Anderhalf jaar geleden was het dan zo ver, en kocht ik mijn eerste multimediacomputer. Sindsdien maak ik dagelijks gebruik van Internet, voor zowel professionele als persoonlijke doeleinden. Nu moet je als journalist de wereld bekijken met een kritische blik, vóór alles gericht op problemen, schandalen en andere zaken die niet deugen, en dan ben je bij dat Internet natuurlijk aan het juiste adres.
Het begon al met het opzetten van de eerste verbinding met mijn provider. Ik was op het ergste voorbereid: onmogelijke software, onbegrijpelijke instructies, en een telefonische ‘helpdesk’ waar ik uitsluitend te woord zou worden gestaan door onbeleefde jongelui die er allemaal nóg minder van begrepen dan ik zelf.
Het liep anders: alles deed het meteen de eerste keer, zonder één centje pijn of ergernis.
Oké: kennelijk flink geluk gehad, maar zelfs als je verbinding technisch goed werkt, moet je niet denken dat je dan zo maar even bij je provider kunt ‘inbellen’, kreeg ik te horen. Tien tegen één dat er dan, zeker tijdens spitsuren, geen doorkomen aan is, en je steeds maar weer die hatelijke ingesprektoon te horen krijgt.
Misschien ben ik die één op tien, want �k heb daar eigenlijk nog nooit last van gehad.
Eenmaal verbonden zouden de problemen pas écht beginnen: ik moest maar eens proberen een grafisch bestandje of wat software te downloaden. Dan zou pas blijken wat voor onmogelijk medium het Internet is: uren wachten terwijl één plaatje tergend langzaam binnenloopt. Niet voor niets wordt World Wide Web steeds vaker World Wide Wait genoemd!
Gek is dat: mij overkomt dat hoogst zelden, terwijl ik toch een gewoon 33K6 modem heb, en een analoge telefoonlijn. Soms moet je inderdaad heel even wachten, maar grosso modo ben ik juist verbaasd door de hoge snelheid van het Internet.
Voor je iets kunt downloaden, moet je het wel eerst weten te vinden, en dan zou ik écht merken hoe primitief en ongeorganiseerd dat World Wild West is: je blijkt op zoek naar een speld in een hooiberg, en die zogenaamde zoekmachines leveren slechts lange lijsten op van sites waar je juist niks te zoeken hebt.
Nooit iets van gemerkt: heel vaak is het gewoon meteen raak.
De ware killer application van het Internet is natuurlijk e-mail, en dan zou mijn gebruikersleed niet meer te overzien zijn. Natuurlijk: een berichtje versturen lukt nog wel, maar ik moest eens proberen mijn binnenkomende post te vinden in die gigantische massa ongevraagde e-mail, ook wel spam genoemd, waarmee malafide commerciële partijen die je van alles willen aansmeren je elektronische postbus vervuilen en verstoppen.
Maar niet de mijne – en dát (altijd kritisch blijven!) is geen onverdeeld genoegen. Complete, lange werkdagen gaan soms voorbij zonder één stukje al dan niet gevraagde elektronische post, en dan voel je je als Internetgebruiker toch wel heel eenzaam en alleen.
Valt er dan niets aan het Internet te verbeteren? Toch wel. Als klein-zelfstandige gebruiker heb ik nog steeds te maken met de kosten van lokale telefoontikken, en die kunnen elke maand aardig oplopen. Woonde ik maar in Amerika, waar abonnees vaak tegen lokaal nultarief kunnen bellen en alleen een vast, overzichtelijk bedrag per maand kwijt zijn.
Geen nood: ook daar wordt aan gewerkt, bijvoorbeeld in de vorm van Internet-via-de kabel. Als ik mij niet vergis kunnen we daar bij mij in Amsterdam-Zuid nog dit najaar op rekenen.
En als ook dát dan zo ver is, valt er dan helemaal niets negatiefs, katterigs, kritisch of cynisch meer over Internet te zeggen en schrijven?
Nee, helemaal niets.
Flip Vuijsje, zelfstandig redactioneel consultant en journalist.