Tweede-kamerlid Oussama Cherribi ontving onlangs ‘hate e-mail’ van mensen die willen dat hij zich niet meer uitspreekt over anonimiteit op het Internet. Cherribi pleit voor maximale vrijheid op het Net, maar vindt dat van misdrijven verdachte Internetgebruikers geïdentificeerd moeten kunnen worden
Sedert de laatste week van december 1999 heb ik een grote hoeveelheid ‘hate e-mail’ ontvangen. Ook ontving ik een ‘e-bom’ in mijn e-mail-inbox van mijn website http://www.cherribi.nl .
Eén van mijn vrienden, je zou hem een goedaardige hacker kunnen noemen, is in deze e-mails gedoken en ontdekte dat in een speciale chatroom op het Net een ‘e-bommenwerper’ een andere vroeg ‘Zullen we Cherribi neerschieten?’ De ander antwoordde: ‘Maar wat als hij de politie inschakelt?’ De eerste meldde vervolgens: ‘De politie kent mij al en ze ondernemen niets…’
Het effect van een ‘e-bom’ is dat de website wordt uitgeschakeld, e-mailberichten worden vernietigd, mogelijk ook die van allen die naar de website mailen. Het vernietigt de complete infrastructuur.
De e-bommenwerpers willen bewerkstelligen dat ik me niet meer uitspreek over het onderwerp anonimiteit op het Internet en het algemene belang. Tot op heden ben ik het enige lid van het parlement met een open forum op mijn eigen website, en ik was de eerste die het Nederlandse parlement op het Internet zette met de introductie van Den Haag Online in 1995.
Mijn ervaringen met dit open forum in de laatste vijf jaar hebben me aan het denken gezet over de grenzen van anonimiteit en de parameters van vrijheid op het Net. Ik kwam tot de conclusie dat onbeperkte of totale anonimiteit mogelijkerwijs een ongeciviliseerde vrijheid is, aangezien dit gegeven misbruikt kan worden door personen die de beschaafde tradities van burgerschap niet respecteren.
Vrijheid kent parameters
Wat bedoel ik hiermee? De ‘hate e-mail’ en de ‘e-bom’ die ik heb ontvangen zijn maar twee voorbeelden. Andere zijn misdaad en fraude op het Internet waardoor vele miljoenen euro’s en dollars verdwijnen door toedoen van hackers en computercriminelen.
En het meest schokkende voorbeeld van gruwelijk misbruik van mensenrechten: de verspreiding van kinderpornografie.
De hackers proberen het Internet te presenteren als een Hobbesiaanse plek waar geen beschaafde normen gelden. Zij nemen hiermee een anarchistische positie in en beweren dat het Net deze status moet behouden om hun privacy en belangen te beschermen. Zij geloven niet dat de online-wereld dezelfde idealen hoeft na te streven als de offline-wereld: namelijk die van transparantie en veiligheid, alsmede de verwachting van verantwoordelijkheid.
In mijn opinie zou een dergelijke Levethiaanse wereld een ondemocratische, onbeschaafde en gevaarlijke samenleving vormen. Maar we leven in een democratie en hoewel deze niet perfect is, hebben we wel de plicht het internet democratisch te maken. Anarchie is geen vrijheid. Werkelijke vrijheid kent parameters, of in Rousseau’s woorden: het is een ‘sociaal contract’ dat een dialoog opent tussen burgers, wat hun opinies dan ook mogen zijn.
In voorgaande jaren ontving ik vele e-mails van hackers die mij prezen om mijn moed bij het verdedigen van de vrijheid van meningsuiting op het Net.
Ik blijf een groot voorstander van deze fundamentele vrijheid. Echter, naar mijn mening behoren fysieke bedreigingen en e-bommen hier niet toe.
Ik sta voor een regulering van het Internet die maximale vrijheid en maximale privacy waarborgt. Dit betekent echter ook dat degenen die via het Net misdrijven begaan, niet de mogelijkheid hebben om zonder enig spoor te verdwijnen. Mijn voorstel behelst niets meer dan wat op het moment door Frankrijk en de Verenigde Staten wordt nagestreefd, namelijk het justitiële systeem de mogelijkheid geven verdachten van Internetmisdaad te identificeren. Naar mijn mening zou deze e-politie ook verantwoording moeten afleggen aan een onafhankelijke e-ombudsman.
‘Anonymizer’
Hoe zou dit de privacy beschermen en misdrijven tegengaan? Elke internetgebruiker zou het recht behouden om encryptie te gebruiken ter bescherming van zijn teksten en geheimen, ontdekkingen, vernieuwingen en transacties. Maar hij zou in geval van noodsituaties of bij gerechtelijk onderzoek van misdrijven, geïdentificeerd moeten kunnen worden via diens ISP (internet service provider). Mijn voorstel is bedoeld als antwoord op het verschijnen van de ‘anonymizer’. Deze nieuwe, recentelijk op de markt geïntroduceerde, technologie, maakt het onmogelijk om de bron van een verzonden bericht te traceren. Hierdoor zijn misdaden te begaan op Internet, zonder enig spoor achter te laten. Ik ben het eens met Amati Etzioni, die in zijn nieuwe boek ‘Limits of Privacy’ zegt: We moeten het gegeven van privacy benaderen als een individueel recht dat in balans hoort te zijn met het algemene belang, of als een individueel belang temidden van die van anderen, zonder het één te laten prevaleren boven het ander.
Oussama Cherribi, lid Tweede Kamer voor de VVD.
http://www.cherribi.nl