Wie wel eens televisieprogramma’s uit de jaren zestig bekijkt, zal een glimlach moeilijk kunnen onderdrukken. Kennis en ervaring uit bijvoorbeeld het theater werden op het nieuwe medium losgelaten. Zoals we nu lachen over de tv van toen, zullen we over tien jaar lachen om de nieuwe media van eind jaren negentig. Om de nieuwe media optimaal te kunnen inzetten voor doelen als onderwijs en reclame zullen we nog veel expertise moeten opbouwen, betogen twee communicatie-experts.
In de combinatie van de innovaties op het gebied van de nieuwe media zit de kiem tot nieuwe communicatiemogelijkheden. Met het denken over die nieuwe middelen kan het ontkiemen beginnen. Zeven innovaties worden in dit artikel afgezet tegen traditionele media als het boek, de televisie en de radio. De zeven innovaties zijn multimedia, interactiviteit, niet-lineaire informatie-opslag, ‘pull’-technologie, virtuele aanwezigheid, verhoogde actualiteit en modulaire opslag.
Het begrip multimedia houdt de mogelijkheid in om bij het presenteren van informatie meerdere media te integreren: zoals geluid, film, animatie en grafiek. In feite bestaat multimedia al heel lang. Denk aan een gesprek waarbij beeld, geluid, maar ook de minder voor de hand liggende informatie als geur gecombineerd zijn tot een uitgekiende vorm van communicatie. Nieuw is de technologie om in één fysieke digitale informatiedrager (CD-Rom, CD-I, harde schijf) meerdere media te combineren. Multimedia zou eigenlijk ‘intermedia’ moeten heten, zoals ook multi-disciplinair iets anders is dan inter-disciplinair. Het gaat immers om de samenwerking van de verschillende media in plaats van het naast elkaar bestaan ervan.
Ook interactiviteit is een technische innovatie. We kunnen nu in programma’s op een eenvoudig niveau de interactie imiteren die we kennen uit de directe communicatie tussen twee mensen. Er is de mogelijkheid om een programma te laten ‘reageren’ op wat de gebruiker doet, ofwel de zender en ontvanger van rol te laten wisselen. Maar directe beïnvloeding van de zender door de ontvanger (oogcontact, hummen, tussenwerpsels, mimiek) ontbreekt nog. Interactiveit in nieuwe media is dus niet meer dan de interactiviteit van twee mensen die elkaar over en weer faxen: ze reageren sequentieel, niet simultaan.
Helaas kent interactiviteit van nieuwe media voorlopig nog een beperking: de interactie die een programma biedt gaat nooit verder dan het aanbieden van informatie die de maker erin heeft gestopt. Twee personen kunnen afhankelijk van elkaars reacties in een gesprek oneindig veel kanten op. Gedurende een gesprek kan iemand via bijvoorbeeld associatie op ideeën komen, die hij nooit eerder gehoord of bedacht heeft. Een interactief systeem – zoals een pinautomaat – kan daarentegen maar zeer weinig verschillende onderwerpen aan. De huidige interactieve media zijn nog altijd meer pinautomaat dan mens wat betreft de breedte van de onderwerpen. De computer die leert van zijn gebruiker(s) en zijn omgeving is de liefdesbaby van onderzoekers, maar net als een echte baby nog lang niet in staat zelfstandig te functioneren.
Niet-specifiek zoeken
Kennisopslag in traditionele media gebeurt lineair. We beginnen met hoofdstuk 1, gaan door naar 2 en vervolgen met 3. De inhoudsopgave, de paginanummers, de (sub)paragrafen zijn lineair opgeslagen. De index is alfabetisch en verwijst naar pagina’s die elkaar in dat ene werk lineair opvolgen. Nieuwe media kunnen informatie niet-lineair opslaan in structuren die momenteel met metaforen als ‘spinnenweb’ of ‘boom’ worden aangeduid, of met een term uit de informatica: ‘random access’.
Bij een woordenboek is je enige ingang het lemma. In datzelfde woordenboek op CD-Rom kun je in de nabije toekomst bijvoorbeeld ook zoeken naar; alle ‘naaldbomen’, een synoniem voor ‘alledaags’, een rijmwoord op ‘schenken’ of alle spreekwoorden die met ‘visserij’ te maken hebben.
