Goedgeschoolde medewerkers zijn in de informatietechnologie moeilijk te vinden. Volgens Bernd Taselaar van brancheorganisatie Fenit hoeft dat tekort niet structureel te zijn.
Het gaat goed met de Nederlandse IT-branche. Met een omzet van meer dan 19 miljard gulden is de IT-sector een van de grotere nationale bedrijfstakken. Voor 1998 wordt een verdere groei verwacht van ruim elf procent tot meer dan 21 miljard gulden. Deze groei heeft geleid tot een enorme vraag naar IT’ers, een vraag die veel groter is dan het aanbod van afgestudeerde IT-studenten.
Inmiddels heeft de IT te kampen met een zorgwekkend capaciteitsprobleem. Schattingen van het tekort aan IT-medewerkers lopen uiteen van tien- tot twintigduizend op jaarbasis. Zelfs een voorzichtige prognose van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) geeft aan dat het aanbod bijna drie keer zo groot moet zijn om het tekort te kunnen dekken. Gebruikers kunnen hierdoor de mogelijkheden van de informatietechnologie onvoldoende benutten. Daarnaast verwacht menig IT-bedrijf dat ondanks de grote vraag naar IT-producten een deel van de voorziene omzetverhoging niet kan worden gerealiseerd.
De Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) bevestigt dit beeld. Begin 1998 publiceerde zij een rapport over de structurele behoefte aan informatici waaruit blijkt dat bedrijven aan veel meer informatici werk zouden kunnen bieden, als die mensen beschikbaar zouden zijn.
Er is een aantal verklaringen voor de geringe populariteit van het IT-vak. Ten eerste zijn technische vakken in het algemeen niet erg populair. Omdat aankomend studenten het IT-vak als technisch zien, denken ze vaak dat het een moeilijk vakgebied is. Bovendien durven ze door de beperkte studieduur minder risico’s dan vroeger te nemen. Verder is vaak onduidelijk wat de curricula inhouden en wat de beroepsmogelijkheden van de verschillende IT-studies zijn. Tot slot zijn potentiële IT-studenten wellicht voorzichtig omdat zij niet zeker weten of er ook na het jaar 2000 en de invoering van de euro voldoende werk blijft.
Sleutelpositie van de IT
Zonder twijfel zorgen het millenniumprobleem en de invoering van de euro voor een conjuncturele piek. Maar – zoals ook de AWT constateerde – de behoefte aan IT’ers is structureel en staat los van het millenniumprobleem en de invoering van de euro. Het belang van informatietechnologie in de maatschappij is namelijk sinds begin jaren negentig fors toegenomen. Toen waren IT-producten vooral handige hulpmiddelen. Tegenwoordig bepalen informatiesystemen in hoge mate hoe strategische bedrijfsprocessen zijn ingericht. Daarmee is informatietechnologie essentieel geworden bij de bedrijfsvoering.
Daarnaast worden vele nieuwe producten ontwikkeld die gebaseerd zijn op de kansen en mogelijkheden die informatietechnologie biedt. Voor de Nederlandse economie ligt de toekomst in de ontwikkeling van kennisintensieve processen, producten en diensten. Belangrijke sectoren voor de Nederlandse economie, zoals landbouw, transport, handel, chemie en banken, ontlenen een aanzienlijk deel van hun concurrentiekracht aan de toepassing van informatietechnologie. Bovendien heeft de informatietechnologie grote invloed in de gezondheidszorg, het onderwijs, de sociale zekerheid, criminaliteitsbestrijding, het betalingsverkeer en het gebruik van de openbare (elektronische) infrastructuur.
Zonder overdrijving kan worden gesteld dat het tijdperk van de informatietechnologie pas net is begonnen. De IT-branche neemt in toenemende mate een sleutelpositie in. Door de schaarste op de arbeidsmarkt, de tijdelijke vraag naar jaar 2000- en euro-producten en de daarmee samenhangende prioriteitsstelling zullen bedrijven wellicht de vraag naar andere IT-producten enige tijd uitstellen. Maar zal van uitstel ook afstel komen?
