Op 25 april 1986 is het .nl Top Level domein als een van de eerste country code Top Level domeinen aan een buitenlandse instantie gedelegeerd. In gewoon Nederlands: puntNL bestaat 20 jaar. Als we spreken met de grondlegger van het Nederlandse internet, Piet Beertema, en de huidige directeur van SIDN, Roelof Meijer, blijkt dat die twee decennia stormachtig zijn verlopen: “Er is heel wat strijd geleverd.”
De eerste Nederlandse domeinnaam was het nuchtere CWI.nl. Dat had moeilijk een andere kunnen zijn, want het beheer van het eerste niet-Amerikaanse Top Level domein was gedelegeerd aan het Nederlands Centrum voor Wiskunde en Informatica. Nog nauwkeuriger: Piet Beertema nam het beheer van de .nl-domeinen volledig op zich en deed dat eigenhandig totdat het SIDN hem bijna elf jaar later van zijn inmiddels nagenoeg onmogelijke taak verloste. Dat Beertema nog steeds trots is aan de wieg te hebben gestaan van het eerste country code Top Level domein, blijkt wel uit zijn site: Godfatherof.nl. Beertema: “Het is leuk als de grondlegger van het Nederlandse systeem te worden gezien en ik beschouw het ook als mijn baby. Eigenlijk begon alles in 1974. Toen waren er nog maar een paar mensen in Europa met Unix bezig, dat ook al een heel klein stukje communicatie bevatte. Het leek me leuk om daar eens wat mee te experimenteren, maar ik had het veel te druk om er een programma voor te schrijven. Pas op een congres van 1980 in Parijs heeft een aantal Unix-experts de koppen bij elkaar gestoken. Dat was de geboorte ven EUnet, dat in het begin zes of zeven computers met elkaar verbond. CWI had de functie van centrale.”
Beertema ziet echter in 1986 een probleem opduiken: het UUCB-protocol waarmee gewerkt werd, vereiste dat elke pc een eigen unieke naam had. Er stonden maar zeven karakters ter beschikking, erg krap voor de 20.000 computers die EUnet op dat moment bevatte. Beertema: “We hadden al een verbinding met Amerika, maar wisten ook dat Arpanet of internet de standaard ging worden. Zij gebruikten het domeinnamensysteem, dat 64 karakters kon bevatten. Omdat we wel voorzagen dat we daarop gingen aansluiten, namen we de systematiek over. In twee weken was het geregeld. Maar let wel, in 1986 was EUnet nog steeds een Unix-systeem dat niet was aangesloten op internet; dat kwam pas in november 1988. De code .nl is dus ouder dan het Nederlandse internet.”
De eerste stapjes van het Nederlandse net
Piet Beertema nam daarop de registratie van de eerste Nederlandse domeinnamen zelf ter hand. In het begin geen grote klus, want de eerste twee jaar werden er ongeveer 80 domeinnamen vastgelegd. Beertema had een klein setje met regels vastgesteld ter grootte van ongeveer een half A4’tje. De kern daarvan was duidelijk: generieke namen mochten niet, de naam moest overeenkomen met een Kamer van Koophandel-inschrijving en elk bedrijf mocht maar één naam vastleggen. “Dat leidde in enkele gevallen tot conflicten, bijvoorbeeld met Centraal Beheer en de Rabobank, die meerdere domeinnamen wilden”, legt Beertema uit. “Ook Philips Eindhoven en Philips Apeldoorn wilden hun eigen site. Dan zei ik dat ze dat maar op hun eigen hoofdkantoor moesten regelen. Meestal was dat voldoende.”
Beertema zag een domeinnaam als een puur technische handeling, als een manier om ip’s te adresseren, en zeker niet als een imagogevoelig product waar een grote vraag naar zou ontstaan. “Pas toen het World Wide Web ontstond en de hype ontstond dat je er grof geld kon verdienen werd dat radicaal anders. In 1997 klopte ik zevenhonderd registraties per maand in – nee, niet in een schriftje zoals veel journalisten beweren – en was het vaak nachtwerk. Ik had simpelweg geen tijd om het te automatiseren.”
De explosie aan Nederlandse domeinnamen is het bewijs dat Beertema in een vroeg stadium heeft gezien dat internet, TCP en het country code domeinensysteem de toekomst hadden. Hij staat echter heel ambivalent tegenover de oorzaak van die groei, de commercialisering van internet. “Ik ben wars van de alomtegenwoordige commercie, ik ben een idealist die het doet voor het plezier. Ik vind het dus ook niet prettig om te zien dat Usenet een soort straatnetwerk is geworden, waar men niet zo vriendelijk meer is als in het begin. Aan de andere kant zie ik ook wel dat het een maatschappelijke functie heeft. Het is schitterend om te zien hoe scholieren via het web allerlei informatie opzoeken. Daarom heb ik er wel vrede mee.”
