Bij zijn aantreden kreeg minister Van Boxtel een millenniumhorloge van zijn voorganger. Na het gesprek weet hij exact dat hem slechts 10.111 uur, 24 minuten en 12 seconden resten. Hij heeft dan duidelijk gemaakt dat hij de beperkte bevoegdheden die een coördinerend bewindspersoon voor overheidsinformatisering zijn gegund, tot het uiterste zal aanwenden. Helemaal uitsluiten dat het uur-U in een crisisbunker moet worden doorgebracht, durft hij niet, maar vooralsnog gaat Roger van Boxtel ervan uit dat hij Oud en Nieuw ‘gewoon thuis, bij mijn gezin’ zal zijn.
Maar zo ver is het nog lang niet. Al is het ook weer zeer dichtbij. Onaangename verrassingen wil hij met een adequate millenniumaanpak voor zijn. Zijn tijdsinvestering laat zich niet in een aantal dagdelen per week uitdrukken, maar voltrekt zich in pieken en dalen. "Voor het eerste concept van de septemberrapportage heb ik in de agenda drie dagen vrijgemaakt." Van Boxtel trekt de teugels aan. Na een Kamermotie was de rapportagefrequentie aan het parlement al opgevoerd van halfjaarlijks naar driemaandelijks en nu heeft hij zijn collega’s intern een maandelijkse rapportage opgelegd. "Dat was nodig, want voor de zomer was de illusie dat we de normplanning zouden halen, al doorgeprikt." Alle vitale objecten met problemen moesten 1 november zijn aangepast, getest en ingevoerd, er moest inzicht in de risico’s bestaan en er moesten noodscenario’s zijn, maar dat was dus een illusie. De frequentere verslaggeving vanuit de ministeries heeft al tot ‘interventie’ geleid. Eén ministerie was wel erg ver achter. Welk? "Een van de andere departementen."
Mr. R.H.L.M. van Boxtel (44) is minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, en heeft ook de overheidsinformatievoorziening in zijn portefeuille. Belangrijk verschil met zijn voorganger, D66-partijgenoot Kohnstamm: hij is geen staatssecretaris, maar minister en zit derhalve elke week in de Ministerraad. "De rapportage van september heb ik op een meer dan traditionele manier door het kabinet geloodst door daar twee keer tijd voor te nemen. Ik wilde dat de collega’s zich nog eens serieus zouden verstaan met de eindverantwoordelijken op hun departement, met de secretarissen-generaal, zodat ik zeker wist dat ik met dat verhaal naar buiten kon. Ik heb ook aangekondigd dat de rapportage van december een forse zal moeten zijn, omdat we nu toch echt niet meer kunnen volstaan met de opmerking dat we zo lekker bezig zijn. We moeten nu zicht krijgen op hoe ver we de facto zijn met testen, en tegelijkertijd het draaiboek openleggen voor noodscenario’s en noodwetgeving. Dat is een markant moment." De minister neemt de millenniumkwestie, zegt hij achtereenvolgens, ‘bloedserieus’, ‘meer dan serieus’ en hij ‘zit er bovenop’.
Accent op koppeling
Zijn grootste zorg is het ‘vastdraaien van vitale processen’, waarbij hij expliciet de elektriciteitsvoorziening, de telecommunicatie, het betalingsverkeer (‘inclusief de betaling van socialedienstuitkeringen’) en de acute hulpverlening noemt, met bij dat laatste politie, brandweer en ambulancediensten. Dat bij 80 procent van de GGD’en, spil in de rampenbestrijding en medische-hulpverlening, de zaak nog uiterst zorgelijk is, is zo’n voorbeeld van verhoogde ministeriële waakzaamheid. Van Boxtel is blij met specifieke millenniumorganen voor bepaalde deelterreinen; naast een algemeen Millennium Platform (Jan Timmer) en een generiek Projectbureau Millennium Overheid (PMO) zijn er platforms voor sociale diensten, politie, transport, energie en zorg. Wat zijn bekommernis verder betreft, wijst hij op de ketenproblematiek. Na aanvankelijke nadruk op vitale objecten, een ‘standalone-benadering’, moet nu het accent meer op gekoppelde systemen komen te liggen.
