De entertainmentindustrie klaagt al jaren steen en been over teruglopende inkomsten als gevolg van het downloaden van muziek en films op het internet. Een nieuwe generatie consumenten laat de winkels met ‘ouderwetse’ geluidsdragers steeds vaker links liggen en haalt met de thuiscomputer digitale bestanden, al dan niet gratis, van het internet.
Het downloaden levert doorgaans een auteursrechtelijke inbreuk op. De entertainmentindustrie probeert deze online-revolutie koste wat kost de kop in te drukken. Met spraakmakende rechtszaken pakt zij niet alleen de aanbieders van illegale bestanden aan, maar ook de individuele gebruikers. Waar de industrie zich beroept op haar geschonden auteursrechten, benadrukt de consument juist zijn gebruiksgemak en het recht op vrijheid van informatie en communicatie. Met de komst van legale muziekwinkels, zoals iTunes van Apple en MSN Entertainment van Microsoft, lijkt de strijd tegen het downloaden definitief verloren. Het internet als wereldwijde marktplaats van muziek en film valt dan ook niet meer weg te denken. De vraag is gerechtvaardigd waarom de entertainmentindustrie de mogelijkheden van het internet jarenlang heeft genegeerd. Waarom heeft zij het ontwikkelen van nieuwe, op het internet toegesneden business models niet veel eerder als haar eerste prioriteit gesteld?
Illegaal downloaden
Volgens de Recording Industry Association of America (Riaa) loopt de muziekindustrie jaarlijks miljarden mis doordat muziekliefhebbers gratis mp3-bestanden van het internet downloaden. Deze technologie verpakt muziek in sterk gecomprimeerde digitale muziekbestanden zonder dat de geluidskwaliteit merkbaar achteruit gaat. Met een snelle internetverbinding kan iedereen muziekbestanden razendsnel in zijn computer laden. Computergebruikers maken hierbij vaak gebruik van peer-to-peer-software (p2p), zoals Kazaa. Daarmee kunnen zij wereldwijd rechtstreeks bestanden (muziek, video en software) met elkaar uitwisselen. Met dergelijke ‘file sharing‘-systemen zouden volgens verschillende onderzoeken maandelijks een half tot één miljard songs worden gedownload. De muziekbusiness zou hierdoor aanzienlijke inkomsten mislopen. De Riaa wijst op een jaarlijkse daling van de verkoop van voorbespeelde cd’s met 5 tot 10 procent, die de professionele muziekbusiness uiteindelijk tot de bedelstaf zal veroordelen.
Niet iedereen onderschrijft deze onheilstijding. Volgens sommigen is het gratis downloaden voor veel artiesten eerder een voordeel dan een nadeel. De meeste muzikanten krijgen toch al nauwelijks royalties van hun platenmaatschappijen. Die brengen hun artiesten eerst allerlei investeringskosten in rekening, zoals voor de plaatopnamen, productie van videoclips en de reclamecampagne. Op die manier blijft er uiteindelijk vaak maar weinig over voor de muzikant zelf. De ‘gratis’ distributie via het internet zorgt daarentegen voor contact met het publiek en dat vergroot de kans op verdiensten door optredens en merchandising. Muziekliefhebbers komen makkelijker dan voorheen in aanraking met nieuwe liedjes. Zo kunnen veel artiesten toch overleven. Steeds meer muzikanten stellen dat zij succesvol werken zonder de grote platenmaatschappijen. Sinds zij hun eigen nummers gratis aan het publiek aanbieden, zijn de verkoopcijfers van hun cd-verkoop eerder toe- dan afgenomen.
Hollywood
Ook de filmindustrie voelt zich door het downloaden geschaad. Volgens de Motion Picture Association of America (Mpaa) brengt de onstuimige groei van het downloaden van films de toekomst van Hollywood in gevaar. Volgens de Mpaa downloadt één op de vier computergebruikers wel eens een film. Andere onderzoeken wijzen echter uit dat het downloaden van films vooralsnog niet aantoonbaar heeft geleid tot een teruglopende omzet van de filmindustrie. Het bioscoopbezoek en de verkoop van films op video of dvd zou zelfs nog steeds een stijgende lijn vertonen. Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) houdt minder dan een half procent van de Nederlandse bevolking zich bezig met het downloaden van films. De rest bekijkt films nog altijd in de bioscoop of thuis op video of dvd.
