Ondanks hun enorme potentieel valt op alle werkstroom-softwarepakketten wel iets aan te merken. De belangrijkste kritiek is dat zij arbeidsprocessen veelvuldig in een knellend keurslijf dwingen in plaats van ondersteunen, meent prof. dr. ir. Wil van der Aalst van de Technische Universiteit Eindhoven.
Van der Aalst hield 30 november zijn intreerede, getiteld ‘Making work flow’. Hij is verbonden als hoogleraar aan de faculteiten Technologie Management en Wiskunde en Informatica van de Eindhovense universiteit.
Zijn opvatting liegt er niet om: er is geen enkel softwarepakket op de markt dat arbeidsprocessen op alle punten goed ondersteunt. “Dat komt doordat de programmeurs die dergelijke software schrijven een te technische inslag hebben. Ze denken over mensen als waren zij processoren in een systeem. Het systeem beslist wat de volgende stap zal zijn nadat een stap is voltooid. Dat lijkt normaal, maar is het niet. In de praktijk weet je niet wat een volgende stap zal zijn; dat hangt van diverse omgevingsfactoren af. Die kunnen zijn: een mens of een elektronisch bericht. In de werkstroompakketten moet een procesonderdeel worden geïntroduceerd dat is te omschrijven als een toestand, een moment waarop het systeem wacht tot het door de omgeving met nieuwe informatie wordt gevoed.”
Kijk voor een uitgebreid artikel in de uitgave van 21 december 2001.