Drie jaar geleden wilde hij als Kamerlid van Kohnstamm weten of diens plannen voor het Overheidsloket 2000 wel haalbaar waren: "Ik steun de ambities, maar het zou zonde zijn als ze zouden stuklopen op ordinaire geldkwesties." Inmiddels in het kabinet, heeft Van Boxtel met de aankondiging van een ‘Actieplan Electronic Government’ (dat hij nog voor Kerstmis wil uitbrengen), ook van ambitie blijk gegeven. Is het niet zuur dat alle geld en energie opgaat aan zoiets ordinairs als het rechtbreien van een domme programmeerfout?
Van Boxtel: "Dat is de tragiek van velen. Nobelprijswinnaars gaan ook eerst vijfhonderd keer onderuit voordat ze bereiken wat ze willen. Maar het heeft ook een positieve kant, want het geeft je de gelegenheid je greep op het IT-beleid te verstevigen. Waar we nu mee te maken hebben, zie ik als een tijdelijke kink in de kabel." Is die eruit, dan kan de kabel voluit worden uitgerold voor aansprekend beleid. "Ik wil wel een paar dingen noemen die ik met Electronic Government zou willen. In een jaar of vier zou een kwart van alle overheidsinformatiestromen elektronisch moeten worden afgewikkeld. De intranettoepassingen moeten worden verbeterd. Dat kun je heel breed doen, maar je kunt ook focussen op bepaalde domeinen en het dan volgens het zwaan-kleef-aan-principe verbreden. Ook het tweewegverkeer met de burger moet grote aandacht krijgen. Het Internetgebruik groeit enorm en wij moeten die trend als overheid zien bij te houden. Ik zou naar een www.overheid.nl willen, een centrale homepage, vanwaar je naar allerlei overheidssites kunt doorklikken. Verder moet hard gewerkt worden aan de toegankelijkheid van wet- en regelgeving."
Elektronische overheid
De drie dingen die Van Boxtel hier onder ‘Electronic Government’ schaart, zal een zwartkijker afdoen als oude wijn in een nieuwe zak met Engelstalig opschrift. Herinnert hij zich uit het begin van de jaren negentig het project Elektronische Post Rijksdienst niet, met toepassingen als Parlement, Departementen en Formeel Begrotings Circuit? Dat alles moest ook uitdijen; ‘zwaan, kleef aan’ heette ‘kristallisatiekern’ en toen Binnenlandse Zaken talmde met medegebruik van het GBA-netwerk, begon de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) haar eigen GemNet. En Kohnstamm had het vorig jaar in de nota ‘Naar toegankelijkheid van overheidsinformatie’ ook al over de Algemene Databank Wet- en Regelgeving: als in 2000 een contract met Kluwer afloopt, moet die meteen Internet op en wel achter een ‘gemeenschappelijk voorlichtingsloket’.
De parallellen, ook die met Kohnstamms derde Beleidsnotitie Informatievoorziening Openbare Sector, BIOS-3 uit 1995, noemt Van Boxtel ‘niet zo verwonderlijk’: "De ambities daaruit zijn nog niet gerealiseerd en dan zeg je bij een wisseling van de wacht niet dat alles helemaal anders moet. We gaan dus door. Je kunt je wel afvragen waarom het allemaal niet sneller gaat, en daar valt ook veel over te zeggen, maar dat doe ik nu niet." Ook over Electronic Government wil hij verder niets kwijt.
Millenniumnachtmerrie
Reagerend op Kohnstamms millenniumnachtmerrie (‘Al die Russische kernwapens, gaan die vanzelf schieten?,’ zei hij tegen de Volkskrant), bevestigt diens opvolger de ernst van de internationale kant van de millenniumdreiging. Vandaar dat in september met zijn eigen rapportage (en een van minister Jorritsma van EZ) ook van staatssecretaris Benschop van Buitenlandse Zaken een verhaal naar het parlement ging. "In ieder internationaal forum stellen we het aan de orde. Over sommige landen hebben we grote zorgen. Zoals Frankrijk en Duitsland. Daar bestaat geen goed beeld, omdat een centrale regie er ontbreekt. We zijn voor onze energievoorziening intussen wel deels van die landen afhankelijk. Een stapje verder is dan wat ik maar aanduid als het Oostblok. Daar heb je installaties, waarvan nog niet het begin van een idee bestaat omtrent de millenniumbestendigheid."
