In alle berichten over de toekomst van internet lijkt pessimisme en sarcasme de boventoon te voeren, maar niet bij iedereen. Paul Molenaar, de nieuwe directeur van Ilse Media Groep, over de stand van zaken. ‘De internetwereld staat er op dit moment beter voor dan begin juli.’
Paul Molenaar werd als journalist gevormd bij VNU Business Publications, maar werd directeur bij concurrent IDG. Nu hij is overgestapt naar Ilse Media Groep, keert hij feitelijk terug op het oude nest, hoewel het meerderheidsbelang in Ilse per 1 oktober overging van VNU op de Finse uitgever Sanoma. Desalniettemin deed zijn overstap bij voormalig werkgever IDG wel wat stof opwaaien. Molenaar zelf trekt daar niet al te zwaar aan: ‘Ik hou van verrassende zetten dat houdt de geest scherp. Dat zo’n stap bij andere mensen gevoelig ligt, kan ik me wel voorstellen maar ik vind het niet terecht. De activiteiten van Ilse en IDG overlappen elkaar nog geen vijf procent. Ilse heeft consumenten als klant, IDG werkt in de business to business. Dat IDG Ilse in de markt tegenkomt en het bedrijf daarom misschien emotioneel enigszins als concurrent ervaart, is een ander verhaal.’
Molenaar is met een duidelijke missie naar Ilse gekomen: het bedrijf moet winstgevend worden. Hij ziet het als zijn taak de geloofwaardigheid van adverteren op het internet te vergroten. Daartoe moet onder meer onderzoek naar de effectiviteit van internetreclame worden gestimuleerd. Een ander zou het, zeker gelet op de conjuncturele tegenwind, een mission impossible noemen maar Molenaar ziet deze klus vol vertrouwen tegemoet: ‘Voor de interneteconomie in het algemeen en voor Ilse in het bijzonder ziet het er op dit moment rooskleuriger uit dan begin juli. Je weet niet wat er nog kan komen, maar op dit moment ben ik echt niet ontevreden over hoe het gaat. Organisatorisch moeten er wel wat dingen veranderen. E-commerce bestaat in Nederland nog niet echt. Nederlanders zien wat online en kopen vervolgens offline. Dat is in verschillende onderzoeken aangetoond. Dat betekent dat je het grootste potentieel nog voor je hebt. De online situatie kan erg goed gebruikt worden om offline traffic te genereren. We hebben onderzoek gedaan onder klantenkaarthouders van een grote retail-keten. Daaruit bleek dat klanten die voorafgaand aan een bezoek aan de winkel de website hadden bezocht dertig procent meer aankopen deden.’
De dag na de aanslagen
De kracht van het medium internet werd onder meer duidelijk op de dag na de aanslagen in Amerika. Natuurlijk keken veel mensen naar de televisie maar ook de online belangstelling was overweldigend. ‘Op 12 september heeft onze nieuws-website Nu.nl er een tijd uitgelegen en dat hoorde ook zo’, zegt Molenaar; ‘je deed gewoon niet mee als je nog overeind stond. Ook de sites van de NOS, CNN en BBC knalden eruit. Wij haalden die dag op Nu.nl 1,2 miljoen page views, dat is 300.000 unieke bezoekers; 50 procent meer dan op een normale dag.’
De focus op omvang acht Molenaar van doorslaggevend belang. Hij refereert daarbij aan de praktijk in de Verenigde Staten. In het jaar 2000 haalden de top-10 website-exploitanten 70 procent van het internetverkeer binnen, dit jaar is dat doorgegroeid aar 76 procent. ‘Je krijgt de situatie van the winner takes it all. Alles aan de onderkant van de markt is te klein om schade te ondervinden maar een heel groot grijs middengebied krijgt echt dramatische problemen. Het gaat om consolidatie; groter worden, fuseren, overnemen. Groeien of sterven, dat zijn de opties.’
Dat groeien is op dit moment voor de grote bedrijven betrekkelijk eenvoudig, vindt Molenaar. ‘Bedrijven zijn nu spotgoedkoop, in plaats van dat ze failliet gaan worden ze overgenomen. Je koopt nu kapitaal in de vorm van menskracht, van originele denkers want je hoeft alleen de salarissen te betalen, bet bedrijf krijg je er vrijwel voor niets bij.’