Napster en Kazaa
Hoewel de schadelijkheid van illegaal downloaden van muziek en films via het internet dus niet onomstotelijk vast lijkt te staan, hebben zowel de Riaa als de Mpaa de wapenen opgepakt. Daarbij hebben zij in eerste instantie hun pijlen gericht op de aanbieders van p2p-software, zoals Napster en Kazaa. Dat is in zekere zin opmerkelijk, want juridisch gezien zijn het niet zozeer de aanbieders van p2p-software, maar de individuele gebruikers die het auteursrecht schenden. Die laatste stellen de auteursrechtelijk beschermde werken ter beschikking en maken die openbaar. Bij p2p-sofware worden de werken namelijk niet opgeslagen of overgedragen via een centrale server, maar rechtstreeks tussen de ingelogde gebruikers uitgewisseld.
Desondanks werd in de Napster-zaak in de Verenigde Staten het bedrijf achter het gelijknamige file-sharingsysteem medeplichtig geacht aan de auteursrechtelijke inbreuken van de individuele gebruikers. Doorslaggevend was hierbij dat Napster weliswaar had beweerd niets te weten van de activiteiten van de gebruikers, maar ondertussen wel degelijk zelf een database had bijgehouden met gegevens over haar gebruikers en hun bestanden. Napster ging uiteindelijk ter ziele, waarna tal van klonen zich over haar erfenis ontfermden. Kazaa bleek aanvankelijk de winnaar, maar raakte al spoedig verwikkeld in een reeks van juridische procedures. In Nederland was het de Nederlandse muziekrechtenorganisatie Buma die een rechtszaak tegen Kazaa begon. De rechter bepaalde in 2004 echter dat de verspreiding van Kazaa-programmatuur niet onrechtmatig is, omdat de software niet ‘uitsluitend’ voor inbreukmakende doeleinden wordt gebruikt. Anders dan Napster houdt Kazaa geen database bij, maar laat in plaats daarvan de computers van de gebruikers zelf een voortdurend bijgewerkte inventarisatie maken.
‘Substantial non-infringing use’
Kazaa noemde deze uitspraak misschien wel de belangrijkste op het gebied op het internet en eiste de overwinning op. Sommige rechtsgeleerden plaatsen hierbij echter hun vraagtekens. Volgens de Amsterdamse hoogleraar P.B. Hugenholtz zou Buma haar vorderingen onhandig hebben geformuleerd. Daardoor kon de rechter niet toekomen aan een veel wezenlijker vraag: kan Kazaa worden verboden op grond van het criterium van substantial non-infringing use? Daarmee zou de rechter niet zozeer hebben bekeken of het gebruik ‘uitsluitend’ dient voor inbreukmakende doeleinden, maar ‘in aanmerkelijke mate’. Aan de hand van dit criterium werd ruim twintig jaar geleden de videorecorder door de rechter toegestaan, nadat vast was komen te staan dat het apparaat niet alleen werd gebruikt voor het illegaal kopiëren van (Hollywood)films, maar ook voor het ‘onschuldig’ opnemen van televisieprogramma’s. Eenzelfde toets zou voor Kazaa mogelijk wel tot een rechterlijk verbod hebben geleid, nu aangenomen kan worden dat auteursrechtelijke inbreuken meer regel dan uitzondering zijn.
Toch lijkt de uitspraak Kazaa weinig meer dan een Phyrrus-overwinning te hebben opgeleverd. De Ifpi, de belangenorganisatie van muziekproducenten, is dit jaar begonnen met het dagvaarden van meer dan 650 mensen in Europa, die ervan verdacht worden via p2p-software muziekbestanden te hebben uitgewisseld. Als gevolg van deze jacht op de individuele gebruiker, die geconfronteerd wordt met aanzienlijke schadeclaims, zou volgens de Ifpi de populariteit van Kazaa wereldwijd al fors zijn gedaald. In toenemende mate slaagt de entertainmentindustrie erin de identiteit van p2p-gebruikers te achterhalen om in gerechtelijke procedures aanzienlijke bedragen te claimen.