Vorige week hoorde de Tweede Kamer in een rondetafelgesprek een reeks deskundigen, onder wie ir. J.W.M. Bongers, directeur van de kerncentrale Borssele. Hij noemde de kans dat in Oost-Europa iets mis zou gaan, ‘kleiner’ omdat men daar technologisch nog niet zo ver was. Dat vindt Van Boxtel ronduit een ‘heel gevaarlijke dooddoener’: "Met het opengooien van de markt hebben zich daar allerlei transacties voorgedaan. Ook op dit gebied. Moderniserinkje hier, aanpassinkje daar. Ik zou daar niet voor durven instaan."
Helft gemeenten loopt achter
Terug naar het binnenland. Van de gemeenten zou zo’n 50 procent nog geheel geen gedachte aan het millennium hebben gewijd. Intussen koesteren ze hun autonome positie. Wat kan Van Boxtel eigenlijk klaarmaken? Een topambtenaar van zijn ministerie dreigde eerder dit jaar gemeenten van het GBA-netwerk te gooien als ze in gebreke blijven. Is dat een optie? Van Boxtel: "Dat is met al die GBA-afnemers een mooi voorbeeld van een keten. Die is zo sterk als de zwakste schakel. Als een gemeente dat is, kun je inderdaad een u-bocht aanleggen. Ik neem daar geen afstand van. Ik wil alle opties openhouden."
Gemeenten zelf, VNG-directeur mr. ing. C. van Tilborg voorop in het verenigingsorgaan Ng-magazine, klagen erover dat ze van het Rijk ‘nog weinig leiding en ondersteuning’ hebben ervaren. En tijdens genoemd rondetafelgesprek kreeg VNG-vertegenwoordiger dr. J.M. van Veen in zijn pleidooi voor meer middelen steun van Jan Timmer. Van Boxtel: "We hebben de gemeenten vele miljoenen beschikbaar gesteld. Negentig miljoen speciaal voor sociale diensten, tachtig miljoen -niet geoormerkt, wel voor millenniumwerk bedoeld- via het Gemeentefonds. Verder hebben we de inrichting van een eigen helpdesk voor gemeenten gesteund en het PMO-projectbureau op GemNet aangesloten. We spreken nog over een ‘best-practicessysteem’ met een soort makelaarsfunctie. Dus dat we de gemeenten laten zwemmen, is niet het geval. We zien wel dat nogal wat gemeenten hun verantwoordelijkheid niet nemen. Men schermt altijd met de positie van eigenstandige bestuurslaag, dicht bij de burger en in staat om eigen problemen op te lossen. Als er echt extra noden zijn, neem je geen maatschappelijke ontwrichting voor lief omdat het geld bij gemeenten op is. Maar laat ze eerst hun verantwoordelijkheid nemen, en daarbij niet te veel verwachten dat hun leveranciers het wel oplossen, dan kijken wij of wij een tandje moeten bijzetten. In die volgorde, first things first."
Tragische desinteresse
Heeft de Rijksoverheid het ook niet lang op zijn beloop gelaten en de impact van het probleem erg onderschat? Van Boxtel brengt het kamerlid Verkerk ter sprake, die het onderwerp op de politieke agenda zette, en net als Nobelprijswinnaars kampen ook volksvertegenwoordigers wel eens met tragiek. "De tragiek van Verkerk was dat er met al die ruzies in zijn ouderenpartij een beeld om hem heen was ontstaan, waardoor een deel van de Kamer, zo vlak voor het reces…, nou ja, toen kwam Verkerk ook nog eens met zoiets. Maar die desinteresse was snel voorbij."
