De rechtszaak van het Amerikaanse ministerie van Justitie tegen softwareleverancier Microsoft blijkt inderdaad een kwestie van lange adem te worden.
Het Hooggerechtshof wees vorige week de rechtstreekse behandeling van het hoger beroep af; het laat dat eerst over aan het beroepshof.
Dit is een schijnbare overwinning voor Microsoft. De beslissing van de hoogste beroepsinstantie in de Verenigde Staten wekt namelijk de indruk dat deze rechtszaak geen groot belang heeft. Het valt echter te betwijfelen in hoeverre de betrokken rechters vallen voor deze schijn. Zij zijn zich terdege bewust van de noodzaak deze zaak nauwgezet uit te pluizen.
Aan de andere kant is de rechtbank waar Microsoft en Justitie nu moeten voorkomen hetzelfde districtshof dat de softwareproducent twee keer eerder in het gelijk stelde. Dat betrof tussentijdse uitspraken van rechter Thomas Penfield Jackson die de antitrustzaak tot voor kort onder zijn hoede had.
Het Hooggerechtshof neemt zelden een beroepszaak direct aan. Dit gebeurt voornamelijk bij gevallen waarin een specifiek deel van de Grondwet (Amerikaanse Constitutie) in het geding is. Bij de antitrustzaak tegen Microsoft is dit niet het geval.
Bovendien valt er – van beide kanten in deze kwestie – veel te zeggen voor de argumentatie van de softwareleverancier dat de zaak gedegen behandeling door een regulier hoger beroepshof vereist. Door eerst behandeling door een lager hof – of hoven – af te dwingen, zorgt het hoogste hof ervoor dat eventuele twijfels en onduidelijkheden in de argumentatie en bewijsvoering van beide partijen zijn uitgekauwd.
Aangezien het Hooggerechtshof rechtszaken normaliter pas krijgt nadat die door lagere hoven uitgebreid zijn behandeld, volstaat het met een relatief korte behandeling. Daarbij zijn de mondelinge betogen van beide partijen doorslaggevend, en niet de diverse bewijsstukken en schriftelijke argumentaties.
Ondertussen is het districtshof dat het hoger beroep nu in behandeling neemt opvallend snel in actie gekomen. Op dezelfde dag van de beslissing van het Hooggerechtshof kregen Microsoft en het ministerie bericht wanneer zij hun respectievelijke planning, argumenten en weerwoorden moeten indienen.
De aangeklaagde onderneming moest begin deze week zijn voorstel voor het tijdsschema indienen, waarna Justitie uiterlijk vrijdag 5 oktober een tegenvoorstel dient te presenteren. Vervolgens heeft Microsoft tot woensdag 10 oktober om daar weer een reactie op te geven.
Juristen zijn verbaasd over deze vlotte actie van het beroepshof en menen dat dit een bereidheid tot een snelle afhandeling signaleert. Aanvankelijk was een behandelingsperiode van negen tot wel twaalf maanden voorspeld. Toch stelt Microsoft zich duidelijk in op de lange termijn.
Middels de begin deze week ingediende planning pleit het bedrijf voor een periode van in totaal vijf maanden voor het opzetten van de schriftelijke verdediging. Microsoft wil zestig dagen de tijd om een verweer van maximaal 56.000 woorden uit te werken.
Justitie zou dan eenzelfde tijdsduur en woordenlimiet krijgen, waarna de softwareproducent nog eens dertig dagen wil besteden aan een reactie. Pas daarna vinden de mondelinge argumenten plaats, volgens het planningsvoorstel van Microsoft.
Deze tijdsblokken bedragen meestal dertig dagen, tenzij het complexe zaken betreft. Justitie kan de voorgestelde gang van zaken enigszins bespoedigen door zijn eigen schriftelijke argumenten snel te presenteren.