 ter beschikking.
Om het onderwijs rijp te maken voor bijvoorbeeld Internet moet er dus nog heel wat geïnvesteerd worden. En juist Internet is volgens Verweij bij uitstek de trekker om het computeronderwijs te populariseren en te verbreiden. "Internet is de hype, iedereen wil ermee werken. De naamsbekendheid is bijzonder groot, vooral dankzij de aandacht die allerlei media eraan besteden. Dat prikkelt leerlingen enorm. Er is sprake van een soort magische aantrekkingskracht. Die grandioze belangstelling, die gigantische vraag wordt nu nog nauwelijks beantwoord."
Onvoldoende infrastructuur
"Afgezien van de beschikbaarheid van voldoende en geschikte machines is er het grote probleem van de infrastructuur. Het is onzin dat men klassikaal achter de computer zou moeten zitten – de computer doorbreekt juist het klassikale werken – maar een gemiddelde school met zo’n duizend leerlingen kan natuurlijk niet met een enkel telefoonlijntje uit de voeten. Toch is de aanschaf van een extra lijn, een extra modem, een account bij een provider en het besef dat de gebruikskosten fors gaan oplopen een belangrijke drempel voor scholen. Waarschijnlijk is die nog eerder van psychologische dan van financiële aard."
Verweij suggereert een oplossing. "Als de leerlingen door gebrek aan infrastructuur en financiën niet echt op Internet kunnen, dan maar virtueel. Je kunt je voorstellen dat de school een intranet aanlegt, dat wat betreft nieuw informatiemateriaal gevoed wordt door de beheerder, die in de avondlijke uren informatie download. Of een leerling de volgende dag zijn materiaal nou echt van de site van het Witte Huis plukt, of van een fake-site in het schoolsysteem, dat maakt voor het aanleren van de techniek en de vaardigheden niet wezenlijk uit. Het gaat immers om ervaringsleren."
Het contact tussen onderwijs en Internet moet volgens Verweij een tweerichtings-karakter krijgen. "De massaliteit van het onderwijs, de macht van het getal der leerlingen, zou ervoor moeten kunnen zorgen dat Internet meer structuur en helderheid, en daardoor – voor de gebruiker – meer snelheid krijgt. Er moeten in dat anarchistische Walhalla een paar touwtjes aan elkaar geknoopt worden. Daarbij denk ik in eerste instantie vooral aan het ontwikkelen van een trefwoorden-databank."
Heel behoorlijk aanbod
Naast kwesties als de beschikbaarheid van voldoende hardware, het onderhoud en het beheer van de systemen, en de scholing van docenten en anderen in het onderwijsveld is er de vraag naar de software. Is die er al voldoende en wie ontwikkelt die eigenlijk?
"Er is eigenlijk al heel wat", zegt Verweij. "Zowel in de zaakvakken als voor het taalonderwijs bestaat een heel behoorlijk aanbod. Aardrijkskunde, geschiedenis, de moderne talen, economie, kunstzinnige vorming, noem maar op. Courseware. Voor natuurkunde worden momenteel allerlei tools ontwikkeld, waarmee leerlingen kunnen opzoeken, uitrekenen, schrijven en uiteindelijk presenteren. Het Cito ontwikkelt adaptieve toetsen, waarbij aan de hand van een foutscore – kwantitatief, maar vooral kwalitatief – de leerling naar het voor hem geschikte niveau met de daarbij passende uitleg wordt geleid. Na verloop van tijd komt de leerling dan welhaast spelenderwijs op een hoger niveau. Dat programma is met name van belang bij het vak Nederlands als tweede taal, scholing voor migranten dus."
"Softwarehuizen houden zich bezig met bijvoorbeeld het vervolmaken van leerlingvolgsystemen, waarmee de vorderingen en eventuele leermoeilijkheden of -defecten geregistreerd worden. Daarnaast zie je in toenemende mate dat educatieve uitgeverijen zich op de softwaremarkt gaan begeven. Probleem is wel dat die er nog geen winst mee hebben gemaakt. Een uitgeverij als Malmberg bijvoorbeeld is erg actief, maar zoekt nu naar samenwerkingsverbanden om noodzakelijke investeringen, bijvoorbeeld in manuren, te kunnen doen. De beschikbaarheid en bruikbaarheid van software komen wel in orde, al moet ik zeggen dat er nog betrekkelijk weinig multimediale toepassingen zijn."
De ontwikkelingen binnen het onderwijs gaan snel. Niet alleen is er het nieuwe eindexamenvak informatica voor havo en vwo gekomen, het gebruik van IT heeft inmiddels in het tweede fase-onderwijs (waar de nadruk ligt op zelfstandig leren) een vaste plaats gekregen in de eindexamenprogramma’s van alle vakken.
Lekker lezen
Nieuwe ontwikkelingen, zoals de computer in het onderwijs, leveren altijd naast hoge verwachtingen en wijdse vergezichten ook afwerende reacties en doemdenkerij op. Bijvoorbeeld: gaan de leerlingen die nu ’s avonds alleen maar voor de treurbuis hangen straks ook nog de hele dag voor het PC-scherm zitten?
Verweij moet lachen om dit mogelijke bezwaar. "De computer zorgt weliswaar voor revolutionaire veranderingen in het onderwijs, maar het betekent niet dat iedere leerling straks zijn hele schooltijd naar een scherm staart. Werken met de computer vergt ook praten, overleggen, samenwerken, op stap gaan, verslagen schrijven en resultaten presenteren. Het boek en het schrift zullen echt niet uit de school verdwijnen, ze zullen alleen voor een belangrijk deel anders gebruikt gaan worden. En het nieuwste boek van Mulisch of Van der Heijden, dat moet nog steeds lekker gelezen worden."
Paul van Tongeren, freelance medewerker Computable
Computers in het onderwijs
Rond de discussie over het nut en de noodzaak van het gebruik van computers in het onderwijs hing jarenlang een oorverdovende stilte. Met recente uitspraken en beleidsvoornemens van de ministers Wijers van Economische Zaken en Ritsen van Onderwijs is die stilte doorbroken. Nederland moet fors gaan investeren in het computergebruik op school en Europese leraren moeten zich van Den Haag een multi-mediaal bewustzijn verwerven. Werkgeversorganisaties spannen zich in om overtollige zakelijke computers in het onderwijs een tweede leven te bieden.
Redenen te over voor Computable om in drie artikelen op zoek te gaan naar het waarom en hoe van informatica en onderwijs.
We gingen kijken of het onderwijs in de Verenigde Staten nu echt veel vaker en intensiever gebruik maakt van computers. (Zie Computable, 28 maart 1997.)
We hielden de plannen van de ministeries in Den Haag tegen het licht. Waarom bemoeit Economische Zaken zich met een beleidsterrein waarop Onderwijs jarenlang het monopolie leek te hebben? (Zie Computable, 4 april 1997).
Tenslotte gingen we praten met iemand die de computers moet installeren en onderhouden op enkele tientallen scholen in Noord-Brabant.