Typemachines leiden in Nederland een kwijnend bestaan. Andere delen van de wereld zijn nog lang niet zover. Toegang tot internet is hier niets bijzonders. Ook dat is niet overal in de wereld het geval. De digitale kloof tussen Noord en Zuid is groot en lijkt steeds groter te worden. Wie doet er wat aan, en hoe? Peter Vlam en Arjen Westra geven antwoord.
De toepassing van informatie- en communicatietechnologieën wordt in toenemende mate gezien als middel om het dagelijks leven van mensen in ontwikkelingslanden te verbeteren. Terreinen als onderwijs, gezondheidszorg en bestuur kunnen verbeteren wanneer men kan beschikken over snelle communicatiemiddelen en toegang tot nieuwe informatiebronnen.
Deze medaille heeft ook een andere kant. Sceptici menen dat een continent als Afrika niets heeft aan hypermoderne techniek, alleen al omdat de meeste mensen nog nooit een computer gezien hebben. Of dat een land als Bolivia niets heeft aan toetsenborden, omdat het grootste deel van de bevolking analfabeet is. Dat een uurtje surfen op het net het verschil tussen arm en rijk voor velen daar ondraaglijk maakt. Iets genuanceerder: het inzetten van ict in ontwikkelingslanden wordt gezien als een puur Westers georiënteerde methode die de culturele eigenheid van ontwikkelingslanden negeert en bovendien voorbij gaat aan lokale sociale en economische problemen.
Daarnaast menen de critici dat in ontwikkelingslanden alleen de elite in de steden van ict kan profiteren en dat de kloof met het rurale achterland wordt vergroot. Door te investeren in ict wordt volgens hen bovendien een nieuwe vorm van afhankelijkheid geschapen. Wanneer voor ieder technisch probleem een beroep moet worden gedaan op mensen in het westen, wordt immers weinig bijgedragen aan een gevoel van eigenwaarde en zelfstandigheid. Achterliggend probleem is dat er een groot gebrek is aan geschoolde mensen en er sprake is van een gebrekkige technische infrastructuur. Kortom: waarom zou je ict willen stimuleren in ontwikkelingslanden? Waterputten slaan heeft meer zin.
Break-even
"Ik ben geen ontwikkelingswerker, ik ben internetondernemer", zegt Ronnie Overgoor, ‘chief executive officer’ van e-handelsbedrijf Explainerdc. De vraag of de stimulering van ict in Afrika zinvoller is dan het slaan van waterputten, houdt hem niet direct bezig. Al opende het Amsterdamse bedrijf vanuit idealistische motieven een jaar geleden een vestiging in Accra, Ghana. De zaken gaan ‘boven verwachting, met name op commercieel gebied’. Explainerdc heeft alles behalve spijt van de gang naar Ghana.
Overgoor: "We doen daar in principe wat we hier ook doen. Advisering met e-business, webbouwen, e-handeltrajecten." Van scepsis wil hij niets weten. "Ja. natuurlijk is de markt daar klein en zijn de omstandigheden lastig. Maar we hebben naar Nederlandse maatstaven ook niet zo heel veel nodig. We zitten er met tien man, we hebben per maand zesduizend dollar nodig om operationeel ‘break-even’ te draaien. Dat lukt. Fantastisch toch? Alles wat in Ghana verdient wordt, blijft in Ghana. Het land snakt naar internet, met een klik op de knop de wereld aan je voeten."
Abigail Armah is general manager in Accra, de hoofdstad van Ghana. Per mail laat zij weten dat de vooruitzichten voor 2002 uitstekend zijn. "We hebben goede vooruitgang geboekt de laatste tijd. De te verwachten omzet voor 2002 is 120 duizend dollar." Niet alleen winst en omzet zijn maatgevend, het bedrijf dicht zichzelf ook een sociale taak toe. Armah: "Onze sociale verantwoordelijkheid uit zich bijvoorbeeld in de openstelling van ons bedrijf voor tien leerlingen tussen 13 en 15 jaar. We geven ze les in computer- en internetvaardigheden. Daarnaast steunen we hun school. Verder ondersteunen we hier projecten rond aids-bewustzijn en herbebossing."