Naast groeien en het accountable maken van internetreclame ziet Molenaar nog een derde element dat van belang is om tot winstgevendheid te komen en dat zijn de langverwachte betaalde internetdiensten. Hij is zich ervan bewust dat de realisatie hiervan niet eenvoudig zal zijn. ‘Ik ben ervan overtuigd dat je niet bestaande gratis diensten betaald kunt maken. Ik denk wel dat we kunnen gaan kapitaliseren op de communities die er voor een deel inzitten. Startpagina heeft communities via de dochterbeheerders; we willen met een van de beheerders een experiment aangaan met de introductie van een clubgedachte. Op het moment dat er merkvertrouwen is, kun je dat ook vertalen naar een bereidheid om daar geld aan uit te geven. Het zou mij, als vader van vijf kinderen, wel wat waard zijn om een klein bedrag per jaar te betalen om de zekerheid te hebben dat die kinderen in een veilige internetomgeving aan het chatten zijn. Als er sprake is van een betaalrelatie, dus van een naam- en wachtwoordsituatie, is de kans op een vent van 43 jaar te stuiten die zich voordoet als een meisje van 14 vele malen kleiner dan bij een gratis dienst. Al met al denk ik dat we een goede positie in de markt hebben, we moeten nu onze kosten in lijn zien te krijgen met het inkomstenpatroon. Dat ben ik aan mijn stand verplicht. Het kan tegenzitten maar als de lijn zich zo voortzet dan hebben we volgend jaar een winstgevend bedrijf.’
De toekomst van het net
Molenaar wil wel een verwachting uitspreken over de toekomst van het internet maar is daar wel terughoudend in. Hij vindt dat meer partijen die terughoudendheid zouden moeten betrachten. ‘Wij kijken nu nog vaak naar het internet als een webbrowser of als e-mailpakket, maar ik denk dat er nog veel variaties zullen komen. Straks maakt het niet meer uit waar je bent. Je logt in en pats, daar staat jouw desktop zoals je die gewend bent en je kunt meteen aan de slag. Aan de gebruikerskant zal het gaan om entertainment, communicatie en community. Waarschijnlijk ontstaat uiteindelijk wel een soort mengsoort van televisie en geschreven informatie. Maar iedereen die verder vooruit durft te kijken dan twee jaar steekt zijn nek wel heel erg ver uit. De huidige markt dwingt tot bescheidenheid. Je moet nu zorgvuldig een lijn uitzetten, kleine experimenten doen.’
Daarbij is het van belang te realiseren dat consumenten taai zijn. Ingesleten patronen zijn lastig te veranderen en dat moet je dan ook niet ambiëren, vindt Molenaar. ‘Het maakt ons niet uit wáár mensen hun spullen kopen. E-commerce zal in toenemende mate wel een rol gaan spelen, maar ik denk dat heel veel van de door marktonderzoekbureaus uitgesproken verwachtingen louter extrapolaties zijn van de ervaringen die we tot nu toe hebben opgedaan. Daar valt heel wat op af te dingen: hoe kun je nu aan iemand vragen die nu niet online koopt wat hij over drie jaar wel online zal kopen? Dat is onzinnig. In de praktijk willen mensen graag met een verkoper van vlees en bloed te maken hebben. Je wilt kijken of hij helder uit zijn ogen kijkt. Of hij je fatsoenlijk behandelt en of je naar hem terug kunt gaan als het product niet goed is. Mensen zijn uiteindelijk behoudender dan we dachten. Daarbij ontwikkelt de interneteconomie zich ook nog eens heel onvoorspelbaar. De stomste producten zijn vaak de grootste successen. Het is niemands fantasie geweest dat ringtones en e-mail zo’n grote vlucht zouden nemen.’
Overheid
Wat Molenaar betreft hoeft de overheid geen grote rol te spelen in de interneteconomie, niet voorwaardenscheppend en ook niet infrastructureel. ‘Van mij hoeft de overheid helemaal niets te stimuleren maar waar de overheid wel onmiddellijk mee moet ophouden is het tegenwerken en frustreren van de markt. Waar ik groot bezwaar tegen heb is dat de NOS veertig miljoen gulden steekt in een nieuwe site en juist de timing daarvan heeft ertoe geleid dat een heleboel andere, commerciële sites over de kop gaan. Dan zenden wij bakken met overheidsgeld in een omgeving waarvan je vooraf al weet dat ook dit weer gaat mislukken. Ik vind het nogal een verschil of een bedrijf ervoor kiest om zijn geld te verspelen of dat de overheid dat doet. Iedereen heeft zo zijn mening over hoe dat bij PCM is gegaan, maar dan heb je het wel over investeringen van een onderneming. Ik vind dat de overheid nu een hele rare rol speelt, laat ze zich dan nergens mee bemoeien.’