KPN Health verzekerde zich met de overname van Itzos van kennis in het maken van koppelingen tussen informatiesystemen in de zorg. Het realiseren van koppelvlakken lijkt een niche, voorbehouden aan een kleine groep experts. Hun vaardigheid sluit echter wel aan op de grote behoefte in de Nederlandse zorgwereld naar duidelijkheid over de voortgang in elektronische gegevensuitwisseling tussen de verschillende zorgverleners.
Een landelijke dekkende infrastructuur geniet de voorkeur. Dat was ook al de wens in 2011. Bij Itzos zitten mensen die aan het fundament van die infrastructuur stonden. Als belangrijke infrastructurele speler bezit KPN nu de expertise voor het nemen van de regie bij het delen van data binnen het versnipperde zorgapplicatielandschap.
Senaat
Op 5 april 2011 berichtte Computable dat de senaat tegenstemde met de wet tot invoering van een landelijk elektronisch patiëntendossier (epd). Een landelijk systeem voor uitwisseling van medische gegevens is voorlopig van de baan; de meerderheid in de Eerste Kamer vond het systeem niet veilig. Ondertussen was er al wel onder auspiciën van Nationaal ICT-Instituut voor de Zorg (Nictiz) gewerkt aan een landelijk schakelpunt (lsp), dat de data-uitwisseling tussen zorgverleners voor zijn rekening nam.
Voor de goede orde: het was altijd al de bedoeling de data bij de bron te laten; het lsp had alleen een schakelfunctie. Koudwatervrees bracht de meerderheid binnen de politiek tot de gedachte dat privacybelangen van de individuele patiënt in het geding waren. Het project werd afgeschoten; driehonderd miljoen euro ontwikkelingsgeld weggegooid, zo leek het. Totdat de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ) is zich meldde.
Dit samenwerkingsorgaan van zorgverzekeraars en zorgverleners. zag wel brood in een geautomatiseerd proces waarmee zorgpartijen als ziekenhuizen, apotheken en huisartsen dagelijks, veilig en accuraat relevante patiëntendata kunnen delen. Meedoen was voor de burgers niet verplicht. Een opt-in-verklaring, afgegeven bij huisarts of apotheek volstond. In 2018 melde VZVZ dat zij van meer dan twaalf miljoen mensen toestemming had om bepaalde gegevens van de patiënt op te vragen bij de huisarts en over zijn medicatie bij de apotheek.
Subsidiepot
Inmiddels zijn we vijf jaar verder en weten we dat het juridisch met die opt-in niet goed zit. VZVZ is geen eigenaar van de data. Dat zijn de zorgverlenende instanties. Burgers moeten weer opnieuw toestemming verlenen. Verder zagen nieuwe initiatieven voor data-uitwisseling in de zorgsector het licht. Sommigen werken in samenhang met de VZVZ-dienstverlening, zoals die van MedMij met de persoonlijke gezondheidsomgeving (pgo)-ontwikkeling. In die omgeving kunnen burgers hun medische dossier inzien.
Een goed gevulde subsidiepot stond garant voor de ontwikkeling van een reeks pgo-apps en ook voor de financiële ondersteuning van de VIPP-regelingen voor het technisch ontsluiten van de medische data, gevat in de diverse systemen bij de zorginstellingen. Tegelijkertijd is er gewerkt aan het opstellen van landelijk standaarden en afsprakenstelsels (MedMij, Twiin, e-overdracht). Uiteindelijk zou het dus moeten lukken: één infrastructuur voor veilige, ongehinderde datadeling tussen zorgverleners.
Echter, de brief die zorgminster Kuipers voor de afgelopen kerstvakantie naar de Tweede Kamer stuurde, geeft geen duidelijkheid over wie de regiefunctie gaat invullen bij het invoeren van zo’n nationale infrastructuur. Ook is niet precies duidelijk hoe we nu de toestemming regelen van de burgers voor het delen van hun medische data. En dan is er ook nog een Europese richtlijn in aantocht, die wellicht onze eigen Wetsvoorstel elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz) gaat doorkruisen.