Het liberale beleid van SIDN
Roelof Meijer van Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (SIDN) ziet het probleem van Beertema wel, maar kent niet dezelfde aarzelingen.
In 1995 gaf Beertema door middel van een e-mail aan providers aan dat het beheer van de Nederlandse domeinnamen niet langer een éénpersoonsklus kon zijn en een jaar later was de stichting een feit. Meijer: “Vanaf het begin van SIDN heeft het aantal .nl-domeinen een hoge vlucht genomen. In de eerste tien jaar waren er ongeveer tienduizend Nederlandse domeinen vastgelegd. Dat is geen wereldschokkend aantal als je het vergelijkt met de 1,9 miljoen die we nu beheren. Daarmee staan we in de top van de wereld, nu nog op een riante derde plaats. Dat komt onder andere doordat SIDN er een liberaal beleid op nahoudt. Alles kan bij ons geregistreerd worden, dat is volledig geautomatiseerd. Iedereen die van mening is dat een bepaalde domeinnaam in strijd is met de openbare orde of goede zeden kan een klacht indienen bij het College voor Klachten en Beroep, maar het vastleggen is snel gebeurd. We zullen, met de opkomst van landen als China, wel langzaam uit die shortlist verdwijnen.”
Toppositie of niet, het belang van de Nederlandse domeinstructuur is zelfs de overheid duidelijk. Vorig jaar heeft SIDN afspraken gemaakt (via een ‘letter of content’, er is geen sprake van een overeenkomst in juridische zin) met het ministerie van Economische Zaken. Dat wijst de kleurrijke verzameling van SIDN aan als een belangrijke dienstverlening en infrastructuur die met waarborgen omgeven moet worden. Beertema vindt dat eigenlijk maar onzin: “Ik neem het ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Justitie niet serieus. Ze zien spoken. Ze maken zich erg druk over de vraag wat er gebeurt als een nameserver down gaat. Het is drukte om niks. Als een routeserver het begeeft heb je een wereldwijd probleem en dat is heel wat waarschijnlijker.” Meijer geeft aan dat er met de komst van het nieuwe systeem een complete mirror wordt gedraaid en dat SIDN veel tijd besteedt aan de beveiliging. Toch ziet hij de zorg van de overheid als rationeel: “Het economisch en maatschappelijk belang van de .nl-zone is erg groot en ik kan me voorstellen dat de overheid kritisch kijkt naar de manier waarop alles wordt georganiseerd. Als directeur van een bedrijf heb ik natuurlijk het liefst dat er zo min mogelijk instanties zich met de bedrijfsvoering bemoeien, maar ik begrijp de aandacht van de ministeries wel. In andere landen heeft de overheid zelf het beheer over de nationale domeinnamen gevoerd en soms met desastreuze resultaten. Hier houdt ze toezicht op de branche die het allemaal zelf regelt. Maar dan wil je, net als bij elektriciteit, weten wat er bijvoorbeeld met de domeinnamen gebeurt als SIDN failliet zou gaan. Die balans van zelfregulering en toezicht, dat doen we in Nederland heel goed.”
In de geschiedenis van het .nl-domein was niet alles een succes. Beertema kan zich de persoonsdomeinnamen herinneren, een plan van SIDN om particulieren de kans te geven een domein als janjansen.123.nl vast te leggen. Het werd geen succes. Beertema: “Het was een aardige truc; in theorie zou een persoon ook het domein mercedes.100.nl kunnen vastleggen zonder problemen met Mercedes te krijgen. Dat argument werd door juristen echter al snel onderuitgehaald. Bovendien weigerden providers als XS4all de persoonsdomeinnaam ineens te promoten, terwijl ze er eerder wel om hadden gevraagd. Maar goed, de consument vond het adres sowieso niet echt ‘mooi’.” Meijer zag het voordeel van de persoonsdomeinnaam voornamelijk in de ‘opt-out Whois’. De houdergegevens staan dan niet online genoteerd en dat kan voor de privacy van particulieren een voordeel zijn. Die Whois-lijsten houden sowieso af en toe de gemoederen flink bezig en zelfs het College Bescherming Persoonsgegevens heeft wel eens informeel contact opgenomen. De internetgemeenschap vindt in meerderheid nog steeds dat het juist waarborgt tegen bijvoorbeeld misbruik, inbreuk op merkrecht, spam of schadelijke content. Vandaar dat het weglaten daarvan maar in uitzonderingsgevallen wordt toegestaan. Maar goed, we hebben nog maar 470 van die persoonsdomeinnamen.”
