Nederland loopt voorop met crisissimulatieprogramma’s. Toch oefenen veel Nederlandse hulpdiensten met Amerikaanse software. Want die is soms toch nóg beter.
Rampen simuleren is ‘big business'. Niet zozeer de ‘echte' rampenoefeningen met wegafzettingen, vrijwilligers, plastic wapens en ketchupbloed, want die zijn omslachtig en duur, maar met geavanceerde software. Dan kan elke dag virtueel vanachter de computer worden geoefend op de meest uiteenlopende calamiteitenscenario's.
Naast de regionale hulpdiensten en de ambtelijke ‘chain-of-command’ zijn er verschillende zelfstandige bestuursorganen (zbo) die zorg dragen voor ‘kennisontwikkeling, opleiding en advies’ in de branche. Daarnaast zijn er nog ettelijke bedrijven die hun brood verdienen met het aanbieden van logistiek, trainingen en simulatiesoftware. Onderzoeksbureau Decis richt zich bijvoorbeeld op ‘intelligente systemen voor computerondersteunde besluitvorming en probleemoplossing’. Het bedrijf is een joint venture van Thales, TNO, TU Delft en de Universiteit van Amsterdam.
De firma E-semble daarentegen is geheel gespecialiseerd in ‘virtual reality’ leer- en oefenmiddelen voor hulpdiensten. Het Delftse bedrijf heeft verschillende platforms ontwikkeld, zoals Diabolo VR voor ‘first responders’ als brandweer en ambulance en CrisisSim voor strategische besluitvormers. E-semble concurreert naar eigen zeggen mondiaal met twee andere grote spelers: ETC uit de VS en Vector Command uit Engeland. Martijn Boosman, directeur van E-semble: “In Nederland zijn we de grootste en internationaal staan we, samen met ETC en Vector Command, altijd op de shortlist als er virtuele rampen moeten worden bestreden.”
Heikel punt
Maar wie heeft de beste simulatiesoftware? “Dat hangt helemaal af van de oefenbehoefte en het uitvoeringsniveau in de hulpverlenende of bestuurlijke instantie”, aldus Marco van Wijngaarden, programmamanager Oefenen van het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra. Het Nibra is zo’n zbo en heeft de publieke taak tot kennisontwikkeling en advies voor de gehele calamiteitensector. Het instituut maakt al jaren gebruik van ‘eigen’ software, Nibra VR. Dit is gebouwd op basis van Advanced Disaster Management Simulator (ADMS)-modules van het Amerikaanse ETC. Dat is tegen het zere been van Boosman van E-semble: “Het kennisinstituut Nibra zou beter kunnen kiezen voor software van Nederlandse bodem in plaats van Amerikaanse. Dat is echter nog een heikel diplomatiek punt.”
Gelukkig voor Boosman beslist elke regio zelfstandig met welke software ze oefenen. “Meer dan de helft van de brandweerregio’s in Nederland werkt met onze programma’s.” Toch wil E-semble haar producten graag landelijk, via het Nibra, bij álle hulporganisaties kwijt.
“Wij zouden erg graag met hen samenwerken, en daar ijver ik al jaren voor bij Binnenlandse Zaken en het Nibra zelf. Echter, het Nibra benadert dit bedrijfsmatig en ziet ons als concurrent. Dat is erg jammer. Wij vinden het betreurenswaardig dat een nationaal kennisinstituut een commerciële partij ziet als concurrent”, aldus Boosman.
“Vanzelfsprekend wil E-semble landelijk uitbreiden”, riposteert Marco van Wijngaarden van het Nibra. “Die willen dat iedereen uit hun fles drinkt, ze zijn immers een commercieel bedrijf.”
Van Wijngaarden ontkent echter E-semble te zien als concurrent. De software van E-semble is, zoals het gros van álle beschikbare rampensimulatie-applicaties, simpelweg niet geschikt voor de oefendoelen van het Nibra. “Veel crisismanagement-tools leggen de nadruk op visualisering van de gebeurtenissen. Vaak ingegeven, omdat de gebruikte software in essentie geen simulatieprogramma is. Voor ons zijn sociaaldynamische en strategische ‘game’ aspecten van complexe incidenten veel belangrijker, zoals de verwerking van beslissingen van veel deelnemers met realistische consequenties. Daar zijn bijzonder veel parameters, contingenties en intelligente applicaties voor nodig. Het Amerikaanse ADMS-platform sluit het beste aan op deze insteek.”
Wel brandweerexamens
Kan de Delftse E-semble software een kritische vergelijking met het Amerikaanse ADMS dan wel doorstaan? “Alleszins”, aldus Boosman, “ons systeem is júist extreem flexibel. Het werkt alleen anders. Wij hebben heel bewust géén automatische ontwikkeling van het scenario ingebouwd, want dat werkt beperkend. Een instructeur kan zelf precies bepalen wat er gebeurt in elke situatie.
E-semble heeft nog een ander ijzer in het vuur. Het Nederlands bureau brandweerexamens, een andere semi-publieke zbo, doet al haar virtuele brandweerexamens op basis van E-semble software. Martijn Boosman: “Diabolo VR is geen incidentsimulatie maar een opleidingsmiddel. Het is geen vervanging van een instructeur, maar een versterking. Onze programma’s werken niet zonder instructeur.”
Daar wringt volgens Van Wijngaarden nou net de schoen. “Wat is de waarde van mensgestuurde simulatie? Dit geldt met name bij complexe incidenten waarbij tientallen hulpverleningseenheden worden ingezet. Hierdoor loop je de kans op onrealistische incidentontwikkeling. Dit kan resulteren in afbreuk van de trainingswaarde.”
Er zitten weliswaar veel verander- en variatiemogelijkheden in E-semble, maar die moeten worden geïnstigeerd en gecontroleerd door de instructeur. Dat is bovendien omslachtig en vereist veel voortdurende expertise.
Nibra VR kan door participanten ‘zelfstandig’ op laptops worden beoefend, omdat de ADMS- simulatiesoftware daarvoor geschikter is. Toch wil Van Wijngaarden expliciet benadrukken dat het leef en laat leven is in de branche. “Afhankelijk van de oefendoelen kunnen beide simulatiesystemen naast elkaar en/of afwisselend worden gebruikt. Voor beeldvorming zijn pure visualisatiesystemen veelal toereikend. Wanneer het gaat om realistische incidentontwikkeling en het laten zien van de genomen bestrijdingsmaatregelen dan is simulatiekracht het belangrijkst.”
Terugkomend op de verschillen tussen de systemen geeft Van Wijngaarden aan dat er wel degelijk een schifting is tussen de software van E-semble en het Nibra, of in ieder geval rivaliteit. “Als de korpsen en opleidingsscholen bij E-semble zijn uitgespeeld, komen ze naar ons.”
Andreas Udo de Haes