Twee scenario’s
Voor de toekomst van de IT-sector na 2002 zijn twee scenario’s denkbaar. In het ene geval verschuift door alle aandacht voor millenniumproblemen en de euro de belangstelling voor technologische innovatie de komende jaren naar de achtergrond. Gebruikers zouden vervolgens kunnen beslissen om IT-investeringen na te laten, omdat ze de toegevoegde waarde van het product onvoldoende zien. Daardoor zou de algehele vraag naar IT’ers kunnen dalen, terwijl juist dan IT-personeel met specialistische opleiding voor de jaar 2000-problematiek en de euro vrij zou komen.
In het andere geval zullen gebruikers blijven vragen naar IT-producten, die een toegevoegde waarde hebben voor hun bedrijf. Bedrijven zijn gedwongen om innovatief te blijven op straffe van verlies van marktaandeel. Bovendien zullen ook in andere sectoren, zoals de communicatietechnologie, technologische vernieuwingen veel IT’ers vragen. De vraag naar gekwalificeerde IT’ers zal in dat geval hoog blijven.
Van welk scenario ook wordt uitgegaan, er zullen veel IT’ers nodig blijven om alle informatietechnologie in goede banen te leiden. Software wordt steeds ingewikkelder, de complexiteit van systemen neemt toe. Hierdoor zal er vooral veel vraag zijn naar hoogopgeleiden. Nieuwe technologieën stellen namelijk steeds hogere eisen aan kennis, vaardigheden, inzetbaarheid en flexibiliteit van de IT’er.
Breed inzetbaar
Aan wat voor een IT’er heeft het bedrijfsleven dan behoefte? Uit een onderzoek, dat brancheorganisatie Fenit in 1996 heeft uitgevoerd onder haar leden, bleek dat IT-bedrijven vaak niet zozeer pure technici zoeken, maar breed inzetbare personen met zowel goede inhoudelijke, bedrijfsspecifieke kennis als goede communicatieve vaardigheden. Bij de meeste opleidingen bleek echter veel nadruk te liggen op de theorie en minder op de praktische IT-toepassingen.
Om meer duidelijkheid te geven over de wensen van het IT-bedrijfsleven heeft Fenit eind 1997 onder de titel Keep IT simple vier zogenoemde instroomprofielen gepresenteerd (IT-specialist, -ontwikkelaar, -architect en -beheerder). Fenit wilde hiermee vooral een aanzet geven voor overleg met het onderwijsveld over betere aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven. De basis voor deze profielen moet in het regulier onderwijs worden gelegd.
Voor alle vier profielen geldt dat het onderwijscurriculum naast de IT-inhoudelijke kant een behoorlijke component materiekennis en bedrijfskennis moet bevatten. Daarnaast moet de instromer beschikken over goede communicatieve vaardigheden en bij voorkeur enige ervaring hebben in het werken met projecten. Het is belangrijk dat in de opleiding niet alleen aandacht wordt besteed aan de gekozen specialisatie, maar ook aan andere vakgebieden. Immers, in het beroepsveld zal de IT’er goed moeten kunnen communiceren met anderen. Gezien de brede toepassingsmogelijkheden van informatietechnologie zal daarbij in toenemende mate vraag zijn naar mensen met een alfa- of gamma-achtergrond.
Inmiddels wordt intensief met het onderwijsveld samengewerkt en gekeken naar mogelijkheden om de actualiteit en invulling van de IT-studie zo goed mogelijk te laten aansluiten op de wensen van het IT-bedrijfsleven.
Extra maatregelen
In zijn algemeenheid zijn de toekomstperspectieven voor IT’ers positief. Door de grote dynamiek en de continue veranderingen kan het IT-vakgebied voor velen een uitdaging zijn. Maar zonder extra maatregelen zal de arbeidsmarkt nog geruime tijd krap zijn. Dit kan verdere technologische groei en de daarmee samenhangende economische groei belemmeren. Daarom is een structurele oplossing van de tekorten vereist.
Het is essentieel, dat in het onderwijs, van basisonderwijs tot en met hoger onderwijs, een goede IT-component zit om de bekendheid met informatietechnologie in een zo vroeg mogelijk stadium te laten plaatsvinden. Daarnaast is het belangrijk, dat een breed publiek weet wat een IT’er is en doet. Het klassieke beeld van de programmerende informaticus achter zijn beeldscherm verdient bijstelling.
Bernd Taselaar is secretaris van de brancheorganisatie Federatie Nederlandse IT (Fenit)