De Nordics lopen in Europa voorop als het gaat om innovatie, digitalisering en autonomie, waarbij we vooral van de Denen kunnen leren. Nederland blijft vooral achter op het vlak van private investeringen.
Tekst: Teus Molenaar Beeld: ENVATO
Uit een vergelijking van de diverse ‘Nationale strategische routekaarten voor het digitale decennium’ blijkt dat Denemarken, Zweden en Finland het goed doen op digitaal gebied. Nederland komt daar vlak achteraan. De lidstaten moeten bij de Europese Commissie nationale stappenplannen indienen met een gedetailleerde beschrijving van de acties die zij van plan zijn uit te voeren om gezamenlijk de doelstellingen van het digitale decennium 2030 te verwezenlijken.
Denemarken is een gidsland op het gebied van digitale autonomie en overheidsdigitalisering. Zo is onlangs het Deense ministerie van Digitale Zaken overgestapt van Microsoft 365 naar open source software (LibreOffice). Niet vanwege prijs. Maar vanwege digitale autonomie, zo blijkt uit een interview met digitaliseringsminister Caroline Stage in het dagblad Politiken van 9 juni 2025. Ook Kopenhagen en Aarhus gaan het open source pad op. Overigens speelt prijs wel een rol. De uitgaven aan Microsoft-software zijn in Kopenhagen gestegen van 41,9 miljoen euro (313 miljoen DKK) in 2018 naar 72,1 miljoen euro (538 miljoen DKK) in 2023—aanzienlijk meer dan verwacht.
Dat Denemarken afstapt van Microsoft 365 heeft op LinkedIn wel wat discussie losgemaakt. Velen vinden het een begrijpelijke en moedige stap, maar wijzen erop dat het niet zozeer gaat om Big Tech versus open source. Elke organisatie moet voor zichzelf beoordelen wat bij haar past. Anderen geven aan dat internet altijd al op open source draaide en dat nu de beurt is aan kantoorsoftware. In elk geval is het een transitie die begint bij anders denken over autonomie en dan zoeken welke technologie daarbij past.
Overigens hanteert de Nederlandse overheid het principe ‘open, tenzij’ sinds 2020. Er zijn succesvolle voorbeelden (OpenZaak, NLX en Common Ground), maar dan gaat het vooral over infrastructurele werken; niet om productiviteitstools.
Wat wij verder kunnen leren van Denemarken:
In 2025 is het vertrouwen van Nederlandse burgers in de overheid duidelijk onder druk komen te staan. Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) geeft slechts ongeveer de helft van de bevolking de regering of Tweede Kamer nog een voldoende. Vooral onder hoger opgeleiden is het vertrouwen gedaald: van 60 procent in 2024 naar 52 procent begin 2025.
Er zijn minder cijfers bekend over het vertrouwen dat het bedrijfsleven heeft, maar vertrouwen hangt samen met voorspelbaar beleid en digitale dienstverlening. Daar zijn verbeterpunten. Zo werkte staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering Zsolt Szabó (PVV) aan de actualisering van de Nederlandse Digitaliseringstrategie , maar door de val van het kabinet is nog onduidelijk wat hiermee gaat gebeuren.
Als we kijken naar het landenrapport over Nederland dan valt op dat ons land een aantal positieve punten heeft:
De minpunten zijn:
De Nederlandse private investeringen in innovatie blijven achter. Terwijl landen als Duitsland (3,1 procent van het bbp) en België (3,5 procent) fors investeren in R&D, blijft Nederland steken op 2,3 procent. Vooral het mkb ervaart belemmeringen door regeldruk en financieringsproblemen, volgens de Europese Commissie.
Op wereldschaal staat Nederland qua R&D-uitgaven (2,23 procent van BBP in 2025) ver achter op landen als Zuid-Korea (4,9 procent) en de VS. Grote Nederlandse bedrijven zoals ASML investeren wel, maar Nederland heeft geen vertegenwoordiging in de wereldwijde top 50 van private R&D-investeerders.