Van een diepe en brede kloof tussen IT-managers en hun algemeen directeuren is geen sprake, zo blijkt uit de resultaten van de Grote Computable Enquête. Wel zijn er hier en daar knelpunten, maar die zijn niet onoverkomelijk en vallen primair het algemeen management aan te rekenen.
"Het general management aan gebruikerszijde zou zich niet meer met IT mogen bezighouden. Vertraging, inefficiëntie, onkunde, machtswellust en andere destructieve elementen hebben een negatief effect op automatiseringsprojecten."
Aldus één van de deelnemers aan de Grote Computable Essaywedstrijd, die daarmee in wel héél scherpe toonzetting het thema neerzet dat centraal staat in dit tweede en laatste artikel met uitkomsten van de Grote Computable Enquête. Dat thema is: de relatie tussen IT-management en algemeen management in grote organisaties.
Dezelfde auteur, Wies Verschoor uit Amsterdam, schrijft verder dat "IT-professionals zich niet meer de vooral door general managers geponeerde stelling moeten laten welgevallen ‘dat er met techneuten niet te praten valt’. Deze veroordeling komt slechts voort uit de onkunde van de general managers zelf, die hun onzekerheid op deze wijze trachten te verbergen en daarmee vele automatiseringsprojecten om zeep helpen."
Op één punt kunnen de resultaten van onze enquête (zie het kader Grote Computable Enquete) deze harde voorstelling van zaken inderdaad bevestigen. Van de ondervraagde IT-managers van gebruikersorganisaties met meer dan vijftig werknemers vindt slechts 23 procent dat het algemeen management ‘voldoende kennis van automatiseringsprocessen’ heeft. De algemeen managers zelf denken daar overigens bijna precies hetzelfde over: van hen is niet meer dan 29 procent van mening dat ze zelf voldoende IT-kennis hebben.
Reële verwachtingen
Bedrijven en andere organisaties zien automatisering meer en meer als een strategische succesfactor. Van de IT-managers in de enquête bevestigt 69 procent dat dit in hun eigen organisatie inderdaad zo gezien wordt. Bij de algemeen managers ligt dit percentage op 73. De noodzaak van een goede relatie, van goed vertrouwen, van goede communicatie en wederzijds respect tussen IT- en algemeen management, is daarmee evident.
Ook op dit front worden doorgaans nogal wat knelpunten gesignaleerd. Zo constateert een van de deelnemers aan onze essaywedstrijd dat er "nogal wat managers en leidinggevenden zijn die vinden dat automatisering hun probleem niet is, en rustig slapen gaan. Waren het immers niet de IT-magiërs die hen met geruststellende bezweringen hadden verteld dat informatievoorziening louter een kwestie van techniek was?". Bovendien, vervolgt J. van der Weijlen uit Nijmegen, "gaan van de weeromstuit de IT’ers denken dat ze echt handelen in eieren van Columbus, sterker: dat zij degenen zijn die alle problemen de wereld uit helpen. Deze verkeerde houdingen leiden tot illusies."
Gelukkig blijkt uit onze enquête dat de relatie tussen algemeen- en IT-managers weliswaar (nog) de nodige minpunten kent, maar dat de pluspunten domineren. Met de automatiseringskènnis van het algemeen management mag het dan verontrustend mager gesteld zijn, met hun ‘betrokkenheid‘ zit het al beter. Zelf vindt 65 procent van de algemeen managers dat die voldoende is, en 55 procent van de IT-managers vindt dat óók.
Driekwart van de IT-managers vindt dat er door het algemeen management ‘voldoende naar hen geluisterd’ wordt. Omgekeerd zegt zelfs 89 procent van de algemeen managers dat hun IT-managers voldoende naar hèn luisteren. Daarop aansluitend vindt 69 procent van de algemeen managers dat de door hun IT’ers gewekte verwachtingen omtrent automatisering in het algemeen ook ‘reëel’ zijn. Omgekeerd vindt 68 procent van de IT-managers dat de bij het algemeen management inzake IT levende verwachtingen met de werkelijkheid stroken.
Primaire processen
Een belangrijke vraag betrof de kennis en affiniteit aan de kant van het IT-management met betrekking tot de ‘primaire processen’ binnen organisaties. Die processen dus, die de kernactiviteiten van het bedrijf (of de overheidsinstantie) in kwestie vertegenwoordigen. In de ondersteuning daarvan moet de IT (-afdeling) haar bestaansrecht bewijzen. Alles wijst erop dat in de toekomst juist op dit vlak van IT’ers steeds meer zal worden verwacht. De IT’er als strategisch adviseur van (of in!) de top van de organisatie, als strategisch informatiekundige die adviseert hoe een beslissingsproces beter is uit te voeren. Vertrouwde geluiden, ook al gezien de resultaten van het eerste deel van onze enquête (in Computable van week 46) en tevens veelvuldig doorklinkend in de bijdragen tot de Grote Computable Essaywedstrijd.
Welnu: een indrukwekkende 83 procent van de algemeen managers constateert dat de affiniteit van hun IT-managers met primaire processen voldoende is – en eveneens 83 procent van de IT-managers deelt die mening.
Inkomen: redelijk
Dat is allemaal natuurlijk heel goed en aardig, om niet te zeggen ronduit prachtig – maar staat daar dan ook voldoende tegenover? Volgens de standaardindeling van de Duitse hoogleraar Max Weber, begin deze eeuw een van de grondleggers van de wetenschap der sociologie, zitten er aan hiërarchie tussen mensen ten minste drie dimensies, namelijk: inkomen, status en macht. Hoe zit het wat dit betreft met de positie van IT-managers in grote organisaties?
