De afgelopen jaren is in Nederland een groot aantal commerciële datacenters gebouwd. Een handvol van deze initiatieven is in financiële problemen gekomen en sommige van deze aanbieders zijn helaas failliet gegaan. De reden waarom deze datacenters het uiteindelijk niet gered hebben, is – zonder eerst diep in ieder afzonderlijk geval te duiken – lastig aan te geven. Toch zien we hierover soms opmerkelijke berichten in de media verschijnen. Zo ook rond Evinona, waarover onder andere Computable heeft bericht.
Het Evinova-datacenter in Meppel zou volgens het faillissementsverslag in problemen gekomen zijn door twee problemen: een ongunstige locatie en het feit dat Nederland een overschot aan vierkante meters in commerciële datacenters zou kennen. De vraag is of dit twee trends zijn die ook daadwerkelijk de Nederlandse datacenter-industrie parten spelen.
Allereerst de locatie: Meppel. Computable stelt op basis van het verslag van de curator dat deze vestigingsplaats ongeschikt is voor een commercieel datacenter als Evinona, omdat deze zeer onaantrekkelijk zou zijn voor bedrijven. Of de regio Meppel voldoende lokale ondernemingen biedt, kan ik niet beoordelen. Maar op nationaal niveau functioneerde Evinona echter tevens als tweelingcenter voor datacenters die elders en dan met name in Amsterdam zijn gevestigd. De afstand van honderddertig kilometer tot de hoofdstad is in dat opzicht eerder gunstig dan ongunstig te noemen. Mits voorzien van snelle glasvezelverbindingen is een stad als Meppel – net als bijvoorbeeld Hengelo of Apeldoorn – een prima vestigingsplaats. Zeker als het datacenter ook nog eens ruim boven NAP is gevestigd, een punt waar met name internationale bedrijven die in ons land datacenterruimte zoeken sterk op letten.
Dan het punt van het vermeende overschot aan vierkante meters datacenterruimte, waar in het verslag van de curator over wordt gesproken. Dit argument staat haaks op de trend die we in de hostingmarkt zien. Nederland doet het als datacenterland al een aantal jaren erg goed, terwijl de vooruitzichten voor de komende jaren bovendien prima zijn. Naast Londen en Frankfurt wordt Amsterdam in Europa gezien als een van de ‘datacenter hotspots’, een positie die ons land niet in de laatste plaats aan de Amsterdam Internet Exchange heeft te danken. Er wordt in een cirkel rondom Amsterdam dan flink geïnvesteerd in nieuwe datacenterruimte, wat tevens een vraag in de regio oproept naar twin datacenters, zodat klanten ‘business continuity’ kan worden geboden.
In een eind vorig jaar verschenen onderzoek van de Amsterdam Internet Exchange, Deloitte, de Dutch Hosting Provider Association (DHPA), ECP en Rabobank is heel duidelijk de conclusie getrokken dat de Nederlandse datacenterindustrie en alle economische activiteit die hierbij hoort zo langzamerhand is uitgegroeid tot een nieuwe pijler onder de Nederlandse economie, naast de Rotterdamse haven en Schiphol. Het zou jammer zijn als de financiële problemen rond één datacenter een verkeerd beeld oproepen over een bedrijfstak die niet alleen snel groeit, maar in de kern bovendien zeer gezond is.