Door informatie ook op deze wijze toegankelijk te maken, kunnen we creatiever en associatiever leren, want alles is met alles verbonden. Niet-lineair leren ligt waarschijnlijk wat dichter bij de wijze waarop wij in onze hersenen informatie opslaan. Dat biedt misschien mogelijkheden om het leren efficiënter te maken. Daarnaast zijn er praktische voordelen: ik zocht naar informatie over de chimpansee en zie gerelateerde onderwerpen, zoals de grenzen aan het leren door apen. Deze techniek maakt ook ‘fuzzy logic’ mogelijk, waarbij het zoeken minder specifiek kan gebeuren. Als ik lineair zoek in een woordenboek en ik ken de term niet precies (‘Hoe noemen ze ook weer zo’n grote kerk?’), dan vind ik niet wat ik zoek. In een niet-lineair systeem krijg ik op mijn vraag suggesties als: ‘Bedoelt u ‘dom’ of ‘kathedraal’?
Omgekeerde communicatie
Een redacteur in de breedste zin van het woord is iemand die uit de stroom van informatie voor een bepaalde doelgroep het nuttige selecteert en bewerkt tot begrijpelijke eenheden. In de nieuwe media, en dan met name op Internet, zullen we vaak zelf die rol van redacteur moeten spelen. Het is niet langer de zender die de boodschap naar de ontvanger duwt (push), maar de ontvanger die op zoek gaat naar de boodschap (pull). Een enkeling gebruikt voor pull-strategieën ook wel de term ‘reversed communication’ (omgekeerde communicatie), in gewone-mensen-taal: "Zoek de informatie die je nodig hebt zelf maar."
In de nieuwe situatie verpakt de aanbieder een boodschap niet in de vorm van de zoveelste folder, koopt hij geen ruimte op de overvolle advertentiepagina, maar lokt hij met bijvoorbeeld een stuk dienstverlening de ontvanger naar zijn site. Zo biedt de Intermediair-site arbeidsrechtelijke bijstand om geïnteresseerden naar de site te lokken. Pull-communicatie betekent lokken en dus de behoeften van de ontvanger goed kennen.
Door de eenvoudige combinatie van een kabel in de grond en een computer met modem wordt een virtuele aanwezigheid op het werk of in een klas mogelijk. We hebben het dan over telewerken en teleleren.
Een collega in de Verenigde Staten een vraag stellen over een order zonder hem wakker te bellen, in een nieuwsgroep discussiëren over beleid, thuis werken aan een project dat op de server van het werk staat, een huiswerkopdracht mailen aan een leraar: het behoort allemaal tot de mogelijkheden. We kunnen ook virtuele bezoeken afleggen aan een museum, een nog te bouwen huis bekijken en rijlessen krijgen, waarbij het L-bordje bovenop onze computer wordt gemonteerd.
Actueel en modulair
Mocht men ooit in een willekeurige oktobermaand ontdekken dat de aarde toch plat is, dan zal de rest van het schooljaar elk boek de verkeerde informatie verschaffen. Digitale media laten zich gemakkelijker aanpassen. Op CD-I en CD-Rom is alles nog fysiek vastgelegd, maar een Internet-pagina is binnen een handomdraai aan te passen. Sommige informatie-aanbieders combineren de snelheid van CD-Rom met de verhoogde actualiteit van Internet. Denk bijvoorbeeld aan een productcatalogus op CD-Rom met een programma dat van de Internet-site van het betrokken bedrijf bij elk product de actuele prijs ophaalt.
Op een videoband of in een boek kun je niets invoegen zonder problemen. Op de band wordt een stukje informatie gewist; van het boek dreigt de rug te scheuren. In een tekstbestand op diskette kan op elke plek tekst toegevoegd worden; waar het fysiek op de diskette staat is niet van belang.