Assisteren
Het Nederlands ontwikkelingsbeleid heeft onder minister Herfkens van ontwikkelingssamenwerking een verandering doorgemaakt. Waar vroeger nog wel eens werd uitgegaan van éénrichtingverkeer – er werd sec geld gegeven aan projecten waarvan Nederland dacht dat ze goed waren – staan nu begrippen als ‘ownership’ en ‘capacitybuilding’ centraal. Er wordt veel meer rekening gehouden met de ontvangende partij. Projecten moeten door de ontvangers worden ‘gedragen’ en er moet vervolgens verantwoording over worden afgelegd.
Stijn van der Krogt is programma-manager bij het International Institute for Communication and Development (Iicd). Deze onafhankelijke, door het ministerie van Buitenlandse Zaken ondersteunde stichting heeft als missie het ‘assisteren van ontwikkelingslanden om duurzame ontwikkeling te bereiken, door gebruik te maken van de mogelijkheden die ict biedt’.
Hij vindt de keuze tussen internet of waterputten eigenlijk een gepasseerd station. Die keuze is te nauw gesteld: "Ict is een middel om tot kennis te komen en elk middel dat leidt tot meer kennis is prima. Wij helpen lokale gemeenschappen met het analyseren van problemen. Soms kom je tot de conclusie dat de inzet van ict een probleem verhelpt of minder nijpend maakt. Soms kom je tot de conclusie dat een bepaalde technologie duurder is dan een andere oplossing en dan begin je er niet aan. Per keer moet je bekijken of de inzet van ict voordeliger is dan meer traditionele oplossingen." Domweg computers neerzetten en internettoegang bieden heeft volgens Van der Krogt geen zin. "Kant-en-klare, in Nederland bedachte oplossingen hebben geen zin. Training en onderwijs gebaseerd op lokale behoeften, dát heeft zin."
Cisco Academy
Tot die conclusie kwam ook netwerkbouwer Cisco. In december 2000 opende het bedrijf de eerste Cisco Academy in Accra, Ghana. Een opleidingsinstituut waar jonge Afrikanen – waarvan 23 procent overigens vrouw is – kunnen leren hoe ze een netwerk moeten beheren en bouwen. "Deze mensen moeten het internet in hun eigen land gaan opbouwen", zegt Karl Hendriks in Johannesburg. Hij is namens Cisco verantwoordelijk voor de projecten in de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara.
Ruim 3,5 miljoen dollar werd er vanaf 2000 geïnvesteerd in de opleiding van lokale mensen. In het programma krijgen de studenten niet alleen de technische vaardigheden aangereikt, maar worden ze ook getraind in het overdragen van de kennis. Hendriks: "We stimuleren de deelnemers om hun kennis te delen met collega’s in bijvoorbeeld de agrarische sector en de gezondheidszorg. Dus de reikwijdte van het project is groter."
Cisco werkt in het project samen met het United Nations Development Program (Undp) en de Amerikaanse Ontwikkelingsorganisatie US-Aid. Beide organisaties helpen bij het vaststellen van de behoefte, om vervolgens te assisteren bij de invoering van het programma. Cisco staat open voor partnerships met andere bedrijven. Hendriks vindt het nog te vroeg om over resultaten te kunnen spreken, maar noemt het Ruandese project en het project in het Franstalige Bénin vrij succesvol. De reacties van de bevolking getuigen volgens hem vrijwel zonder uitzondering van ‘immense happiness’ en dankbaarheid dat Cisco mensen de kans biedt op een opleiding.