Toch schreef Kohnstamm op Kamervragen dat ‘de nodige maatregelen zijn gepland’, dat ‘ieder departement verwacht het probleem tijdig te hebben opgelost’ en dat voor een sturende taak voor hemzelf ‘geen aanleiding’ bestond. Van Boxtel: "Ik vind het niet zo aardig om daar nu in retrospectief allerlei veroordelingen over uit te spreken. Het is gegaan zoals het is gegaan, en het heeft weinig zin daar allerlei moraliserende opmerkingen over te maken. Maar het is toen wel snel opgepakt."
Nog één keer dan: de instelling van het Millennium Platform liet vervolgens nog een jaar op zich wachten. "Voordat ik de Kamer inging, heb ik gewerkt als organisatieadviseur. Informatiebeleid is veel te lang het domein geweest van alleen IT-specialisten. Het was een soort niche in de organisatie, althans in de managementaandacht. Terwijl, en dat is wonderlijk, er grote bedragen mee gemoeid zijn en het redelijk bepalend is voor hoe organisaties zich ontwikkelen. Het is mijn stellige overtuiging dat dat sterk te maken had met de generatiekloof, met managers van wat oudere leeftijd. Ik denk dat het niet-onmiddellijke besef van de betekenis van de millenniumbug ook in deze sfeer past. Dat moet althans een deel van de verklaring zijn voor de trage start." Overigens is de overheid daarin volgens Van Boxtel niet anders dan het bedrijfsleven. En Kohnstamm was in elk geval aan het eind van zijn termijn ook volledig van de ernst doordrongen; Van Boxtels millenniumhorloge is een presentje van hem.
De bestuurskundige prof. mr. dr. I.Th.M. Snellen bepleitte vorige week in het Kamergesprek de aandacht te verleggen van het wegwerken van de millenniumbug naar het uitwerken van alternatieven om de processen draaiende te houden. Twintig tot 30 procent van met goed gevolg geteste systemen, moest Cap Gemini-deskundige drs. H. Scholten bekennen, vertoonde later alsnog problemen, en in Canada, wist Snellen, bleek 10 tot 15 procent van de leveranciersgaranties niet betrouwbaar. Van Boxtel: "Wij hebben overwogen, toen bleek dat 1 november niet werd gehaald, geheel te stoppen met reparaties en ons volledig op noodscenario’s te richten. We hebben daarvoor toch niet gekozen, om allerlei lopende tests niet te frustreren. Maar met het voortschrijden van de tijd wordt de urgentie om die switch te maken, steeds zwaarder. Voor alle systemen waarover twijfel bestaat, of die deel uitmaken van een keten, moet sowieso een noodplan komen."
Voortgang waarborgen
Als het om bevoegdheden gaat, moeten de gedachten niet beperkt blijven tot mede-overheden. Van Boxtel: "Interessanter wordt het om te kijken of je vindt dat je ook in maatschappelijke processen zou moeten kunnen ingrijpen. Laat ik een voorbeeld noemen. Stel dat De Nederlandsche Bank en andere banken de overheid op termijn x -ik noem eens wat: 1 maart, niet als harde datum, maar ik wil wel in die richting denken- een garantieverklaring moeten geven dat alles safe is. Stel, dat die niet gegeven kan worden. Ik zeg: een soort garantieverklaring. De vraag is hoe ver je daarin kunt gaan, maar je zult toch naar zo’n model toe moeten. Wanneer het een bank ontbreekt aan betalingscapaciteit, dan kun je eraan denken dat de Staat beslag moet kunnen leggen op financiële middelen bij zo’n andere instantie om toch de continuïteit van het betalingsverkeer veilig te stellen."
Dus om de voortgang van het overheidsfunctioneren te waarborgen? "Ja, door noodmaatregelen te treffen. Als een sociale dienst wel goed draait, maar de banken niet kunnen uitkeren, of toevallig de bank niet, waarmee de gemeente een relatie heeft, dan moet je het misschien via een andere bank kunnen doen. Of stel dat een bank ineens moet zeggen: ik meld u dat wij per 1 januari 2000 uit de lucht zijn gedurende een maand of zes. Als het een grote bank is die niet meer aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen, is dat toch maatschappelijk zeer ontwrichtend. Zulke vragen hebben ik nu uitgezet, en ze worden onderzocht. Ik hoop dat we daar in de decemberapportage meer over kunnen zeggen, anders moet dat in ieder geval in de periode daarna. We moeten dan echt kunnen zeggen: we hebben een paar gaten ontdekt, waar we mogelijk met noodwetgeving in moeten duiken."