Digitale media kenmerken zich door modulaire opslag die toegankelijk gemaakt wordt door een zogenaamde ’table of content’. Hierin is de structuur vastgelegd, zodat het afspeelapparaat gemakkelijk alle modules op de gewenste wijze achter elkaar presenteert. In nieuwe media worden die modulen vaak objecten genoemd. De niet-hiërarchische structuur bevat verschillende losjes aan elkaar gekoppelde eenheden. Een adressenbestand bevat verschillende velden die met elkaar samenhangen. Krijgen we opeens allemaal een e-mailadres, dan kan in een modulair programma gemakkelijk een extra module toegevoegd worden. Het enige dat verandert is het menu. Een hiërarchisch en analoog systeem voorziet niet in toevoegingen en zal dus geheel herschreven moeten worden.
Stadium van kinderziekten
Met al die mogelijkheden van de nieuwe media, is het begrijpelijk dat de maatschappij in beweging komt. De een doet mee omdat hij niet wil achterblijven, de ander uit pure overtuiging dat nieuwe media de oplossing bieden voor veel problemen. Weer een ander is ervan overtuigd dat al die nieuwigheid nooit tot iets kan leiden. Ondertussen staan we nog in de kinderschoenen. We begrijpen nog te weinig van de implicaties van al die innovaties om er optimaal gebruik van te kunnen maken. Moeten we nu meedoen met al die ontwikkelingen of zullen we eerst maar eens afwachten of we er werkelijk iets mee opschieten? Meedoen is verstandig, al is het maar om met verstand van zaken te kunnen meepraten. Maar laten we alles wel in perspectief zien.
Het boek is oud; de ideale vorm van het medium is uitgekristalliseerd. In de loop van de tijd werden concrete ideeën ontwikkeld over de ideale lettergrootte, een ideale indeling in hoofdstukken en paragrafen, een prettig formaat om vast te houden etcetera. De komst van het boek wijzigde architectuur (voldoende licht, makkelijk zitten, tafel erbij), omgangsvormen (stilte, alleen zitten, niet delen van informatie) en normen en waarden (goed vertellen raakt ondergeschikt aan kritisch lezen; parate kennis raakt ondergeschikt aan kunnen vinden van informatie). Dit proces verliep evenwel niet van de ene op de andere dag.
Waar communicatie plaats heeft in een nieuw medium, moeten noties over comfortabele overdracht nog ingeslepen worden. De techniek van de nieuwe media is nog jong en de kinderziekten tieren nog welig. Denk alleen maar aan de beruchte 404-foutmelding, als die veelbelovende website wordt opgezocht. Een van de problemen van nieuwe media is dat de drempel om informatie over te dragen behoorlijk verlaagd is.
Kinderen die vroeger doktertje speelden, kunnen nu een site maken over het opereren bij een leveraandoening, waarbij de bezoeker misschien niet eens merkt dat er onzin staat. Toen iedereen kon typen dankzij de tekstverwerker gingen we al snel de secretaresse missen die secuur werkte en spelling en namen controleerde. En met de komst van desktop publishing hebben we kunnen zien dat ook zonder de grafische kennis van vormgevers ‘prachtige’ folders gemaakt werden. Uiteindelijk zullen ook de nieuwe media grote veranderingen teweeg brengen.
Communicatie-mix
Laten we de nieuwe media opnemen in onze communicatiemix. De vraag of e-mail het gesprek kan vervangen is geen goede vraag. In sommige gevallen is het sturen van een e-mail beter, in andere gevallen een fax, en in veel gevallen gelukkig nog juist de aloude verbale communicatie. Door te experimenteren met nieuwe media, door fouten te maken en door kritisch na te denken over het gebruik van technische innovaties kunnen we misschien over tien jaar zeggen: "Grappig, hoe ze dat toen deden. Maar je kunt wel zien dat ze op de goede weg waren."
Arjan Broere, communicatie-adviseur/trainer bij Ad Care in Den Bosch
Erno Mijland, communicatie-adviseur Nieuwe Media, Fontys Hogescholen, faculteit Gamma in Eindhoven
HET
Broere en Mijland voeren ook de redactie van het Humoristisch Elektronisch Tijdschrift dat via e-mail verspreid wordt (http://www.dse.nl/het).