Eind 2002 zal een eerste evaluatie plaatsvinden en zal Cisco bekijken of ze doorgaat met het op deze manier investeren in Afrika. Op termijn moeten er ook Cisco-academies komen in de kleinere plaatsen. "We investeren in de Cisco-academies omdat we denken dat toegang tot internet kan bijdragen aan de ontwikkeling van het land. We planten het zaadje, het is aan de mensen zelf om er een boom van te maken." Inmiddels zijn er in 28 landen Cisco-academies opgezet, vaak in samenwerking met lokale universiteiten.
Youssou N’Dour
Een andere multinational die zich inzet voor de ict in ontwikkelingslanden is Hewlett-Packard. Dat bedrijf investeert onder de naam e-Inclusion in verschillende ontwikkelingslanden. In Afrika heeft HP onder meer een project in Ghana en investeert het in het West-Afrikaanse Senegal samen met Sonatel (de lokale telecomprovider) en de bekende muzikant Youssou N’Dour. Via het Joko-project (Joko betekent link of band in het Senegalees) wil HP Senegal met de wereld in contact brengen.
Doel van het Joko-project is om internettoegang voor iedereen binnen bereik te brengen. Via zogeheten ‘Joko Stations’ kunnen expatriot-families in contact komen met hun families en vrienden thuis in Senegal. Sinds de start van het initiatief kan de lokale bevolking beschikken over een eigen e-mailadres, weerrapporten (niet onbelangrijk voor boeren), oogstprijzen en zijn er mogelijkheden om via internet te tele-leren. Daarnaast kunnen ze beschikken over een dokter op afstand.
Schijnwerpers
Ondanks de bezwaren lijken de toepassingen van ict in ontwikkelingslanden ook in Nederland steeds meer aandacht te krijgen. Zowel bij private partijen als bij de overheid. Op het in augustus 2001 door Hivos georganiseerde ‘e-development symposium’, werd minister Herfkens door de deelnemers opgeroepen meer geld vrij te maken voor ict-programma’s in ontwikkelingslanden. Volgens de deelnemers was het hoog tijd om ict niet meer als iets aparts te behandelen, maar als sleutel en geïntegreerd onderdeel binnen de grote ontwikkelingsprogramma’s als onderwijs, gezondheidszorg en markttoegang.
Er zijn meer positieve geluiden. Satellietbedrijf Intelsat verwacht bijvoorbeeld dat de hoeveelheid dataverkeer die via haar satellieten verloopt in Afrika tot 2005 een groei zal vertonen van 30 procent. Als die trend zich voortzet, zal de hoeveelheid data in 2005 de hoeveelheid ‘voice-verkeer’ hebben ingehaald, inclusief televisie en andere vormen van satellietverkeer. "De toename zit vooral in voice-over-IP, multimedia, internetverkeer tele-educatie en telemedicine", stelde Flavien Bachabi van Intelsat Africa onlangs op een Amerikaans telecomcongres. Hij durft zelfs te spreken over een zich langzaam versmallende digitale kloof.
Andere cijfers geven overigens minder reden tot enthousiasme. Volgens het Human Development Report 2001 van de Verenigde Naties maakte in het jaar 2000 in de Verenigde Staten 54,3 procent van de bevolking gebruik van internet. In Zuid-Azië lag dat percentage in 2000 op 0,4 procent, in zuidelijk Afrika ook op 0,4 procent en in de Arabische staten op 0,6 procent. Volgens het rapport komt meer dan driekwart van de internetgebruikers uit de ‘high income countries’. Slechts 14 procent van de totale wereldbevolking leeft in deze landen.
Onderwijs en gezondheid
Voorstanders van stimulering van ict in ontwikkelingslanden menen dat de inzet van ict op terreinen als kantoorautomatisering, onderwijs en gezondheidszorg kan leiden tot krachtigere, meer open organisaties die beter kunnen concurreren. Zij wijzen erop dat in het onderwijs gebruik gemaakt kan worden van computers en internet. Lezen, schrijven en rekenen zijn vaardigheden die met educatieve software kunnen worden ondersteund. Al kunnen de pakketten uit het westen niet zonder meer worden gekopieerd, zo leert de praktijk. De verschillen tussen het Noorden en het Zuiden zijn daarvoor te groot.