Telecom cruciaal
Behalve het betalingsverkeer noemde Van Boxtel ook telecom al cruciaal. "KPN, om een andere sector te noemen, wordt gek van de honderden aanvragen per dag van iedereen die daar achter de deur wil komen kijken of ze het allemaal rond hebben. Ik kan mij heel goed voorstellen dat zo’n concern zegt: daar kunnen we niet aan beginnen. Maar er moet wel een basis gecreëerd worden, waarop uiteindelijk de Staat tegen KPN kan zeggen: toont u eens aan hoe het bij u zit. Want anders moet ik voorzieningen gaan treffen. Of het land informeren dat men er rekening mee moet houden dat men niet kan bellen. Je moet in ieder geval iets. Als iets dreigt mis te gaan, kijkt iedereen toch naar Den Haag. ‘Wat had u gedacht te gaan doen?’ Daarop moeten we nu gaan anticiperen."
Voorbereiding vergt ook een algemene publiekscampagne. Eerst zouden eind dit jaar ‘intermediairs’ met informatie moeten worden bewerkt. "En vlak daarna de burger. Waarom niet meteen? We moeten dat goed reguleren en voorkomen dat na een Postbus 51-spotje duizenden mensen met hun magnetron naar de winkel rennen. Ik wil daar communicatiedeskundigen voor inschakelen, om een onbeheersbare hype te voorkomen."
Of de overheid met massale paniek rekening houdt? Van Boxtel: "Als je vitale processen identificeert, dan moet je ook kijken naar de effecten als het mis gaat. Is de hulpverlening erop ingericht, zijn er voldoende parate diensten? Je moet zeker ook naar het vervolg kijken."
Daarvoor resteert inmiddels minder dan 10.000 uur.
Peter Mom, freelance medewerker
Rik Sanders, redacteur
Wakker Kamerlid en de verkokering
Is de Rijksoverheid en zijn de lagere overheden voorbereid op het ‘jaar 2000’-probleem van computersystemen?
Met deze vraag aan de minister-president (die de beantwoording aan Binnenlandse Zaken overliet) stelde op 21 mei 1996 Will Verkerk van het Algemeen Ouderen Verbond de millenniumdreiging voor het eerst in de Tweede Kamer aan de orde. "Ik heb zelf geen verstand van computers, maar wel van processen en procedures en zo weet ik dat het oplossen van een dergelijk probleem handenvol geld en zeeën van tijd kost. Ik dacht: dat kan niet goed gaan."
Terugkijkend heeft hij voor de aanpak van staatssecretaris Kohnstamm weinig goede woorden over. Diens vaststelling dat autonome overheidsorganisaties zelf verantwoordelijk zijn, is volgens Verkerk ‘juridisch’ juist, maar gaf tevens de schamele mogelijkheden aan, die hij tot zijn beschikking had: "Als coördinator had hij geen fluit te vertellen." Ook het ‘afschuiven naar het Millennium Platform’ kon niet op Verkerks bijval rekenen. "De overheid heeft zelf allemaal systemen en bekostigt instellingen die afhankelijk zijn van systemen, dan kun je dat niet aan zo’n orgaan uitbesteden." Inmiddels zijn er een stuk of zeven platforms, wat Verkerk weer doet spreken van ‘die ellendige verkokering’: "Dat zag je ook in de Kamer, waar het vooral in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken werd behandeld."
Vorige week echter heeft de Kamer, in een bijeenkomst voor zes commissies, met deskundigen gesproken ter voorbereiding van een overleg deze week met zes bewindslieden. Verkerk, na de laatste Kamerverkiezingen ambteloos burger te Eindhoven, maar nog immer betrokken: "Een goede zaak, maar het had al in 1996 moeten gebeuren."