Wat het inkomen betreft: dat zit redelijk – maar meer ook niet. Van de IT-managers vindt 61 procent dat ze in verhouding tot de door hen geleverde diensten en deskundigheid genoeg verdienen. Opvallend is dat van de algemeen managers zelfs nog iets minder, namelijk 59 procent, vindt dat IT-managers genoeg verdienen.
Een fractie beter is het gesteld met de ‘erkenning en waardering’, de status dus, die IT-managers binnen de organisatie krijgen. Van henzelf vindt 63 procent dat die voldoende is, en van de algemeen managers 69 procent.
Elk bedrijf een ‘CIO’?
Ten slotte is er de kwestie van formele positie en macht. Wij hebben in onze enquête expliciet de volgende vraag gesteld: "Vooral in de Verenigde Staten is een trend zichtbaar waarbij de IT-professie tot in de allerhoogste regionen van bedrijven vertegenwoordigd is, bijvoorbeeld in de vorm van een chief information officer. Vindt u dit een goede ontwikkeling?"
Van de IT-managers vindt, en dat hoeft misschien ook niet echt te verbazen, 78 procent dit inderdaad een goede zaak. Algemeen managers denken er op dit punt toch wel wat anders over: van hen is een duidelijk kleinere groep, namelijk 62 procent, van mening dat het IT-management tot in de hoogste top van de bedrijven vertegenwoordigd moet zijn. Dat is overigens nog steeds een meerderheid van bijna tweederde.
Maar er is het woord, en er is de daad. Gevraagd of er in hun eigen organisatie inderdaad al sprake is van een trend in bovenvermelde richting, geven IT-managers en algemeen managers eendrachtig hetzelfde antwoord. Van beide groepen antwoordt 38 procent bevestigend, en 36 procent ontkennend. De rest weet het (nog) niet.
Jaar 2000: repareren scoort hoger dan vervangen
Als toegift op de Grote Computable Enquête zijn ook enkele vragen gesteld over het jaar 2000-probleem. Voor IT-managers behoeft dit geen nadere toelichting, maar ook onder algemeen managers antwoordt desgevraagd een grote meerderheid van 82 procent dat men met deze kwestie bekend is.
Aan IT-managers is een aantal meer specifieke vragen gesteld. Daaruit blijkt onder andere dat (slechts?) 44 procent verwacht dat de eigen organisatie inderdaad met het jaar 2000-probleem te maken krijgt. Een nipte meerderheid van 51 procent verwacht van niet, en 4 procent antwoordt: misschien.
Vervolgens is aan degenen die met ‘ja’ of ‘misschien’ antwoordden, gevraagd of er in hun organisatie ook al daadwerkelijk middelen en mensen zijn vrijgemaakt om het probleem op te lossen. Van hen antwoord 63 procent dat zulks inderdaad het geval is, nog eens 12 procent antwoordt: ‘nee, maar we zijn het wel van plan’, en 22 procent antwoordt: nee. Als we even doorrekenen betekent dit alles dat momenteel in zo’n dertig procent van de Nederlandse bedrijven en organisaties met meer dan vijftig werknemers, daadwerkelijk iets ter oplossing van het jaar 2000-probleem wordt ondernomen.
Ten slotte is de IT-managers die met het probleem te maken denken te krijgen, gevraagd naar de richting waarin een oplossing wordt gezocht, waarbij meer dan één antwoord mocht worden gegeven. Dan blijkt ten eerste dat het aanpassen van bestaande software aanzienlijk hoger scoort dan het compleet vernieuwen/vervangen daarvan, namelijk 56 tegen 36 procent. Daarnaast verwacht 29 procent van deze IT-managers externe hulp in te zullen roepen.
Ook aan de eventuele leveranciers van die externe hulp (systeemhuizen en andere leveranciers van IT-diensten) zijn enkele vragen voorgelegd. Uit de antwoorden blijkt dat 47 procent verwacht als gevolg van het jaar 2000 meer werk te zullen krijgen; 46 procent verwacht van niet. En ook de externe dienstverleners verwachten vooral (63 procent) dat oplossingen gezocht zullen worden in de sfeer van aanpassen en repareren; een veel kleinere groep (35 procent) verwacht dat het vooral de kant van vervangen en vernieuwen opgaat.
Grote Computable Enquête
Ter gelegenheid van de verschijning, vorige week, van Computable in vernieuwde vorm, organiseerde de redactie een enquête onder IT-managers en algemeen managers in organisaties met meer dan vijftig werknemers, en onder het management van IT-dienstenverlenende bedrijven. Deze week publiceren wij het tweede en laatste deel over de uitkomsten van de enquête, die werd uitgevoerd (onder 3×150 respondenten) door Heliview Marketingservice in Breda. Centraal staat daarbij de vraag naar de relatie tussen algemeen management en IT-management. In het artikel van vorige week werd vooral aandacht geschonken aan de toekomst van de IT-professie in het licht van de opmars van pakketsoftware (ten koste van maatwerk).
Reacties van lezers zijn welkom bij: Redactie Computable, t.a.v. Maud de Sitter, Postbus 9194, 1006 CC Amsterdam, fax 020-4875.726, e-mail computable@bp.vnu.com.