Offshoring is een bekende term uit de olie- en gaswinning. Associaties met boortorens die in de zee staan, zijn snel gemaakt.
In de it-wereld is het begrip sinds een paar jaar in zwang (het online-archief van Computable kent geen vermelding vóór 2004), ook al is het fenomeen van het in lagelonenlanden laten uitvoeren van ontwikkel- en productiefaciliteiten al veel langer bekend. De laatste tijd is de term offshoring echter aan inflatie onderhevig. Vooral onderzoekers, adviseurs en it-dienstverleners zijn meester in het bedenken van allerlei varianten, die eigenlijk allemaal op hetzelfde neerkomen, namelijk het laten uitvoeren van werkzaamheden over de grens, daar waar het het goedkoopst kan tegen een aanvaardbare kwaliteit.
Onderzoeksbureau Gartner onderscheidt drie gradaties: on-shore sourcing (uitbesteding van ict binnen landsgrenzen), near-shore sourcing (uitbesteding over de grens, maar wel in dezelfde regio van de wereld) en off-shore-sourcing (uitbesteding in een andere regio van de wereld, doorgaans een lagelonenland). De onlangs op het onderwerp ‘sourcing’ gepromoveerde Guus Delen, adviseur bij Verdonck, Klooster & Associates, verfijnt het begrip met de namen ‘off-shore outtasking’ (omdat het gaat om het verplaatsen van taken, zonder dat het personeel meegaat naar het lagelonenland) en ‘indirecte offshore-outsourcing’ (waarbij westerse automatiseerders dochterondernemingen in lagelonenlanden opzetten, om daar een deel van de aan hen uitbestede diensten onder te brengen).
In een radiospotje praat Capgemini over het ontwikkelen en beheren van informatiesystemen ‘van Mumbai tot Medemblik en van Nieuw-Vennep tot New York’. Dit mondiaal model – rightshore genoemd – levert it-diensten vanuit een vijftiental landen. Het bestaat uit de geografische niveaus ‘onshore’, ‘nearshore’ en ‘farshore’, met daarbij een verdeling in it-centra voor applicatiemanagement, infrastructuurbeheer en business process outsourcing. Daarvan vallen eigenlijk maar twee landen onder de noemer ‘goedkope offshore-locaties’, namelijk India en Polen. Saillant detail is nog dat Capgemini weliswaar it-centra bezit in Mumbai en New York, maar niet in Medemblik en Nieuw-Vennep. In Nederland zijn die gevestigd in Utrecht/Nieuwegein en Zoetermeer, maar dat allittereert niet zo lekker.
LogicaCMG spreekt in zijn bedrijfspresentaties van ‘offshore services’ en bestiert in de Indiase plaats Bangalore het ontwikkelcentrum Technopolis en – dichter bij huis – nearshore-locaties in Tsjechië en Hongarije. Atos Origin praat op zijn beurt over ‘global sourcing’ en heeft ontwikkelcentra in India, China en Polen. Getronics stopt weer alles in zijn ‘Nearshore’-aanpak’ en beschikt over offshore-centra in Hongarije, Mexico en – op termijn – in Azië. Een nationale dienstverlener als Ordina heeft enkel samenwerkingsverbanden met offshorespecialisten uit India, zoals Wipro, en presenteert dit onder het label ‘blended offshoring’.
De grote Amerikaanse it-concerns, die al langer in lagelonenlanden actief zijn, hebben het ‘offshoreconcept’ al lang en breed in hun dienstenaanbod opgenomen. EDS is nog het meest expliciet en hanteert het overkoepelende begrip bestshore, met ter nuancering nog de termen nearshore (dicht bij het eigen land) en farshore (op een ander continent). Accenture presenteert zich met ‘global delivery & sourcing’. Bij IBM staan op de website geen directe verwijzingen naar een ‘offshore-concept’, al is Big Blue wel druk bezig met het offshoren van eigen activiteiten. The Wall Street Journal meldde begin dit jaar dat IBM in 2005 zeker drieduizend Amerikaanse arbeidsplaatsen schrapt en het programmeerwerk naar goedkopere locaties in India, China en Brazilië overhevelt.