Op het gebied van gezondheidszorg wordt met name gedacht aan het gebruik van netwerksystemen om medische kennis over langere afstand over te dragen. Specialisten uit de hoofdstad hoeven zo bijvoorbeeld niet fysiek het hele land door te trekken om hun kennis over te dragen.
Kleinschalige initiatieven
Naast de multinationals en de overheden die actief zijn in ontwikkelingslanden, zijn er ook kleinschalige initiatieven. De stem van gewone mensen uit ontwikkelingslanden ontbreekt op het web, zo vonden de oprichters van Nairobits. Nieuwsgierigheid naar die stem dreef hen tot actie. Twee jaar geleden werd daarom een Nederlands-Keniaans multimediaproject opgezet, waarin jongeren uit een sloppenwijk in Nairobi worden opgeleid tot webdesigners. Vanuit een kantoor in de Keniase hoofdstad worden computer- , vormgeving- en managementvaardigheden overgebracht door een netwerk van ontwerpers, kunstenaars en organisatieadviseurs uit Nederland, Ierland, de Verenigde Staten en Kenia. Op dit moment richt het project zich op een commerciële opzet, om uiteindelijk zelfvoorzienend te zijn.
Nairobits krijgt door het succes in Nairobi momenteel aanvragen uit verschillende landen voor het opzetten van soortgelijke projecten. Hein Swinkels is bestuurslid van Nairobits en ‘chief financial officer’ van Independer, een Nederlandse financiële vergelijkingssite. "Ik sta volkomen achter het basisidee dat achter het aanbieden van kennis ligt: culturele uitwisseling. Zonder computers zijn de mensen in Nairobi in feite verstoken van contacten met de wereld. Met de vaardigheden die ze ontwikkelen, kunnen ze tot culturele uitwisseling komen. Daarnaast hoop ik dat ze zelfstandiger hun toekomst kunnen bepalen, door de vaardigheden die ze ontwikkelen."
Verkoopkantoor
Een ander relatief kleinschalig initiatief is van Joost Dam. Hij is freelance automatiseringsdeskundige en een jaar geleden richtte hij, samen met Jet Nauta en Rogier Peters, de stichting Venture Intelligens Africa op. Doel: het stimuleren van ict-gebruik in niet-westerse samenlevingen. Dam: "Op dit moment zijn we bezig met de oprichting van een partnership tussen ons bedrijf hier in Nederland en verschillende it-bedrijven in Afrika. Er zijn contacten met bedrijven in Tanzania, Ghana, Nigeria, Zambia en Zuid-Afrika. Het idee is dat we via ons bedrijf, dat gespecialiseerd is in automatiseringsprocessen, kennismanagement en informatieanalyse, opdrachten genereren en dat deze opdrachten worden uitbesteed aan bedrijven in Tanzania. Een soort verkoopkantoor."
"Een deel van de winst gaat naar de stichting en een deel van de winst gaat naar de bedrijven", vervolgt hij. "Met het geld van de stichting kunnen we scholen voorzien van computers en internetaansluitingen. Met als doel het opleidingsniveau in Tanzania te vergroten. Belangrijk binnen het partnership is dat de bedrijven zelf ook een investering doen. En dat geldt ook voor de school waarmee we contact hebben. De mensen in Tanzania moeten nooit afhankelijk worden van onze stichting."
Over zijn persoonlijke drijfveer is Joost Dam duidelijk: "Ik wil niet meer tussen 9 en 5 vastgebonden achter de computer van een groot ict-bedrijf zitten, alleen ter meerdere glorie van dat bedrijf. Ik wil zelfstandig bezig zijn met wat ik leuk en zinnig vindt. Al betekent dat, dat ik nu even geen inkomen heb."
Peter Vlam en Arjen Westra, freelance medewerkers.