Detoekomst.nl
“Nee, ik geloof niet dat de Nederlandse overheid het Nederlandse Top Level domein als een monument ziet, als cultuurgoed dat bewaard dient te worden”. Meijer ziet de veranderingen van de afgelopen twintig jaar aan zich voorbij trekken en gaat niet uit van stilstand: “Tien jaar geleden was men meer overtuigd van de waarde van .com. Nu is .nl een sterk merk op zichzelf geworden, een media-uiting. Vrijwel elke radioreclame eindigt ermee. Er worden in Nederland, doordat SIDN veel toestaat, ook prachtige en unieke domeinnamen verzonnen; zoals het gebruik van de zinnetjes (‘daarkunjemeethuiskomen.nl’). Dit is een ontwikkeling die wij nooit hadden voorzien en die in veel landen ook niet mogelijk is.”
Grondlegger Beertema ziet de toekomst van het Nederlandse net ook zonnig in. Hij gokt dat het maximaal aantal domeinnamen over tien jaar wel bereikt zal zijn, tussen de drie en vier miljoen: “.nl heeft een hoge status gekregen, dus de groei zal nog wel even doorgaan. Daar kan het nieuwe .eu-domein echt niks aan doen. Dat wordt even een hype, maar dat zakt wel weer in.” Meijer ziet het in termen van concurrentie: “Het is goed dat we er in .eu een geduchte tegenspeler bij hebben gekregen. Ze zijn goed georganiseerd en ik vind het knap dat ze de eerste dag bijna een miljoen domeinen hebben geregistreerd. Dat houdt ons als instelling scherp. Voor .nl vormt het zoals het er nu uitziet geen gevaar, dat is complementair. Onderzoek geeft aan dat de meeste Nederlandse houders van een .eu-domein ook over een of meerdere .nl domeinen beschikken.
Zoekmachines
Als het gaat om de toekomst van het .nl-domein zegt Meijer: “Een domeinnaam is natuurlijk in technisch opzicht een vertaling van een ip-adres, maar de URL heeft ook een waarde op zichzelf. Dat kan door de komst van betere zoekmachines wel veranderen. Nu zie je ook al in de resultaten van Google dat er hele lange adressen veel hits krijgen. Misschien neemt daardoor de waarde van een goede domeinnaam op den duur wel af. Bovendien is een country code natuurlijk ook een beetje een anachronisme. Internet speelt immers een belangrijke rol in een steeds kleiner wordende wereld.”
Toch denkt Meijer toch dat SIDN over tien jaar acht miljoen inschrijvingen zal hebben, voornamelijk omdat hij verwacht dat de interesse van de particulier nog flink zal groeien. Er zijn nog maar 200.000 particulieren die een domeinnaam hebben vastgelegd en de markt is groot: “Ik heb zelf de namen van mijn kinderen vastgelegd, in het geval ze later wat met dat domein willen doen. Je zou zelfs schertsend kunnen zeggen dat dat tegenwoordig bij het takenpakket van een ouder hoort. Natuurlijk heb ik ook geprobeerd roelofmeijer.nl te registreren, maar een musicus met dezelfde naam was me al voor.” n
Verhuizing.nl
“SIDN heeft mij gemeld dat er in het jaar 2005 737 onterechte verhuizingen plaatsvonden die allen met succes op verzoek van de houder door SIDN zijn teruggedraaid. Op het totaal van 125.515 verhuizingen is dit minder dan 0,6 procent, op een totaal van (anno 2005) meer dan 1,5 miljoen domeinnamen is dit een klein aantal. SIDN heeft me verder verzekerd dat de huidige verhuizingprocedure verbeterd wordt.” Dat schrijft minister Laurens-Jan Brinkhorst van Economische Zaken een week voor het jubileum in een brief aan de Tweede Kamer. Hij reageerde daarmee op een artikel in de Volkskrant – ‘Verhuisbericht als digitale verdwijntruc’ – waarin gesuggereerd werd dat een .nl-domein gemakkelijk gekaapt kon worden. Volgens de minister zijn ‘de consequenties van onterechte verhuizingen voor houders weliswaar lastig, maar de houder loopt geen noemenswaardig risico zijn domeinnaam kwijt te raken.