Creative Commons
Het moge duidelijk zijn dat deze aanpak van de entertainmentindustrie op veel weerstand stuit. Volgens Lawrence Lessig, hoogleraar in de rechten aan de Universiteit van Stanford (Californië) en specialist op het gebied van copyright, jaagt de entertainmentindustrie slechts haar eigen belangen na. Met de verkoop van geluidsdragers (elpees en cd’s) heeft zij jarenlang miljarden verdiend. Nu alternatieve aanbieders op het internet een bedreiging vormen, dringen haar invloedrijke lobbyisten bij beleidsmakers aan op strengere copyrightwetten. Lessig waarschuwt dat het vasthouden aan ouderwetse distributiesystemen onze cultuur in gevaar brengt. Innovatie en nieuwe ideeën hebben volgens hem altijd voortgebouwd op bestaand gedachtegoed. Een bloeiende, vrije cultuur is dan ook gebaat bij een vrije circulatie van literatuur, fotografie, muziek, film en wetenschappelijk werk, zodat die door jongere generaties kunnen worden geremixed. In zijn boek Free Culture uit 2004 pleit Lessig dan ook voor een zodanige aanpassing van de wet dat remixen niet langer illegaal is.
Als aanzet hiertoe richtte Lessig enkele jaren geleden Creative Commons op. Met dit initiatief wil hij de distributie en het gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken via het internet zoveel mogelijk stimuleren zonder dat inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht. Creative Commons bestaat uit een pakket licenties, waarmee makers kunnen kiezen welke rechten ze wel en niet vrijgeven aan gebruikers. Zo is het mogelijk een werk volledig vrij te geven aan het ‘publieke domein’. Bij andere CC-licenties kan de licentiehouder naamsvermelding vereisen, of commercieel gebruik niet toestaan zonder vergoeding. Creative Commons lijkt rekening te houden met alle betrokken belangen op het internet. Enerzijds draagt zij bij aan de bescherming van makers van auteursrechtelijke werken, anderzijds stimuleert zij de verspreiding van informatie en cultuur op het internet.
Legale muziekwinkels
Natuurlijk staat de muziek- en filmbusiness in haar strijd tegen het illegaal downloaden juridisch in haar recht. Het is echter de vraag of zij er in commercieel opzicht verstandig aan heeft gedaan om de internetgebruiker tot parasiet te verklaren. Als de omvang van het downloaden iets leert, is het wel dat het internet als centrale marktplaats van muziek en film niet meer valt weg te denken. Daarbij komt dat het illegale karakter van het downloaden gaandeweg zal afnemen. Dat blijkt niet alleen uit de komst van verschillende legale muziekwinkels zoals iTunes van Apple, MSN Entertainment van Microsoft en het Nederlandse Free Record Shop. Met name door de populaire iPod van Apple is de vraag naar legale muziek op het internet explosief. Voor 99 cent per nummer kan de koper de iTunes vervolgens veilig en met goede kwaliteit onbeperkt afspelen. Daarnaast kan de muziekindustrie in haar bezwaren tegemoet worden gekomen door het invoeren van wettelijke heffingen op internettoegang en harde schijven, alsmede door de voortdurend verbeterde technologie op het gebied van digital right management.
Verwelkom computergebruiker als consument
Dat met name de muziekindustrie desondanks haar ogen lijkt te sluiten voor deze behoefte van de moderne consument en de kansen die het internet als distributiekanaal biedt, is opmerkelijk. Een verklaring hiervoor kan enerzijds worden gevonden in de economische wetmatigheid dat bestaande grootmachten vaak de flexibiliteit missen om zich snel aan nieuwe ontwikkelingen aan te passen. Anderzijds vormt het internet inderdaad een reële bedreiging voor het voortbestaan van platenmaatschappijen en hebben zij geen andere keus dan vast te houden aan het traditionele businessmodel. Vroeger speelden de platenmaatschappijen een onmisbare rol in het traject van het opnemen van platen tot en met de verkoop in de winkel. Zonder hun aanzienlijke investeringen en kennis van marketing en fysieke distributie was een muzikant nergens. Tegenwoordig ontstaan millionsellers echter net zo makkelijk op een betaalbare computer op zolder. En het internet maakt geldverslindende marketingcampagnes en de verspreiding van muziek op ouderwetse geluidsdragers overbodig. Of de muziekbusiness in haar huidige vorm onvermijdelijk ten onder zal gaan, valt vooralsnog moeilijk te voorspellen. Toch lijken platenmaatschappijen er verstandig aan te doen om hun weerzin jegens het internet te laten varen en gebruikers als (toekomstige) consumenten aan haar poort te verwelkomen. In een vrije markt horen die nu eenmaal te bepalen hoe muziek wordt geëxploiteerd en gedistribueerd.< BR>
Philippe van Wijnen, advocaat auteurs- en mediarecht, werkzaam bij stichting ‘De Visuelen’