‘Nee echt? Is dat mijn computer?’ Ik kon mijn ogen niet geloven. Als nederig ex-redacteurtje van een universiteitsblad, net begonnen aan mijn eerste werkdag bij het beroemde weekblad Intermediair, had ik me heel wat voorgesteld van de overstap naar ‘het bedrijfsleven.’
Daar liepen mensen rond die hun das op de juiste lengte strikken. En daar – of toch in ieder geval bij een uitgeverij – was de automatisering ‘state of the art’. Niet dus. Een 286 van niet meer te traceren leeftijd, begin jaren negentig of zo. Rijp voor het museum. Toen ik was uitgelachen, en de powerknop had gevonden, startte een netwerk waarvan ze bij Novell waarschijnlijk ook niet meer wisten wie dat ooit bedacht had. En het liep – ik zweer het – meteen vast.
Later ontdekte ik waar deze pathetische vertoning aan te wijten was: ’the usual suspects’. Competentiestrijd tussen automatiseerders, veel te lang voortlevende projectgroepen, redacties die niet wisten wat ze wilden, leveranciers die op een cruciaal moment failliet gingen. Zulke problemen kunnen tamelijk lang voortslepen. Ik werk dan ook tot op heden op dezelfde oude bak.
Ik heb echter ook iets anders ontdekt. Intermediair, een van de grootste weekbladen van Nederland, blijkt met deze antieke IT eigenlijk moeiteloos te produceren. De vormgeving heeft veel betere spullen, we hebben moderne computers voor Internet, maar een redacteur heeft zulke hightech niet nodig. Uiteindelijk immers doet een journalist (en ook een chef-journalist) weinig meer dan stukjes typen. Dat gaat uitstekend op een 286.
Wat zou ik eigenlijk hebben aan een snelle Pentium, de laatste software en een behoorlijke verbinding met de digitale buitenwereld? Beschikte ik daarover, dan zou ik bijvoorbeeld met spreadsheets kunnen werken. Nu baseer ik mijn financiële taxaties op mijn duim. Ik zuig er doorgaans voorzichtig aan, dus het leidt vrijwel nooit tot problemen. Een aansluiting op het kantoornetwerk dan? Mijn baas heeft er een. Ik heb niet de indruk dat hij er gelukkig van wordt. Soms maakt het de lijnen wat korter. Meestal heeft hij daar in het geheel geen behoefte aan. Wel zou Internet leuk zijn. Maar vooral omdat ik dan achter mijn eigen bureau op het web huizenprijzen kan vergelijken.
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat voor andere werknemers, en andere bedrijven vaak iets vergelijkbaars geldt. Hoe nuttig is de digitalisering van het werk eigenlijk? Natuurlijk heeft automatisering de laatste vijftien jaar bedrijfsprocessen enorm veranderd. Maar zijn ze daar ook beter van geworden? In de economische statistieken is er nog altijd weinig van terug te vinden: vooralsnog blijft een ‘productiviteitsrevolutie’ uit.
Daar komt nog iets bij: industriële processen bleken relatief eenvoudig te automatiseren, maar in de dienstverlening (tachtig procent van een moderne economie) is de impact veel bescheidener. Het papierloze kantoor is bijvoorbeeld een fictie gebleken. Net als, een enkele consultancy daargelaten, het telewerken waar in de jaren tachtig zulke hoge verwachtingen van bestonden. Voor de doorsnee werknemer is een computer nog altijd weinig meer dan een typemachine met een geheugen, die tevens fungeert als elektronische postbode. Handig, maar niet essentieel.
Het duurde enige decennia voordat innovaties als telefoon en stoommachine vruchten begonnen af te werpen. Het kan dan ook zijn dat de computer zijn ‘finest hour’ nog gaat beleven. Maar vooralsnog zie ik weinig rechtvaardiging voor de miljarden die erin worden geïnvesteerd. Het is met IT al net als met seks: als de essentiële apparaten werken, is het aanschaffen van steeds nieuwe gadgets overbodig.
Jan-Jaap Heij, eindredacteur Intermediar
jeetje…doen jullie de copyrights in de recycling of zo?