Kortom, wie waakt over de samenhang tussen de verschillende ict-gerelateerde zorgprojecten en de stimuleringsprogramma’s?
Optimistisch
Mark van Dijk, oprichter en directeur van Itzos, is een veteraan in de ict voor de zorg. Hij was directeur van de Nederlandse tak van het Amerikaanse CSC (nu DXC Technology) tijdens de bouw en oplevering van het lsp onder auspiciën van Nictiz. Over de voortgang van data-uitwisseling in de zorg is hij optimistisch. Logisch, want hij ziet zijn bedrijf overgenomen worden door de zorgdivisie van KPN.
Met Ernst Kuipers als verantwoordelijke minister voor de zorgsector verwacht Van Dijk dat de ontwikkelingen de goede kant op gaan. ‘De zaken zijn anders gelopen dan voorzien bij de start van het lsp-project in 2006’, zegt hij relativerend vanuit voortschrijdend inzicht. ‘VZVZ heeft het project daarna voortvarend opgepakt. En ook Nictiz is blijven werken aan richtlijnen en standaarden voor de veilige gestructureerde uitwisseling van zorgdata.
Helaas gooide de Covid-pandemie roet in het eten. De sector had het te druk met het uitvoeren van hun primaire zorgtaak. De deadlines van ict-projecten zijn minimaal met een jaar verschoven.’ Maar ondanks de uitstelregelingen ziet Van Dijk de MedMij-initiatieven met de verschillende VIPP-trajecten toch voortgang boeken bij de ontsluiting van zorgdata richting de burgers.
Volgens hem zijn er flinke technisch stappen gezet. ‘Nu komen we in een fase waarin we vanuit de bewezen technische standaarden eindelijk eens samen moeten gaan werken aan duurzame oplossingen.’ Van Dijk wijst daarbij naar de manier waarop de telecomsector zich via de acceptatie van richtlijnen en controle daarop door een neutrale toezichthouder tot een belangrijke en betrouwbare bedrijfstak heeft weten te ontwikkelen.
Technologie van derden
KPN Health ontstond vijftien jaar geleden. Simon Hoogvliet, bij de health-tak verantwoordelijk voor de strategie en ontwikkeling van nieuwe diensten, vertelt dat de tak sinds de oprichting voor zichzelf een coördinerende rol op de versnipperde zorgmarkt ziet. ‘KPN leverde aan de meeste zorgpartijen al infrastructurele diensten. Vanuit ons bedrijfsmodel willen we daarin op langere termijn investeren en diensten en technologie van derden toevoegen. Gezamenlijk experimenteren en leren we. Zo namen we in 2008 met Menzis en Meavita het initiatief voor een proefproject, aangeduid als Koala. Telecomfunctionaliteit werd ingezet bij het op afstand meekijken bij en door ouderen in hun thuisomgeving als logisch alternatief voor de thuiszorg.’
Volgens Hoogvliet zit in het in het dna van KPN om met andere marktpartijen samen te werken aan interoperabiliteit. ‘Je kunt probleemloos spraakverkeer afhandelen via verschillende netwerken van uiteenlopende telecomproviders. We maken onderling afspraken over afrekening, zodat we op een veilige manier elkaars netwerken gebruiken. We gooien de boodschap niet klakkeloos op internet, maar zorgen dat de datapakketjes netjes van A naar B gaan zonder dat we ons met de inhoud bezighouden. We hebben geen boodschap aan de boodschap. We opereren als concurrenten op een speelveld met een gezamenlijke infrastructuur, gebaseerd op open standaarden.’
