“Hoe beïnvloed je met beleid de ‘innoverende kracht’ van Nederland? Vanuit de overheid, door beperkingen en verplichtingen te durven stellen. Vanuit het bedrijfsleven, door ambitieus te zijn”, stelt Peter Ambagtsheer.
In ‘Nederland neemt innovatie niet serieus’ (Computable, 18 maart 2005) stelt Hubert Rampersad vast dat het droevig is gesteld met het Nederlandse innovatievermogen. In de ‘collectieve’ ambitie die Rampersad noemt, stelt hij in grote lijnen het doel om over tien jaar het innovatiefste land van de EU te zijn. Daarna moeten we ook het welvarendste land worden. Dat laatste is een kwestie van normen, maar over het eerste rijst bij mij de grote vraag: hoe? Het lijkt me nuttig om een standpunt in te nemen over een manier waarop beleid innovaties kan versnellen. Ik zou als ‘uitwerking’ van Rampersads standpunt het volgende eraan toe willen voegen.
Hoe beïnvloed je met beleid de ‘innoverende kracht’ van Nederland? Vanuit de overheid, door beperkingen en verplichtingen te durven stellen. Vanuit het bedrijfsleven, door ambitieus te zijn. De overheid laat zich nu echter teveel door lobbyisten tegenhouden in het opleggen en stimuleren van ontwikkelingen, inzake bijvoorbeeld milieu of andere (technische) eisen. Het bedrijfsleven is eveneens behoudend. Nederland durft daardoor de eerste plaats niet op te eisen. Dat stimuleert niet tot innovatie. Men wacht te gezapig tot het water over de dijken komt.
Daadkracht
Strakkere en gedetailleerdere controlemogelijkheden laten investeringen zwaarder wegen, en maken verantwoording benauwender en de beloning voor de uitvinder beperkter. Zelfs het uitvinden zelf wordt ingeperkt naarmate de Europese octrooiwetgeving selectief aan Amerikaanse normen ondergeschikt wordt gemaakt. Een ideële doelstelling inspireert mensen meer dan een louter commerciële doelstelling. Volgens mij werken de volgenden zaken.
Competitie tussen bedrijven en onderzoeksinstituten op kwaliteit, door kenniscentra in te richten en passende doelen te geven. Bijvoorbeeld: ‘Nederland moet het wereldwijde kenniscentrum op het gebied van softwareontwikkeling worden’. Of per bedrijf, bijvoorbeeld: ‘wij willen dé Linux-innovator van Europa zijn’.
Ambitieuze doelstellingen in de branches, van ambachtelijke bedrijven tot industrie; bijvoorbeeld: ‘wij willen de meeste nieuwe typen taart op de markt brengen’, ‘wij willen de zuinigste en schoonste motoren bouwen’ of ‘wij willen ’s werelds meest diervriendelijke bio-industrie ontwikkelen’.
Daadkrachtige beperkingen en verplichtingen door de overheid, bijvoorbeeld op milieugebied, mobiliteitsgebied en veiligheidsgebied. Bijvoorbeeld: ‘wij willen door investeringen in infrastructuur de files en daarmee de luchtvervuiling essentieel verminderen’, ‘wij stellen een jaarlijkse beperking op de emissies in, die betrokkenen verplicht om te investeren’ of het voorstel van de Consumentenbond, ‘alle computerapparatuur moet bij verkoop van adequate beveiliging zijn voorzien’.
Adequate beloning en begeleiding van de hoogopgeleide professionals die de innovaties zouden moeten verzinnen. Hopelijk blijven ze dan hun werk in Nederland doen en worden ze geen manager. ‘In Nederland zien onderzoekers en ontwikkelaars hun prestaties het beste terug in bun salaris’ of ‘professionals ontwikkelen zich het beste bij Nederlandse werkgevers’.
Een overheid die zich minder regelfanatiek procesgericht en meer kwaliteitstoetsend resultaatgericht opstelt, bijvoorbeeld: ‘we worden het schoonste land van de wereld, in lucht-, water- en grondkwaliteit’.
Massaliteit uit het onderwijs weren, te beginnen met het academisch onderwijs, door minimaal benodigde faciliteiten per student te bepalen en bij beperkte middelen de instroom van geselecteerde studenten daar van te laten afhangen.
Indien bedrijfsleven en overheid alle omstandigheden zoveel mogelijk conserveren, ontstaat een economisch klimaat waarbij innovatie zelden een voordelige positie zal opleveren.
Peter Ambagtsheer, Mentaspex assessment coaching training