‘Aan het spel mogen partijen alleen meedoen wanneer ze zich houden aan de afspraken’, vervolgt Hoogvliet. ‘En we hebben een neutrale toezichthouder die dat af kan dwingen. Afspraken over open api’s zijn randvoorwaardelijk; de zorg kan niet afwachten totdat applicatiepartijen ze vanuit hun eigen positie afdwingen. KPN Health wil investeren in zorginfrastructuur voor de langere termijn. Daaraan voegen grote en kleine partijen vanuit hun bedrijfsmodel waarde toe en maken daarmee de zorg wendbaar.’
Itzos
Itzos werkt net als destijds CSC intensief samen met het Amerikaanse InterSystems, dat wereldwijd softwaretechnologie levert voor het bouwen van zorgsystemen of het maken van koppelingen tussen zorgapplicaties van verschillende leveranciers. Health Exchange, de platformdienst van KPN waarmee zorgdata zich uit verschillende systemen laten uitwisselen, is gebaseerd op dezelfde techniek. Met de voorloper daarvan (Information Exchange) implementeerde Itzos het uitwisselingsmechanisme bij de Sint Maartens-kliniek in Nijmegen.
Volgens Van Dijk is de technologie zo succesvol binnen een complex en gevarieerd applicatielandschap, omdat het uitgaat van een strikte scheiding tussen de data en processen. De open structuur van de software staat toe om alle mogelijke dataformaten bij elkaar te brengen zonder dat dit ten koste gaat van dataverlies of prestatievermindering. Met de kennis, technologie én de expertise in huis voor het realiseren van de koppelvlakken, gaat KPN Health templates maken voor diverse zorgdisciplines zoals ouderenzorg of ggz.
Op die manier zijn ook vanuit hun bedrijfsmodel brondata vanuit epd en ecd gemakkelijker te ontsluiten en op te nemen in gedigitaliseerde werkprocessen volgens de Nictiz-richtlijnen zoals e-overdracht. Hierdoor gaan verschillende zorgverleners actief met één patiënt over dezelfde complete set data beschikken onder waarborg van privacy, toestemming en veiligheid. Ook een arts, geraadpleegd voor een second opinion, ontvangt met één druk op de knop die data.
Onderhoudsproblematiek
‘Als iedere instelling op zijn eigen manier koppelingen gaat bouwen naar bronsystemen, gaan ze vastlopen in onderhoudsproblematiek’, zegt KPN’er Hoogvliet. Volgens hem is er te weinig expertise, terwijl de subsidie stopt op het moment dat je verder wilt innoveren. ‘Ons zorgstelsel zit met een acuut probleem van te weinig menskracht en gebrek aan financiële middelen. Wij maken de oplossing voor data uitwisseling met de belangrijke bronsystemen generiek, zodat elke instelling, groot of klein, die functionaliteit kan gebruiken zonder er zwaar in te moeten investeren.’
Bestaande toepassingen behoef je dan niet te vervangen, aldus Hoogvliet. ‘Je kunt de applicatie laag wel flexibeler maken, bijvoorbeeld door het toevoegen van functiegerichte apps voor ouderenzorg of voor de thuiszorg, gescheiden van data laag en infrastructuur. Binnen de zorg moet een andere discussie gaan ontstaan: wie gaat wat doen en hoe voorkomen we dat we vastlopen in menskracht en financiële middelen.’
Dat KPN als stabiele infrastructurele factor prima kan functioneren in een complexe omgeving met soms conflicterende belangen, illustreert de health-strateeg aan de hand van een proefproject in Amsterdam met 4G/5G-dataverbindingen met ambulances. De dienst moest onder alle omstandigheden bruikbaar zijn en voldoen aan strenge veiligheidseisen. In het proces diende informatie uit de ambulance tijdens de rit realtime beschikbaar te zijn op de spoedeisende hulp. De proef toonde aan dat het ambulancepersoneel efficiënter kon werken en dat de medewerkers op de eerste hulp sneller en beter waren geïnformeerd over de toestand van de binnengebrachte patiënten.